Yoyo’s verhaal over synchroniciteit in mei/juni-nummer van ‘The Optimist’

The Optimist (voorheen Ode) plaatste in het  themanummer van mei/juni 2019 over synchroniciteit dit verhaal (‘Pelgrim’) uit Yoyo’s boek ‘Bloeien in de Bagger (https://www.yoyo.nl/bloeien/). 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het is 2001. Twee jaar geleden ben ik vanuit mijn huis begonnen met een kleine school voor levenskunst, waarin ik al mijn kennis en ervaring (die inmiddels is uitgebreid met emotionele integratie, energiewerk en mindshifting) heb gebundeld tot een programma voor bewustwording, zelfontplooiing en talentontwikkeling. De eerste try-outs zijn afgerond, de groepen beginnen te lopen, een paar enthousiaste vrijwilligers dienen zich aan en ik investeer alle inkomsten in het opknappen en mooi maken van de plek.

Vlak voor de zomervakantie krijg ik een telefoontje van mijn boekhouder, die mij erop attent maakt dat ik met die investeringen wat te voortvarend ben geweest. En ik heb geen rekening gehouden met het feit dat er in de zomermaanden vrijwel geen inkomsten zullen zijn, terwijl de overheadkosten gewoon doorgaan.

Kortom: hij verwacht dat wij het herfstseizoen zullen beginnen met een tekort van zo’n Hfl. 16.000. Ik ben met stomheid geslagen.

Op het moment dat ik dit bericht krijg, sta ik op het punt om een sessie te beginnen met een cliënte uit Schiedam, die al geruime tijd maandelijks therapeutische massages komt halen: een ex-non van bijna 80, die mij had gezien in een TV-programma met Maarten Spanjer over aanraking en zich toen realiseerde dat zij haar hele leven nog nooit liefdevol was aangeraakt.

Ik vraag haar om even in de behandelkamer te wachten. Ik moet eerst mijn hart luchten bij een goede vriendin voordat ik haar een behandeling kan geven.

Als zij na de sessie weer naar huis is dringt de rampzaligheid van de financiële situatie langzaam tot mij door. Gaan we na twee jaar al failliet? Was het toch maar een droom? Hoe krijg ik dat gat van zestienduizend gulden gedicht? Er is geen bank die fiducie heeft in een fragiel project als dit. En rijke vrienden van wie ik kan lenen heb ik ook niet.

Ik trek de telefoonstekkers en de deurbel eruit, en duik mijn bed in. Daar huil ik mijzelf in slaap. Twee dagen ben ik ten prooi aan zelfverwijt, machteloze woede en wanhoop. Dan geef ik het op. Ik weet gewoon niet hoe het verder moet.

De derde dag sta ik op en neem een douche. Ik plug de telefoonstekkers en de deurbel er weer in. Er staat in ieder geval nog geen deurwaarder op de stoep.

Ik besluit te beginnen met mijn kantoor maar eens op te ruimen. Daarna zien we wel verder.

Dan gaat de telefoon. Het is mijn cliënte uit Schiedam. Of ze vandaag nog even naar Arnhem kan komen. Wat is er aan de hand? We hebben pas een afspraak voor volgende maand. Is er iets misgegaan in onze sessie van een paar dagen geleden? Kan ze het niet door de telefoon zeggen? Nee, ze moet mij onder vier ogen spreken.

Als ze een paar uur later aankomt, gaan we naar de behandelkamer. Daar opent ze haar handtas en pakt er een grote enveloppe uit die ze mij overhandigt. ‘Wil je dit aanvaarden als een gift voor jouw school? Geheel vrijblijvend.”

In de enveloppe zit 16.000 gulden aan contanten.

Mijn mond valt open. “Hoe… wat…?”
“Ik ving iets op van jouw telefoontje met je vriendin over dat tekort. Ik heb dit geld thuis in de kast liggen want ik heb weinig nodig en ik heb altijd gespaard. Als ik dood ga krijgt mijn broer het, en die zit er warmpjes bij, dus ik geef het liever aan jou want ik vind dat jouw werk moet doorgaan.”

‘Pelgrim’, zoals ze zichzelf noemde, is later in Arnhem komen wonen en was een geziene gast in de school. Een paar keer deed zij mee met een workshop of een buitenlandse retraite. Op haar speciale verzoek hebben we haar (zij was toen 82) seksuele voorlichting gegeven en leren masturberen.

Toen zij ging dementeren vonden we een klein, vriendelijk verpleeghuis voor haar in de buurt. Af en toe haalden wij haar op of namen haar mee uit.

Kort voor zij stierf bezocht ik haar op haar kamer. Ze was helder. ‘Ga eens zitten, Yoyo, ik moet je wat belangrijks vertellen”. Plechtig legde zij haar handen op mijn schouders en zei: ‘Ik heb 40 jaar in het klooster gezeten en geleidelijk aan ben ik daar God kwijtgeraakt. Dankzij jou heb ik Hem weer teruggevonden. En ik ben nu klaar om terug te keren naar mijn Schepper”. Toen zij in coma raakte hebben we met een paar vrienden haar lievelingsliedjes en -psalmen voor haar gezongen. Een dag later is zij vredig ingeslapen.

De school voor levenskunst is doorgegaan zonder verdere financiële calamiteiten en heeft zich ontwikkeld tot een intieme plek waar mensen avontuurlijke ontdekkingsreizen ondernemen om tot zichzelf komen.

En wat mij betreft ga ik door met ‘gelegenheid geven’ totdat het tijd is om andere dimensies te verkennen…

Yoyo

 

2 antwoorden

Reacties zijn gesloten.