2015 jan-april Buthan/Thailand/Cambodja
HOE HET OP MIJN PAD KWAM
Eind oktober vorig jaar werd ik door Rieki Crins van de Learning Exchange Foundation uitgenodigd om als vrijwilligster een maand naar Bhutan te gaan (waar zij al ruim 20 jaar komt) om in het Tashi Namgay Resort in Paro een aantal meisjes die daar in de Spa (gaan) werken een massagetraining te geven.
Zij had mij tien jaar geleden meegemaakt toen ik met een aantal Flowering leerlingen Time-Out Touch stoelmassages gaf tijdens de Triple Bottomline Investment Conference in de Beurs van Berlage, georganiseerd door haar echtgenoot Robert Rubinstein. En zij dacht dat dit echt iets voor mij zou kunnen zijn.
Toevallig had ik net besloten om een deel van de winter weer in het Verre Oosten door te brengen, dus ik hoefde niet lang na te denken.
Hieronder een verslag van mijn wederwaardigheden in Bhutan, Cambodja en Thailand, van 26 januari tot 2 april 2015.
ZATERDAG 24 JANUARI, DAG 1
Gaan we of gaan we niet?
Als ik wakker word en de gordijnen openschuif ligt er een dik pak sneeuw. De eerste van dit jaar. En het sneeuwt nog steeds. De tuin is een wonderwitte sprookjeswereld.
Wintertuin
Dan dringt het tot me door dat dit wel eens invloed kan hebben op het treinverkeer. Vanavond om zeven uur moet ik op Schiphol zijn voor de reis naar Bangkok, vanwaar ik de volgende dag doorreis naar Bhutan.
Samuel nog in engelenslaap
Frouke en Samuel, haar zoontje van anderhalf, die tijdens mijn afwezigheid in mijn huis zullen wonen en eergisteren aankwamen uit Frankrijk, zijn al wakker, evenals Sean, die hier de afgelopen vijf dagen heeft gelogeerd met zijn14-jarige zoon Ruairy. Frouke vraagt of ik een slee heb, want zij verheugt zich op de eerste winterpret met Samuel. Nee, die heb ik dus helaas niet.
Sean en Samuel
Ik kijk op het internet en zie dat in Nederland het hele treinverkeer ontwricht is. En dat er wegens werkzaamheden geen treinverkeer is tussen Amsterdam Zuid en Schiphol. Een lichte paniek maakt zich van mij meester.
Gelukkig komt Willem om half elf op de koffie: geen probleem, als er vanmiddag geen treinen rijden brengt hij me naar Schiphol. Even later belt Sangito op: ook hij wil me wel wegbrengen als het nodig is.
Hè, nu kan ik rustig even koffie drinken met Willem en Arati, die intussen ook is gearriveerd. Zij gaan straks samen naar een Tantra workshop in Gendt, begeleid door een vrouw die veel mensen enthousiast (heeft ge)maakt voor hun Aum-meditaties. Sean vertrekt naar de computerwinkel waar zijn zoon de afgelopen dagen stage heeft gelopen voor 3D-printing en bezig,is met een laatste experiment voordat ze na de lunch terug rijden naar Zuid-Frankrijk.
Frouke mengt zich in de koffieconversatie met een kopje thee. En zo wordt het alweer gezellig: gisterenavond hadden we een afscheidsdronk met de intimi ‘van om de hoek’, waarna Sean en ik nog naar het Filmhuis zijn geweest voor ‘The Imitation Game’.
Ik houd een schuin oog op de klok, want ik moet nog pakken en de laatste items wegwerken van de indrukwekkende count-downlijst waar ik de afgelopen twee weken – sinds ik het groene licht kreeg uit Bhutan – gestaag mee bezig ben geweest. Het is een heel bijzondere vorm van ‘klaarkomen’, het toewerken naar zo’n climax vlak voordat ik alles loslaat wanneer ik vertrek naar verre oorden. Een soort kleine dood, zoals de Fransen zeggen: ‘Partir c’est mourir un peu’.
Als rond half één Willem en Arati weg zijn voel ik dat ik toch echt moet beginnen met pakken. Henk brengt mij om vijf uur naar Arnhem Centraal. De bagagelijst is al klaar, dus die hoef ik alleen nog maar systematisch na te lopen. Het verzamelen van alle spullen neemt meer tijd dan ik dacht. Sean en zijn zoon komen terug van de stad en nemen afscheid. De dooi is ingevallen (het treinverkeer komt weer op gang!) en ze verwachten – met hun four-wheel drive – niet veel problemen onderweg.
Ik moet Frouke nog wat dingen uitleggen, zoals hoe de TV in mijn slaapkamer werkt – en het achterlicht van mijn fiets.
Sangito arriveert en is de laatste uurtjes in alle rust vliegende keep voor wat er nog gedaan moet worden. Heerlijk, dat had ik net nodig!
Op het allerlaatst ontdek ik dat van mijn gloednieuwe bril een van de ‘neusvleugeltjes’ los op mijn nachtkastje ligt: er is een schroefje uitgevallen. Dus als de koffers eindelijk gepakt zijn spring ik op de fiets naar Pearle Optiek. Ai…! De winkel blijkt door omstandigheden dicht te zijn. Dan maar naar Reinsdorf Optiek, de concurrent aan de overkant. Ik heb mazzel. De vriendelijke man heeft het benodigde schroefje, zet het er stevig in en berekent niets (ik had mijn portemonnee niet bij me).
We gaan!
Henk is op tijd. De trein is op tijd en vertrekt met slechts vier minuten vertraging. Ik gebruik één van mijn vrij reizen tickets en zit gerieflijk in de eerste klas. Onderweg heb ik een interessant gesprek met een Surinaamse jongeman die voor zijn werk (sales en marketing van gerecyceld rubber op weg is naar Buenes Aires en Rio de Janeiro. Hij helpt met mijn koffers voor het overstappen in Amsterdam Centraal en op Schiphol nemen we hartelijk afscheid.
Daar heb ik alle tijd, dus bij LaPlace, dat de plek van mijn vertrouwde Délifrance heeft overgenomen, ga ik mij te buiten aan een heerlijke champignonwok met een rood wijntje. En
Bij het inchecken blijkt dat ik eigelijk ook een Thais visum nodig heb, omdat ik één nacht in Bangkok slaap. Oeps. Maar gelukkig weet de mevrouw achter de balie een kostenloze work-around die met één extra formulier is geregeld. Ik krijg een raamplaats. Fijn om een lekker holletje te maken met mijn dierbare kussen.
Op weg naar de gate neem ik ook maar een Baileys.
In de lucht
De 10,5 uur durende reis naar Bangkok verloopt voorspoedig. Naast mij zit Pen, een Thaise vrouw die als jong meisje naar Nederland kwam. Haar zoon, die in Thailand woont, heeft ze al zes jaar niet meer gezien. Maar nu is haar moeder overleden en is ze – net te laat om haar nog levend te zien – op weg naar haar geboorteland. Af en toe moet ze huilen, maar naast haar zit Michael, een vaderlijke figuur, type getapte jongen, die haar troost, haar hand vasthoudt en haar af en toe aan het lachen maakt. Aan de andere kant van het gangpad zit zijn stoïcijnse Indonesische vrouw. Hij gaat er prat op dat hij haar al 22 jaar trouw is.
Tussen de bedrijven door drijf ik af en toe weg in Morpheus’ armen en kijk ik naar een film: The Pursuit of Happiness. Ik volg het advies op van mijn logé Sean – die veel heeft gevlogen en dus een jetlag-specialist is: in overleg met de stewardess krijg ik mijn maaltijden op de tijdstippen dat ze in Bangkok (de plaats van bestemming) eten en ik zet mijn smartphone alvast negen uur later: de lokale tijd daar. Als de andere passagiers slapen maakt mijn wekkertje mij wakker en kijk ik weer naar een film of lees wat. Tot ik het echt niet meer trek en mijn ogen weer even dicht vallen.
ZONDAG 25 JANUARI
Overnachten in Bangkok
In Bangkok duurt het even voordat ik in de lange rijen afhalers mijn naam zie voor The Cottage Hotel.
De afhalers – urenlang wachten…
En dan is het nog een half uur wachten tot het hotelbusje mij komt ophalen en in nog geen tien minuten naar het hotel brengt.
Wachten…
Maar wat een mazzel: mijn schriftelijke verzoek om een kamer dichtbij het zwembad wordt ingewilligd: de vriendelijke receptioniste Yo (‘Aangenaam, zeg maar Yoyo’. :-)) heeft er net nog één! Na een lekkere warme douche plons ik in de frisse koelte van het verlaten zwembad (buiten is het 30 graden) om mijn verstijfde lijf weer even wat beweging te geven.
Zwembad van The Cottage Bangkok in de namiddag
Als ik vervolgens besluit om alvast aan mijn blog te beginnen ontdek ik tot mijn verbijstering dat mijn laptop niet in mijn cabinekoffertje zit. Een golf van paniek slaat door me heen als ik besef dat ik hem – in zijn donkerbruine fluwelen hoesje – in het vliegtuig op de vloer onder de stoel vóór me heb laten liggen. Mijn hele ‘kantoor’ en al het lesmateriaal dat ik wilde gebruiken voor de massageles staan daarop. Rampscenario’s schieten door mijn hoofd en krampen door mijn lijf.
Yo van de receptie begint meteen naar de luchthaven Suvarnabhumi en de Taiwanese vliegmaatschappij Eva te bellen, tussen het helpen van de gasten door. Als ze na een half uur nog geen gehoor heeft gekregen besluit ik terug te gaan naar de airport. Het is intussen half zeven en donker en vanwege de spits doet de hoteltaxi er nu ruim twintig minuten over.
Op de gigantische luchthaven (Bangkok telt 20 miljoen inwoners) word ik van hot naar her en van boven naar beneden gestuurd, totdat duidelijk wordt dat ik toch echt bij het kleine kantoortje van Eva Airlines moet zijn op de bovenste (5e) verdieping. Daar blijkt de luxaflex naar beneden te zijn en er zit een bericht op het raam dat ze op zondag vanaf 17.00 uur sluiten en maandag om 9.00 uur weer open zijn. Tja… Mijn vliegtuig naar Bhutan vertrekt maandag (morgen) om 6.30…
Ik ga eerst maar eens naar de verdieping waar ze eten en drinken verkopen. Bij een Thaise wok bestel ik een groentesoep en een Chang bier. Dat helpt om weer wat tot rust te komen.
Dan ga ik toch nog weer even naar boven naar de inlichtingenbalie om te vragen of ik morgen misschien een vlucht later naar Bhutan kan vertrekken. Daar blijkt dat ook de Bhutanese helpdesk al dicht is. Wel weten ze me te vertellen dat er maar één vlucht per dag van Bangkok naar Paro gaat.
Ik geef het op.
De airporttaxi die mij weer naar het hotel brengt rekent het viervoudige van wat het hotelvervoer kostte. Maar de jongen van de receptie die ik er bij aankomst bij roep weet het bedrag terug te brengen tot het tweevoudige.
Na hem en Yo bedankt te hebben voor hun hulp neem ik nog een fabrieksijsje in het (lege) restaurant en zak vervolgens uitgeput in mijn bed.
Het is kwart over elf. Om half vier zullen ze me wakker maken.
MAANDAG 26 JANUARI
Om 02.00 uur schrik ik wakker uit verwarde angstdromen, met krampen in mijn zonnevlecht en buik. Die gaan niet weg, hoe ik ook adem, heen en weer woel en mezelf toespreek. Om half drie ga ik dus maar rechtop zitten en begin aan mijn blog. Langzaam ebben de krampen weg. Tegen half vier neem ik een douche en pak in alle rust mijn half uitgepakte koffers weer in.
Klokslag vier uur rijden we weer naar het vliegveld. De straten en snelwegen zijn nu verlaten, dus we zijn er in zeven minuten. Er staan lange rijen voor de incheckbalies, dus ik begin al opschuivend maar eens aan het boek over Bhutan van Rieki Crins (de aanstichtster van dit avontuur): ‘Meeting the other’.
Ons vliegtuig vertrekt mooi op tijd. We blijken nog een tussenlanding te hebben in Calcutta (laat ik nou altijd gedacht hebben dat dat in Latijns Amerika lag!),
waar we in tweeëneenhalf uur naartoe vliegen. Daarna doen we er nog 45 minuten over naar Paro, waar het weer een uur vroeger is.
Ik heb een hele lege rij voorin (er zijn betrekkelijk weinig passagiers; na Calcutta tel ik er nog maar 45) en verdeel (heerlijk in mijn kussen genesteld) mijn tijd tussen mijn blog, soezen en het boek van Rieki. Pas als ik bergmassieven zie met heel in de verte besneeuwde toppen gaat mijn aandacht weer naar buiten.
Nog even is het spannend als we krapjes tussen de massieven door naar het vliegveld (volgens zeggen het gevaarlijkste ter wereld) zigzaggen, maar dan landen we exact om kwart voor tien met scheurende remmen toch veilig op vliegveldje van Paro.
Mr. Mahendra Sharma, de manager die zich over mij ontfermt tijdens de afwezigheid van Jigme Karma, de eigenaar van het Tashi Namgay Resort – die net vanochtend voor veertien dagen naar Maleisië is vertrokken – ontvangt mij hartelijk.
Mahendra Sharma, General Manager, 30 jaar
We hebben meteen een klik en in de loop van de dag krijg ik een aardige indruk van wat ik hier kan betekenen. Niet alleen als massage teacher maar ook als klankbord en wellicht als katalysator voor de interne communicatie.
Het weer is hier heerlijk. Stralende zon en ik schat zo in de loop van de ochtend een graad of 14. Net als in Nederland is het hier winter. De bomen zijn kaal en de bodembegroeiing is dor en bruin. Alleen wat groenblijvende heesters en wat winterjasmijnachtige struiken geven wat kleur.
Veel van de mannen hier dragen kimono-achtige jurken met een gordel, kniehoog, wijd van boven, smal van onderen. Een soort kokerrok). De bovenkant is opgetrokken en bloest rondom over. Die gebruiken ze als ‘de grootste jaszak ter wereld’. Eronder dragen ze zwarte kniekousen. Het doet een beetje Schots aan.
In zo’n twintig minuten rijden we naar de andere kant van het riviertje waaraan Tashi Namgay gelegen is. Het water staat laag waardoor veel van de bedding met ronde gladgeslepen keien zichtbaar is.
Ik word met alle égards ontvangen. De staf (45 man/vrouw, met een capaciteit van 125 gasten) is zo op het eerste gezicht heel verlegen en onderdanig. Mahendra zou ze graag wat opener, mondiger en zelfstandiger zien. Hij is hier sinds een half jaar. Voordien zat hij in het management van het prestigieuze 5-sterren Amman hotel (dit resort heeft er drie). Maar doordat hij er voor koos om zijn stervende grootvader drie maanden te verzorgen, raakte hij zijn baan kwijt.
Hij zit vol plannen voor de verdere ontwikkeling en verbetering van dit hotel (dat afhankelijk is van reisorganisaties zoals Tripadvisor) en kampt soms met frustratie en ongeduld vanwege het langzame tempo waarin dat gaat.
Ik krijg een kleine rondleiding op weg naar mijn prachtige kamer met vloerverwarming en uitzicht over de rivier.
Van het resort naar de lobby
De Luxe cottage, met, twee tot tien kamers per huis
De lobby met daarboven het restaurant
Ingang naar ‘mijn’ huis. Drie kamers beneden, drie boven. Ik zit midden onder.
Mijn kamer (1)
Mijn kamer (2)
Mijn kamer (3)
Uitzicht uit mijn kamer over de rivier met daar achter de landingsbaan van Paro Airport en een gastenverblijf in voor flight crews (in aanbouw)
Dankbaar neem ik Mahendra’s voorstel aan om eerst lekker te douchen en een paar uur te gaan slapen. Ik heb twee brede bedden, een bad met stortdouche, vloerverwarming en TV. Na een heerlijke warme douche ben ik binnen no time onder zeil…
Later word ik in de Spa voorgesteld aan de twee meisjes – Tsjewang en Sonam – , die op dit moment als enigen de Spa bevrouwen. Tsjewang sinds en maand, Sonam sinds vijf dagen. O wat zijn ze klein, verlegen en schuchter: “Yes Ma’am’, ‘No Ma’am” – en ze durven mij nauwelijks aan te kijken.
Hun supervisor, die ook les van mij zou krijgen, is om duistere redenen drie dagen geleden vertrokken. En een vierde meisje, dat morgen op proef hier zou beginnen, heeft afgehaakt. De Spa heeft dringend behoefte aan meer masseuses, want alleen kunnen deze twee de kar niet trekken. Weliswaar zijn er dagen waarop er geen enkele massage wordt geboekt, maar dan ineens komen er vier of vijf tegelijk die meteen bediend willen worden. Het schijnt echter moeilijk te zijn om mensen aan te trekken voor dit werk. Voorlopig zal ik het dus met deze twee moeten doen. Dat is wel even een teleurstelling, want ik had op zes gerekend, maar aan de andere kant maakt dat het werk wel zo gemakkelijk.
Sonam geeft mij een heerlijke massage, waardoor ik lekker bijkom van de reis en alvast een indruk krijg van wat ze in huis heeft. Dat is niet mis: ze heeft (net als Tsjewang, met wie ze samen haar opleiding heeft gehad), twee jaar in een vijfsterrenhotel in India gewerkt en wel zes verschillende massagestijlen geleerd en gepraktiseerd.
De Spa, gezien vanaf het hoofdgebouw (lobby en restaurant)
Op weg naar de Spa
Naar de ingang van de Spa
De poort naar de Spa
De Spa
Gebedsmolen naast de deur van de Spa
Spa: drijfschaal met bloesem
Tot slot van deze dag van aankomst dineren Mahendra en ik samen in de eetzaal boven de lobby. Het (yak?-)vlees is oer-taai en sommige gerechten zijn te spicy voor mij (Mahendra verzekert mij dat daar vanaf nu rekening mee zal worden gehouden). Maar de smaak is goed en er is soep vooraf en een toetje na. De Nescafé koffie die we tot slot krijgen geserveerd is inderdaad niet geweldig (gelukkig heb ik op aanraden van Rieki een pak koffie en een filter met zakjes meegenomen :-)).
Mahendra is duidelijk blij om een klankbord te hebben. Hij vertelt over de bouwprojecten (er zijn net vier nieuwe De Luxe cottages met twee tot tien kamers elk gebouwd, die alleen nog ingericht moeten worden; over de plannen voor een bibliotheek bij het water en een ‘strand’ met zitjes aan de oever van de rivier. En deelt zijn zorgen over de bezetting van dit moment: het is laagseizoen en er zijn vandaag maar 52 gasten. Hij vraagt mij om alles aan te geven waarvan ik denk dat het beter of anders kan.
Intussen heb ik wifi en er is een bericht op mijn iPad binnengekomen uit Bangkok: mijn Vaio laptop is gevonden. Hoera! Wanneer ik hem kom ophalen?, vragen ze. Samen met Mahendra stel ik een mailtje op met het verzoek om de laptop per expresse via DHL hierheen te sturen. En nu maar even afwachten.
In mijn kamer mak ik een begin met mijn blog. Rond middernacht ga ik met een zucht van verlichting onder zeil.
DINSDAG 27 JANUARI
Rond half vijf word ik wakker voor een plas. Omdat ik daarna niet meer kan inslapen ga ik maar een potje Wordfeuden en chatten met vriendin Joke en broer Jack. Vervolgens beantwoord ik een paar mailtjes en bekijk alvast de nieuwe 3D anatomie-app.
Als ik weer lig schiet me te binnen dat ik Rieki, mijn intermediair, nog niet heb laten weten dat ik goed ben aangekomen. Toch nog maar even overeind, dus.
Rieki Crins (http://lefoundation.info/crins/crins.html)
Daarna herinner ik mij dat ene Gert een exemplaar van mijn boek heeft besteld. Die schrijf ik ook een berichtje dat ik in Bhutan zit en Sangito vraag ik of hij het op wil sturen.
Vrvolgens doe ik een half uur yoyoyoga: mijn eigen setje van rek- en strekoefeningen.
Dan is het al kwart over acht. Tijd om op te staan: tussen negen en tien ontmoet ik Mahendra tijdens het ontbijt en om tien uur heb ik mijn eerste afspraak met de meisjes. De douche heeft een grote vierkante douchekop en ik geniet van een lekker warm stortbad.
In de grote lege eetzaal (blijkbaar eet iedereen hier op zijn kamer) staan vier bediendes klaar om mij te serveren.
Terwijl Dorjee mijn toast bereidt en een Thinley mijn thee en mango juice ophaalt maak ik een praatje met Sanghe Rinzin (ik neem me voor om alle namen van het personeel te leren) die vlak bij mij achter het buffet mijn scrambled eggs en watermeloen pancakes bakt. Intussen geniet ik alvast van de cornflakes op tafel. De vierde bediende, een ernstige en wat teruggetrokken jongeman, heet Sonam, net als één van mijn leerlingen.
Sonam
Halverwege voegt Mahendra zich bij mij en we praten over de interne communicatie, die praktisch nihil blijkt te zijn. Ik stel voor om een paar workshopjes met de staf te doen, zodat de mensen elkaar leren kennen en beter op elkaar af kunnen stemmen. Dat is moeilijk, omdat iedereen zo druk is en niet van zijn post weg kan. Maar het idee spreekt hem duidelijk aan en hij gaat kijken of hij iets kan regelen in kleine groepjes.
Om kwart over tien ben ik bij de meisjes en ik stel voor om in het prieel aan het water (dat later de bibliotheek gaat worden) samen te zitten en te bekijken wat ik ze zou kunnen leren. Ik begin maar eens met een ontluchtingsoefening van ieder tien minuten. Dat is nieuw en vreemd voor ze en er wordt heel wat gegiecheld. Maar ze vinden het leuk en het ontspant de sfeer. Als ze mij elkaars verhaal vertellen krijg ik al een doorkijkje in wat ze bezighoudt en bezielt.
Daarna bekijken we samen een aantal spieren in het borstgebied en de onderbenen in mijn nieuwe anatomie app. Ze weten wel iets van spieren, maar namen en functies kennen ze nauwelijks. We zijn alle drie enthousiast over de wijze waarop je met een lichte touch van het beeldscherm elke spier van alle kanten kunt bekijken en naar de onderliggende lagen kunt gaan.
Van twaalf tot half vijf hebben ze lunchbreak en ik benut de tijd door wat te mailen, te bloggen, een paar foto’s te uploaden en een dutje te doen. De lunch sla ik over: ik heb teveel Engelse drop gegeten.
’s Middags beginnen we met de praktijk. Er zijn drie massagekamers in de Spa (die ook een sauna en een fitnessruimte bevat): één solo en twee 2-persoons, waarvan één op de bovenverdieping, met een badkuip. De twee kamers beneden zijn erg klein en ik heb gisteren bij de rondleiding al voorgesteld om ze diagonaal te zetten, waardoor de masseuses meer ruimte hebben aan het hoofd- en voeteneind. Dat hebben ze meteen geregeld.
Ik besluit om ze eerst wat warming-up en losschud-technieken te leren en daarna de nekstrokes en het borstgebied te doen. Bij dat laatste verwacht ik wat weerstand want ze doen heel preuts, met handdoeken ophouden als je gaat liggen en de ‘private parts’ angstvallig bedekt houden, zelfs als er een b.h. en een onderbroek overheen zit. Mijn voorkant bijvoorbeeld heeft Sonam gisteren helemaal onberoerd gelaten. Ik geef dan ook eerst een beknopte uitleg over het belang van jezelf bloot te kunnen geven en je lichaam als een geheel te ervaren en niet als een aantal geïsoleerde onderdelen.
Wang (haar naam klinkt Chinees en ze heeft ook Chinese trekken) is het eerst aan de beurt om model te zijn. Het is een hele toer om haar b.h.-loos op de tafel te krijgen. Giechelend wordt er met handdoeken gewerkt opdat ik toch maar niet voortijdig de schaamte van haar prille borstjes (It’s shameful, Ma’am, impure…”) zal aanschouwen. Stijf in een badhanddoek gewikkeld kruipt ze onder de fleecedeken. De tafels zijn voorzien van verwarmde matrassen, wat prettig is voor de cliënt. De kamers zelf echter zijn spaarzaam verwarmd, wat minder prettig is voor de masseuse.
Het horizontaal en verticaal opschudden zorgt voor de nodige hilariteit maar breekt ook de spanning. De nekstrokes zijn nieuw voor hen en een hele openbaring. Het is mooi om de concentratie te zien waarmee Sonam de aanwijzingen opvolgt.
Maar als het borstgebied aan de beurt is breekt de pleuris los. Beide jongedames liggen in een deuk van het lachen en Wang klemt de handdoek tegen zich aan alsof haar leven er van afhangt.
na wat stoeien en kietelen geeft ze uiteindelijk de strijd op en zichzelf bloot. Ik doe wat verbindende strokes voor de hele tors, waarin ook de borstpartij wordt meegenomen. Deze moet ik een aantal keren herhalen voordat ze uitgegiecheld is en begint te voelen hoe weldadig dit is.
Nadat we ook de ribbenboog en het sternum hebben gedaan ronden we af met nog wat zachte massage en dan zit de middagsessie erop. Het is zeven uur en de dames moeten nog tot acht uur standby zijn voor eventuele clienten.
Ik neem even een pauze in mijn kamer (heerlijk om in die weldadige warmte binnen te komen na een korte wandeling door de frisse avondvrieslucht) voordat ik ga kijken wat er vanavond op het menu staat en horen wat Mahendra te vertellen heeft.
’s Avonds lukt het me om met WordPress mijn blogtekst via de ipad op mijn website te krijgen met alvast een plaatje erbij. Triomf!
WOENSDAG 28 JANUARI
’s Morgens laat ik de meisjes opschrijven wat ze wel en niet goed/OK vinden van zichzelf – en waarom. Daarna is Sonam aan de beurt om model te zijn voor de strokes van gisteren. Ook zij moet zichzelf overwinnen om zich bloot te geven, maar het gaat al sneller dan bij Wang.
In de lunchpauze praat ik weer even bij met Mahendra. We maken ons een beetje zorgen over de laptop: er is nog geen bericht teruggekomen uit Bangkok op onze beide mailtjes en de telefoon bij de Lost & Found wordt niet opgenomen. Mahendra gaat vanmiddag nog een keer mailen. Verder heeft hij het druk, want er komen morgen 36 Indiase gasten en zijn assistente is al sinds een paar dagen afwezig in verband met werkzaamheden elders. Niettemin gaat hij mij morgen meenemen naar het stadje Paro om de Dzhong een gigantisch tempelachtig gebouw: het administratieve centrum van de monniken) te bezichtigen die wij aan de overkant van de rivier in de verte kunnen zien liggen. Dan kunnen we bij de markt meteen een nieuw hoesje kopen voor mijn mobieltje: de sluiting van mijn witte cover is afgebroken.
In de namiddag oefenen de meisjes het geleerde op mij en ik ben verrast over hoe goed ze het hebben opgepikt en over de aandacht waarmee ze de extensies toepassen.
…Aandacht…
Tevreden nemen we om zeven uur afscheid en ik installeer me in het restaurant voor een welverdiende maaltijd.
De avond gebruik ik voor het bijwerken van mijn blog. Tegen twaalven besluit ik de tekst nog even op de website te zetten. Maar dan gebeurt er iets geks: het knippen en plakken in WordPress gaat goed. Maar als ik dan klik op ‘bijwerken’ om de nieuwe versie op te slaan, verdwijnt de net ingevoegde tekst. Frustrerend. Heb ik iets verkeerd gedaan? Nog maar eens opnieuw doen dan.
Om kort te gaan: tegen vieren geef ik het na talloze vergeefse pogingen op. Daarna lig ik met krampen in mijn zonnevlecht (jaja, het ego geeft zich niet graag gewonnen) nog tot zes uur te woelen, te draaien en te mindfucken voordat de slaap wil komen. En om kwart over acht gaat de wekker…
DONDERDAG 29 JANUARI
De worsteling en het korte slaapje van vannacht in aanmerking genomen voel ik me redelijk fit.
De ochtendsessie beginnen we weer in de bibliotheek. We hebben maar een uur want om elf uur begint de excursie naar de Zhong en het stadje Paro.
Dit keer laat ik mijn pupillen de positieve keerzijde van hun ‘negatieve’ eigenschappen bedenken. Het is een beetje zoeken, maar samen komen we er toch uit. En het geeft duidelijk een gevoel van opluchting als ze beginnen te beseffen dat er niets op zich ‘goed’ of ‘slecht’ is en dat we onze opinies kunnen herzien.
Daarna doen we als afronding de harttransformator, een visualisatie-oefening waarmee je in een paar seconden je hele body/mind systeem kunt opschonen.
Om elf uur staat de auto met chauffeur klaar. Dit is mijn eerste uitje! Hoewel de Zhong vanaf Tashi Namgay duidelijk zichtbaar is op de berghelling aan de overkant van de rivier neemt de reis er naartoe toch nog ruim een half uit in beslag.
De Dzong
De bergwegen zijn hier en daar praktisch onbegaanbaar. Overal zijn mannen en vrouwen in bonte kledij bezig met constructie-/ herstelwerkzaamheden en puin ruimen. Zij werken langzaam en gestaag. Soms moeten we een tijdje wachten op een truck die zijn lading moet lossen.
Denka, het hoofd van de afdeling Inkoop, rijdt met ons mee. Zij gaat gaat wat boodschappen doen en naar de bank.
Mahendra vertelt onderweg dat hij een e-mailtje heeft ontvangen uit Bangkok. Ze kunnen mijn laptop met DHL laten bezorgen, maar dan moet hij zich eerst bij DHL laten registreren en het registratienummer opsturen. Dat gaat hij vanavond doen.
In Paro, dat gelegen is in een wijd dal wordt Denka afgezet, waarna wij doorrijden naar de Zhong aan de andere kant van het dal.
De Dzhong is een imposant wit bouwwerk dat er uitziet als een vesting. In en om dit administratieve centrum van het Mahayana Boeddhisme wordt jaarlijks een groots festival georganiseerd, waar duizenden mensen uit het hele land drie dagen samenkomen.
Mahendra drapeert bij de ingang volgens traditie een witte shawl om zich heen, symbool van respect en puurheid.
Een wachter controleert of er niets verdachts onder mijn Nepalese dekentje zit.
We doen de ronde door de gangen en de binnenplaats, waar we met de klok mee om het hoofdgebouw heen lopen.
Op de muren zijn tanka’s en schilderingen van strijders, goden en godinnen. Op de binnenplaats staan groepjes monniken in rode gewaden en hier en daar lopen wat toeristen. De sfeer is sober en ingetogen, hoewel er bij de monniken zo nu en dan hartelijk wordt gelachen.
We geven alle gebedsmolens een draai ‘for good luck’ en betreden de tempel.
Ook hier een sober interieur met veel leegte.
Alleen bij het altaar een feest van kaarsjes en kleurige ornamenten. ‘Dat is wat veel religies gemeen hebben:”, zegt Mahendra, “het branden van kaarsen en lichtjes”. En inderdaad, het licht is wat ons verbindt…
Na dit bezoek rijden we terug naar Paro. een stadje met een hoofdstraat en een paar zijstraten. Voornamelijk witte en gele huizen – zoals overal in Bhutan nergens hoger dan vier verdiepingen – met donkerbruine kozijnen en kleurig bewerkt en beschilderd houtwerk langs de (veelal golfplaten) daken. Nergens reclameborden. Weinig verkeer – hoewel er wel veel auto’s geparkeerd staan.
Bij de markt is inderdaad een winkeltje met wel honderd smartphone covers. Tot mijn vreugde vindt de shopkeeper na lang zoeken inderdaad een (zwart) hoesje voor mijn Galaxy s5. Ik koop meteen ook maar een transparante cover voor het beeldscherm.
Nadat ik nog wat cash heb gepind pikken we Denke weer op, die inmiddels klaar is met haar boodschappen en het bezoek aan de bank. Gedrieën nuttigen we een gezellige lunch in Mahendra’s vaste stek
Tegen vieren rijden we terug naar huis.
Het is bij vijven als ik een kijkje neem in de Spa, De dames zijn wel in voor nog wat leerstof.
Dus buigen we ons over de anatomie van de gastrocnemius en de tibialis anterior (achter- en voorkant van het onderbeen), de ribbenboog – die weliswaar dicht bij de borsten is maar toch minder eng – en het borstbeen, dat wel weer in de taboe-zone zit.
We zijn nog geen tien minuten bezig als er zich achtereenvolgens twee gasten aanmelden voor een massage. Dat is dus het einde van de les voor vandaag.
Ik vind het wel fijn om nog een lange avond te hebben. Dan kan eerst nog wat slaap inhalen en daarna misschien nog eens naar de website kijken.
In de eetzaal doet een luidruchtig gezelschap van 36 Indiërs zich tegoed aan het buffet. Zij hebben hun eigen kok meegenomen en de keuken afgehuurd. Ik krijg mijn eigen menu’tje geserveerd maar word ook uitgenodigd om mee te proeven van hun gerechten (brrr…, veel te spicy!).
Mahendra zie ik tijdens de maaltijd maar even. Het internet is uitgevallen en hij heeft zijn handen vol aan klagende gasten en telefoontjes.
Oei… dan is hij vast ook nog niet toegekomen aan die DHL-registratie en het mailtje naar Bangkok met het registratienummer…
Als ze na de maaltijd op de bovenverdieping met een bonkende disco beginnen, haast ik mij naar mijn kamer.
Nu ik niet kan mailen, Wordfeuden of bloggen ga ik maar wat foto’s uitdunnen op Dropbox en in mijn Galaxy. Daarna nog even een stukje lezen in deel 7 van de Dhammapada van Osho (discourses over de soetra’s van de Buddha). Tegen elven worden mijn ogen zwaar en ga ik heerlijk onder zeil.
VRIJDAG 30 JANUARI
Om tien voor zeven word ik uitgerust wakker en ik begin de dag met yoyoyoga. Daarna heb ik vóór het ontbijt nog een uurtje om althans in Pages verder te schrijven aan mijn blog
Voor we de strokes van tibialis anterior, gastrocnemius en pectoralis major gaan oefenen die we gisteren hebben besproken begin ik met een demonstratie van het ‘omarmen’ van het been en het overdwars ‘wringen’ van het mediale en laterale bovenbeen tot in de lies en langs het zitbeen. Dit is weer een nieuwe beproeving: in het kader van de ‘decency’ hebben zij geleerd dat je nooit de binnen-/bovenkant van het been aanraakt. Een hoop gegiechel en gekronkel dus voordat we dit nieuwe gebied kunnen ontginnen. Maar als ze eenmaal zijn uitgelachen en zich kunnen overgeven aan de ervaring merken ze hoe weldadig deze verbinding tussen benen en tors is.
Mahendra zie ik de hele dag niet. Die is ondergedompeld in de internet crash misère.
In de namiddag doet het internet het weer. Er is een mailtje van Karma Jigme, de eigenaar van het resort, die nog tot 7 februari in Maleisië zit. Hij vraagt of ik goed ben aangekomen en hoe het gaat. Ik schrijf hem terug en vertel in het kort wat ik hier allemaal al heb beleefd, met een cc’tje aan Mahendra.
Van Mahendra is er ook een cc’tje van zijn brief aan het bagagedepot in Bangkok. Hij schrijft dat hij geen 1-malige DHL-registratie kan krijgen en vraagt of ze daar toch maar gewoon de laptop aangetekend kunnen opsturen. Dit is intussen een slepende geschiedenis geworden…
Tijdens het diner wordt ik aan tafel genodigd door twee Amerikaanse gasten die gisteren zijn aangekomen: John Wacks uit Chicago en Tavor White uit Boulder, beiden van Joodse afkomst. Ze kennen elkaar van de middelbare school en zijn beiden ingenieurs. John werkte voor ziekenhuizen en is nu zelfstandig consultant, Tavor is ook net voor zichzelf begonnen. Hij is bezig om een business voor lang meegaande hondenkauwbotten op te zetten, gemaakt van ingedikte yak-melk uit Bhutan (gezond en ecologisch verantwoord).
Zijn oude maat John heeft hij overgehaald om mee te komen om hem met wat technische problemen bij de productie te helpen.
John is een joviale en continue prater. Tavor wat stil – hij is duidelijk de afgelopen dagen sufgekletst door zijn partner en heeft mogelijk ook een griepje onder de leden. Ze blijven tot respectievelijk a.s. dinsdag en donderdag in Tashi Namgay.
Nadat ik een uitgebreide lezing heb aangehoord over de wereldgeschiedenis van 1600 tot heden komen we meer op het persoonlijke vlak. Beiden zijn meer dan 20 jaar (gelukkig en monogaam) getrouwd. Tavor’s vrouw musiceert en samen zijn ze op het spirituele pad. John’s vrouw heeft lange tijd een administratieve baan gehad aan de universiteit en heeft zich het afgelopen jaar omgeschoold tot pastor in ziekenhuizen en sterfhuizen.
ZATERDAG 31 JANUARI
Voor de tweede keer deze week is er geen warm water ’s morgens. Door de vorst zijn soms de leidingen bevroren tot een uur of elf. Dus maar even een kattenwasje bij de wastafel.
De beide meisjes oefenen de gastrocnemius en tibialis anterior op mij. Dat gaat goed. Daarna doe ik de quadratus lumborum en de pectoralis major voor en Wang oefent die Sonam.
Na de ochtendsessie ontmoet ik Mahendra bij de lunch. We praten uitgebreid bij. Het was gisteren een heksenketel met de naweeën van de internet uitval. Maar gelukkig is vandaag zijn floor manager Pema er weer. Die had een paar dagen vrij om bij haar familie het jaarlijkse ritueel te vieren dat het Mahayana boeddhisme voorschrijft. Zij is goed, en kan Mahendra veel werk uit handen nemen.
Pema
Na de lunch doe ik een middagdutje. En dan heb ik tijd voor blog en mail, want de meisjes hebben gasten voor een hotstone bath ritueel, waar ze zeker vijf uur mee bezig zullen zijn.
De vuurkuil
Mahendra heeft vanmiddag een belangrijke gast opgehaald van het vliegveld: Alan (Alain) is een senior van 71 uit Genève die veel ervaring heeft met hotelmanagement en als vrijwilliger zijn diensten aanbiedt als adviseur in het kader van een Zwitserse ontwikkelingswerkgroep van pensionado’s.
Ik word uitgenodigd om met de beide heren te dineren. Het wordt een gezellige avond.
Alain, mijn kompaan gedurende bijna een maand
ZONDAG 1 FEBRUARI
Om kwart voor zeven word ik wakker en doe een korte Yoyo-yoga-sessie in bed. Dan maak ik een . beginnetje met het herschrijven van het Spa menu (Mahendra stuurde het gisterenavond op, samen met de Standard Operational procedures). Daar is nog wel het één en ander aan te verbeteren en op te leuken.
Om half acht ontbijt ik met de yankees John en Tavor. We hebben het over oorlog en bewustzijn, en over John’s epiphany (revelation). Hij is een echte rationalistische empirist, maar had vijf jaar geleden een ervaring met een heldere lichtbron van waaruit hem werd gezegd: you are searching for knowledge, not for Truth. Dat heeft een diepe indruk op hem gemaakt, al weet hij nog steeds niet wat hij ermee moet.
De meisjes zijn om half tien nog bezig met het opruimen van de vuurplaats. Er waren gisteren twaalf mensen voor het hot stone bath. Ze hebben tot één uur vannacht gewerkt. Dus ik heb nog even tijd om te schrijven, tot kwart voor elf.
Dan hebben ze het echt nodig om even te ontluchten. Dat doen we in het prieel.
Er kwamen gisterenavond 12 gasten in plaats van de 5 die waren aangekondigd. Er werd veel gedronken en sommige mannen wilden niet uit het bad komen en bleven vier uur zitten in plaats het ene uur waar ze recht op hadden. Het was koud en winderig.
Hun kleren ruiken nog naar rook en hun handen zijn schraal van het wegwerken van de hete stenen en de as. Wang heeft een stukje roet in haar oog gekregen en zit de hele tijd te tranen. Ze vinden dat dit werk is voor mannen. Maar Mahendra heeft alle mannen van de staf aan het werk bij de bouw van de vier nieuwe huizen. En het is schier onmogelijk om een mannelijke masseur te vinden in Bhutan.
Als ze een beetje zijn uitgefoeterd gaan we naar de massagekamer, waar het Sonam’s beurt is om de quadratus lumborum en de pectoralis major te oefenen.
Daarna nemen we in de anatomie-app de spieren van de binnenkant van de benen door. Daar gaan we vanmiddag of morgen mee verder.
Op weg naar mijn kamer kom ik vóór de lobby Mahendra en Alain tegen, die net de ronde over het resort hebben gedaan. Ze nodigen me uit om samen met hen te lunchen en opnieuw heb ik een interessante inkijk in het hotelwezen. Alain heeft zijn hele leven wereldwijd in grote hotels (met een capaciteit van 1000 tot 2000 gasten gewerkt als manager, dus hij weet van wanten. Hij is diep onder de indruk van wat de mensen van Tashi Namgay hier in zeven jaar hebben neergezet.
Na de lunch neem ik mijn e-mail door. Dan is het tijd voor een kleine siësta. Ik word wakker gebeld door Sonam, die meldt dat ze weer een gast hebben die een hotstone bath wil hebben. Poor girls…
Ik ga dus maar weer verder met mijn blog. Totdat om zeven uur Mahendra belt of ik met hem en Alain wil dineren. OK, mijn iPad batterij is bijna leeg, dus die kan ik dan mooi even opladen.
Mahendra laat de enige goeie (dure!) wijn van het huis aanrukken. Lekker en een tikkie mousserend. Alan is een wijnliefhebber en -kenner en keurt hem goed. Het gesprek wordt al gauw persoonlijker en hij vertelt hoe fijn het is om na zo’n hectisch leven eindelijk eens na te kunnen denken over waar het nu eigenlijk allemaal om gaat. Hij leeft alleen in Genève. Zijn vrouw kon zijn hotelleven niet aan en zij zijn lang geleden gescheiden. Wel hebben ze twee kinderen – en een goeie verhouding.
Hij heeft een kunstheup en een hele batterij medicijnen voor zijn hart – na twee operaties – , maar hij geniet duidelijk van het bestaan.
Het is een genoeglijke maaltijd. Af en toe knipoog of zwaai ik even naar John en Tavor, die aan het tafeltje naast ons zitten in de lege eetzaal ( ook dicht bij de kerosinekachel die de grote eetzaal plaatselijk bijverwarmt). Zij moeten het even met elkaar doen.
Thuis check ik mijn e-mail en neem een lekkere douche. Om kwart over elf leg ik Osho neer en zet de wekker op kwart over zeven.
MAANDAG 2 FEBRUARI
Om kwart over zeven gaat de wekker. Hm… Ik zet hem nog maar even en half uurtje later.
Maar ja, er piept wee zo’n stralende zon tussen de gordijnen door…
Toch maar een kwartiertje rekken en strekken. En dan vóór ik ga douchen en ontbijten eerst even een regeltje in mijn blog schrijven en een half uurtje en knutselen aan dat Spa-menu dat ze zo graag geupdate willen hebben.
Aan het ontbijt tref ik Alain, die straks samen met Mahendra een ontmoeting heeft met de zeven Department Heads en twee supervisors. Die gaat hij aan het werk zetten om te inventariseren waar ze tegenaan lopen en wat er verbeterd zou kunnen worden.
Hij is bezig met zijn powerpoint presentatie (waarvoor hij een ultrakleine reisbeamer bij zich heeft). Ik ga intussen verder met het corrigeren van het Spa menu, waar hier en daar wat taal- en stijlfouten in zitten.
Als Mahendra hem komt ophalen is het ook voor mij bijna tijd om naar de meisjes te gaan.
Ik drink nog een kop thee met John en Tavor, de Amerikanen. Bij Tavor is de verkoudheid goed los gekomen, maar hij voelt zich beter. John vertrekt morgen via Bangkok en Hongkong terug naar Chicago, waar zijn vrouw zo ongeveer ingesneeuwd zit.
Met de meisjes loop ik het massage-aanbod in het Spa menu door. Een aantal van de massages met klinkende Bhutanese namen zijn ongeveer hetzelfde en kunnen worden samengevoegd onder één noemer. Andere massages moeten een andere tijdsduur krijgen: 90 minuten is bijvoorbeeld veel te lang voor een hoofd- of voetmassage.
Dan oefent Sonam de grepen van het mediale been op Wang. Hier ook weer veel hilariteit en protest als we rond de lies werken.
Tot slot gaan we nog even in het bibliotheekprieel zitten, waar Wang alle foto’s die ik heb genomen via Bluetooth op haar mobieltje overzet.
In mijn kamer werk ik nog een half uurtje aan het menu en om twee uur ga ik een hapje eten. Het is een verademing dat er niemand in de eetzaal is. Even geen conversaties.
Ik neem een kippengroentensoepje met noedels en een portie champignons met kaassaus. Heerlijk!
Na een kleine siësta ben ik bijna de hele middag bezig met pogingen om foto’s vanuit Dropbox op mijn iPad te krijgen, wat maar steeds niet lukt. Heel frustrerend.
Ik ben blij als ik om kwart over zeven vanuit het restaurant word gebeld dat Mahendra met een heel gezelschap op mij zit te wachten voor het diner. Nu moet ik het wel even loslaten.
Het gezelschap bestaat uit Mahendra, Alan, Auke, Adrian en Kathy. Ik word uitgenodigd om aan het hoofd van de tafel te zitten tegenover Mahendra.
Auke en Adrian werken hier sinds november in een naburig oud hotel dat wordt opgeknapt en zal fungeren als een soort hotelschool voor Bhutanezen. Een initiatief van Rieky Crins, met wie zij goed bevriend zijn. Rieki had mij al gemaild met de vraag of ik ze al ontmoet had.
Beiden zullen begin maart een twaalftal trainers trainen in ‘hospitality’. Deze op hun beurt zullen eind maart met 40 leerlingen gaan werken, die ieder een werkveld kunnen kiezen: Receptie, Onderhoud, Keuken, Schoonmaak enzovoorts.
Auke is een charmante jongeman, die onder andere skileraar is geweest. Hij komt uit Nederland en heeft zeven jaar hotelschool gehad in Den Haag en Amsterdam.
Auke
Adrian is tanig en gedreven, met opgetrokken schouders en scherpe, wat angstige gelaatstrekken. Hij komt uit Zwitserland en heeft al twee jaar praktijkervaring opgebouwd in Europa en het Verre Oosten. Op weg hierheen heeft hij grote afstanden gefietst, onder andere van Turkije naar Pakistan.
Adrian
Kathy komt ook uit Zwitserland, maar woont al geruime tijd in China, waar ze Chinees leert. Nu is ze een maand in Bhutan, uitgenodigd door vrienden van haar familie, die niet ver van Tashi Namgay in de bergen wonen. Hier gaat ze toch ook maar wat Zhonka leren (de hoofdtaal van de Bhutanezen).
Het wordt een ganimeerde uitwisseling, met lekker eten en drinken. Op de valreep mengt ook John de ‘allesweter’ – die morgenvroeg vertrekt – zich in het gesprek. Hij blijkt ook jaren in China te hebben rondgereisd en vindt in Kathy een gretig gehoor.
Pas tegen half twaalf nemen we afscheid, met de belofte dat ik Auke en Adrian in hun hotel komeopzoeken.
Thuis probeer ik nog twee dingen uit: foto’s naar de iPad transporteren via Gmail. Dat werkt!
En tekst toevoegen aan mijn blog rechtstreeks in de webpagina. Dat werkt ook. Dus nu ga ik mijn hele blog naar Mahendra mailen met het verzoek om het uit te printen. Dan kan ik het vervolgens overtypen op de website. En voortaan niet meer werken in Pages, maar rechtstreeks online.
Wel merk ik tot mijn schrik dat er op raadselachtige wijze van alles is verschoven op de voorpagina van mijn website. Ik knutsel nog wat om te zien of ik het kan verhelpen, maar dat lukt maar gedeeltelijk.
Dus voor het slapen gaan schrijf ik nog een mailtje aan Willem, mijn webmaster, om te vragen of hij er even naar wil kijken. Hopelijk kan hij er van huis uit wat aan doen…
Intussen is het 02.00 uur en ik zet mijn wekker op acht uur, zodat ik morgen voor het ontbijt nog even tijd heb om de laatste gebeurtenissen in mijn blog te zetten.
DINSDAG 3 FEBRUARI
Geen yoyo-yoga vandaag. Om acht uur meteen het blog bijwerken, wassen aan de wastafel met heet water uit de waterkoker (de leidingen zijn nog niet ontdooid) en om kwart over negen aan de ontbijttafel met Alan. Spiegeleieren, toast, Bhutanese kaas en jam. En de kerosinekachel naast ons.
Alain gaat vandaag met de zeven Department Heads (allemaal vrouwen!) inventariseren wat er allemaal beter kan. Hij is duidelijk in zijn nopjes met de kennismaking van gisteren. Merkt dat ze naar hem opener zijn dan naar de ‘Baas’. Uiteindelijk gaat hij over een maand weer weg…
Met de meisjes ga ik in het bieb-prieel als experiment de keuze/commentaar oefening doen. Sonam’s makke is dat ze door haar onrust en ontevredenheid steeds maar van job wisselt, terwijl ze liever wat stabiliteit (en daarmee een beter betaalde baan) zou willen hebben, zodat ze haar vader financieel kan steunen. We vinden de geschikte keuze-affirmatie voor haar.
Tshewang wil eigenlijk liever ’s middags en ’s avonds werken in plaats van ’s morgens, maar denkt dat haar baas daar nooit mee akkoord zal gaan. Ook voor haar kiezen we een goede affirmatie die de weerstanden kan triggeren.
Afwisselend werk ik met beiden en binnen een half uur lijken hun affirmaties stevig te staan.
Ik knoop hun wensen in mijn oor voor de lijst met suggesties voor Mahendra en Karma Jigme.
Dan gaan we naar het kantoortje, waar we de spieren van de rug doornemen.
De lunch nuttig ik opnieuw in mijn eigen illustere gezelschap. Met zoals gewoonlijk drie, vier van de bediendes op de achtergrond erbij. De meeste namen kan ik nu al koppelen aan de gezichten. Thinley, Dorjee, Tashi Rinzin, Sanghe Tenzen. Veel mensen hebben dezelfde namen. Veel namen worden zowel aan mannen als aan vrouwen gegeven.
Ik neem tomatensoep met ei en toch maar weer die lekkere champignons met kaassaus. Met een licht blond biertje erbij.
Daarna een heerlijke siësta en wat schrijven.
Om vijf uur kom ik het Spa-kantoortje binnen, waar ik de meisjes tref in gezelschap van Dorjee en Bikram (de kok). Dat is nieuw: stafleden die elkaar tijdens hun pauze opzoeken. Ik ben aangenaam verrast. Dorjee wil nog wel een paar minuten blijven, maar Bikram, die mij nog niet kent, is verlegen en gaat al gauw terug naar de keuken.
Om half zeven is Wang klaar met de rugstrokes (onderbroekje ietsjes naar beneden levert natuurlijk weer levendige taferelen op.
Na afloop bedanken ze me nog eens hartelijk voor alles wat ze bij mij aan nieuwe dingen leren. leren. Ze huggen steeds spontaner!
Ik trek me terug in mijn kamer om de e-mail door te nemen. Er is een mailtje van Mahendra, die mij uitnodigt voor een excursie morgen naar het plaatselijk museum en een lunch in town. Om elf uur vertrekken we.
Dan word ik gebeld door de keuken: of ik alvast wil bestellen. Vandaag zijn er maar tien gasten, dus er worden persoonlijke bestellingen opgenomen in plaats van een buffet gemaakt. Ik heb geen menu op de kamer, dus er wordt iemand naar me toe gestuurd. Ik bestel champignonsoep, een vegetable cutlet (een soort vegetarische hamburger), komkommersla en een beetje fried rice.
Ik tref Alain, die bezig is met een dik boek over het leven van St. Jean, een Tempelier uit de Middeleeuwen. Hij blijkt zelf lid te zijn van de Orde van Tempelieren (een soort Vrijmetselaars, maar zonder geheimen en rituelen) en moet een lezing voorbereiden voor als hij over een maand terug is in Geneve.
Orde van de Tempelieren
Hij heeft een vruchtbare dag gehad met de lady department heads (één voor één) en heeft al een aardig beeld van wat er zoal verbeterd kan worden in de organisatie.
Vervolgens hebben we het over de klimaatverandering. Hij vertelt over de rampzalige gevolgen op de Noordpool en in Antarctica. Iemand die hij kent was onlangs op een Poolexpeditie toen ze een ijsbeer zagen zwemmen. Dat kon niet, want het dichtstbijzijnde vaste ijs was 400 km verderop. het uitgemergelde beest werd opgevist en in slaap gebracht. Het vel konden ze wel een meter van zijn lijf optillen. Deze heeft het overleefd.
Dan wisselen we nog wat uit over de treurige toestand van de wereld, zijn reis naar Compostella (hij doet het in etappes, elk jaar een stuk, in 2018 hoop hij aan te komen) en zijn gezondheid. Hij heeft een hartoperatie gehad, twee nieuwe heupen, diabetes, zere knieen en een hele batterij medicijnen. Maar hij laat zich niet kennen en reist ondanks de bezorgheid van familie en vrienden vrolijk de hele wereld rond om zijn kennis te delen met wie maar wil – als een soort moderne Tempelier/Graalridder.
Om kwart voor tien ben ik thuis. Heerlijk nog wat tijd voor mijn schrijverij en een kopje stoelgangthee met Engelse drop. Tot mijn verrassing ontdek ik dat mijn website weer ‘normaal’ is. Willem’s kabouterwerk? (Ik heb nog geen bericht van hem gehad). Of een spontaan wonder…? (het blijkt achterf een spontaan wonder te zijn, want Willem had niets gedaan :-)).
WOENSDAG 4 FEBRUARI
Een half uur voor de wekker afgaat word ik om zeven uur wakker. Hm, toch maar even mijn rek- en strekoefeningen doen, dan voel ik mij altijd wat soepeler gedurende de dag.
Als ik om half acht de gordijnen open doe piept de zon net boven de bergen uit. Weer zo’n strakblauwe lucht!
Ik zet een kopje koffie voor mezelf, was me aan de wastafel en werk vervolgens mijn blog bij.
Dan een gezellig ontbijtje met Alain en een korte sessie met de dames.
Om elf uur vertrekken we voor een bumpy ride – eerst naar het Bongde Institute for Hospitality and Tourism, waar Adrian en Auke (die eergisteren bij ons dineerden) werken. Bongde ( een voormalig hotel dat niet zo goed liep) ligt in de bergen, ongeveer 20 minuten rijden van Tashi Namgay. We worden (met échte koffie!) hartelijk ontvangen door de beide jongens in de net gerenoveerde en schoongemaakte receptie, die als bar zal gaan fungeren. Van hieruit hebben we een adembenemend uitzicht over het dal, het vliegveld en het kleine stadje Paro.
De eigenaar van het voormalige hotel in Bongde
Auke en Adrian
Dit project is het troetelkindje en de passie van Rieki Crins. Op zoek naar een geschikte locatie voor een ecologische horecaopleiding voor jonge Bhutanezen ontdekte ze deze plek. Ze kreeg de eigenaar van het hotel mee en wist vanuit de Learning Exchange Foundation fondsen te genereren en deze twee jonge horecamensen te enthousiasmeren. De bedoeling is dat er voor de leerlingen die daar getraind worden ook stageplekken worden gezocht.
We krijgen een uitgebreide rondleiding door het hotel en zijn onder de indruk van wat er sinds november al aan renovatie en verbouwing heeft plaatsgevonden. Het is hard werken en ze hebben regelmatig te kampen met oponthoud en onverwachte complicaties. Half maart gaat de eerste opleiding beginnen. Het is dus nog even flink aanpoten.
Een tweede kop koffie slaan we af, want we moeten nog door naar Paro en het National Museum.
Het is nog zo’n 20 minuten rijden naar Paro, waar we in een klein supermarktje wat boodschappen doen en in een winkel van Sinkel een paar sandalen voor mij scoren.
Ik ‘vang’nog een paar spelende kinderen op de gevoelige plaat.
Daarna gaan we een hapje eten in Mahendra’s vaste stek. Daar zien we even later Tavor binnenkomen met een zakenpartner (Paro is klein!). Het is vandaag zijn laatste dag en ik hoop hem vanavond tijdens het avondmaal nog even te spreken.
Vervolgens klimmen we met de auto naar het National Museum, dat wat hoger gelegen is dan de Dzong waar wij eerder waren. De (gedeeltelijke) collectie is tijdelijk ondergebracht in een naburig gebouw, omdat de oorspronkelijke ronde toren met een spiraalvormige opstelling wordt gerestaureerd.
Alain is niet weg te slaan van de steenhouwers. Hij ziet hier een levend plaatje van hoe het eeuwen geleden de steenhouwers precies op dezelfde manier bezig moeten zijn geweest.
In het tijdelijke onderkomen krijgen we een goede indruk van Bhutan’s historie, cultuur, flora en fauna. Alain geniet als een uitgelaten kind van alle nieuwe indrukken en schiet tientallen plaatjes. Mahendra en ik wisselen af en toe vertederde blikken.
Om kwart voor vijf zijn we weer thuis. Ik bel de meisjes dat ik de rest van d dag vrijaf neem en tracteer mezelf op een heerlijk warm bad.
Nog wat bloggen en aan het Spa-menu sleutelen en dan is het alweer tijd voor het diner…
Alan zit met drie verschillende cocktails voor zich: appelsap met appelbrandewijn, sinaasappelsap met whisky en watermeloen met witte rum. Een experiment van Chimmy en haar keukenpersoneel. Zij wil graag dat wij ze keuren. Beiden vinden we de eerste twee het lekkerst.
We keuvelen tijdens het eten heel wat af en maken op de valreep nog kennis met Marie-claire uit België en Vina (een wat oudere Indiase vrouw) uit New York, die beiden bezig zijn met vrouwenontwikkelingswerk. Ze gaan pakken, want morgen vertrekken ze naar Delhi. Maar we wisselen nog wel visitekaartjes uit.
Om half tien is het bed- en blogtijd. Met veel geduld lukt het mij nu uiteindelijk om mijn hele blog toch in etappes vanuit mijn iPad naar de website te kopiëren. Nu hoef ik alleen nog de leukste foto’s vanuit mijn camera naar de iPad te mailen, van daaruit op te slaan in Photos en ze dan vanuit mijn website te importeren en in het blog te plakken. Het wordt nog eens wat!
Intussen heeft Mahendra en nieuwe list bedacht om mijn laptop hierheen te krijgen: overmorgen komt Karma Jigme, de grote Baas hier, terug uit Maleisië – via Bangkok. Mahendra gaat hem vragen om de Vaio op te pikken als hij daar op het vliegveld is.
Vijf over één: de hoogste tijd om weer lekker onder mijn tijger-fleecedekentje te kruipen…
DONDERDAG 5 FEBRUARI
Vandaag was weer zo’n heerlijke dag. Ik geniet van de rust en de regelmaat die zich als vanzelf in mijn dagritme heeft ontwikkeld.
Vanochtend een heerlijke 4-handen rugmassage gehad van de meisjes, die de grepen van gisteren op mij oefenden.
Tijdens de lunch kwam Alain nog even bij me zitten met een kop thee – hij had zijn middagmaal al gehad – om bij te praten. Mahendra was druk met het oplossen van een storing in het interne computersysteem, maar kwam toch nog even melden dat hij de mensen in Bangkok had gemaild dat mijn laptop waarschijnlijk zal worden opgehaald en te vragen waar de laptop zich momenteel precies bevindt. Ondertussen werd hij wel drie keer mobiel gebeld.
Druk, druk, druk…
Meestal heb ik vóór het ontbijt een half uur, vóór de lunch een uur, vóór de middagsessie met de meisjes anderhalf uur, vóór het avondeten een half uur en vóórr het slapengaan twee tot drie uur om voor mezelf te werken. Met de meisjes werk ik meestal van tien tot een en van vijf tot half zeven.
Vandaag is het volle maan. Gisteren was hij nog te zien. Zojuist, op weg van de eetzaal naar mijn kamer, zag ik hem nergens meer – terwijl het toch heel helder weer is.
Voor de middagsessie in de bibliotheek nam ik Zwitserse chocola mee voor de meisjes: een schot in de roos. En we bekeken foto’s van hun familie en vrienden en komische filmpjes op Youtube, voordat we aan de anatomieles over de billen en de hamstrings begonnen.
Het eten was heerlijk. Alain had de keuken- en bedieningsstaf vermanend toegesproken en wat tips gegeven. Met als gevolg dat de borden waren voorverwarmd, de soep heet was in plaats van lauw en de groenten (bloemkool, sperzieboontje, worteltjes) niet bijna rauw maar iets meer gekookt.
Nu, om tien over half tien, zit ik weer rechtop in bed en werk totdat mijn ogen bijna dichtvallen.
VRIJDAG 6 FEBRUARI
Vandaag zijn de billen aan de beurt. Dat wordt weer een dolle boel, als de onderbroekjes uit of naar beneden geschoven moeten… Dus ik begin de dag in ons bibliotheekpaviljoen maar met een oefening in gekke bekken trekken. Dat is ook geheel nieuw voor hen en ik moet eerst zelf het goede voorbeeld geven en uitleggen dat het goed is voor de aangezichtsspieren en onze mimiek voordat ze al giechelend zelfs maar een poging doen.
Na deze warming-up krijg ik ze in ieder geval zover om met de billen bloot te gaan, al blijft het broekje als safety belt onder de billen aawezig.
De hamstrings zijn al een stuk minder eng, behalve bovenaan bij het bekken. Het is goed te merken dat er heel veel chromische ‘fatsoensspanning’ zit in en om het bekkengebied. En ze moeten toegeven dat het weldadig aanvoelt als daar wat ruimte wordt geschapen.
Mahendra is de hele dag afwezig. Volgens zeggen is hij zijn kamer niet uitgekomen. Misschien gunt hij zichzelf wat rust, nu er vandaag geen enkele gast is…
’s Middags worden in de massagekamer de rollen omgekeerd en de bilpartij begint al wat te wennen.
Later in bed kom ik er eindelijk aan toe om wat plaatjes aan mijn blog toe te voegen.
Jammer is dat ik nog niet kan uitvinden hoe ik snel naar het eind van de tekst kan springen. Het document opent steeds bovenaan en dan moet ik eindeloos scrollen om naar het eind te komen of naar de plek waar ik een plaatje wil invoegen. Maar… het begint er leuk uit te zien.
Tijdens het diner krijg ik in geuren en kleuren Alain’s verhalen te horen over de afgelopen dag. Hij heeft de tijd van zijn leven met alle dames van de verschillende afdelingen, die aan zijn lippen hangen om nieuwe dingen te leren.
Na afloop wil ik eerst even een dutje doen voor ik weer verder met de lijst van suggesties. Maar ik word pas de volgende ochtend om kwart voor zeven uur wakker :-).
ZATERDAG 7 FEBRUARI
Lekker uitgerust werk ik alsnog aan de finetuning van de lijst met suggesties. Vandaag wordt Karma Jigme verwacht, dus dan is het fijn als ik met wat feedback kan komen.
Aan het ontbijt voegt Mahendra zich bij Alain en mij. Hij ziet er pips uit en kan zienderogen maar met moeite zijn aandacht bij Alain’s eindeloze verhalenstroom houden. Gisteren heeft hij de hele dag in bed gelegen, maar de telefoomtjes kon hij niet laten gaan.
Hij vraagt naar de meisjes en ik vertel wat over hun bezwaren en wensen. Spontaan besluit hij om mee te gaan naar het bibliotheek paviljoentje om te horen wat ze op hun hart hebben. Dat is wel even schrikken voor de dames, maar het is toch een opluchting als we de stand van zaken even van alle kanten belichten. En voorzichtig wordt mijn idee in de week gelegd dat het wellicht goed zou zijn om Wang een training te geven tot supervisor van de Spa. Zelf acht zij zich nog niet capabel om die positie in te nemen. Maar ondanks haar verlegenheid vind ik haar er beter geschikt voor dan Sonam, die weliswaar wat brutaler en extraverter is, maar ook grilliger en wat minder stabiel.
Dan brengt Dorjee (waar Sonam en haar collega Dheeki van de receptie verliefd op zijn dus er wordt over en weer heel wat afgegiecheld) vanuit het restaurant een potje koffie voor me. Langzamerhand een dagelijks ritueel. Heerlijk!
Verlegen Dorjee van het Restaurant
Kokette Dheeki van de Receptie
Vervolgens gaan we aan de slag met de anatomie van de laterale kant van het lichaam. Een lange sessie volgt, met eerst Wang als practitioner.
De lunch met Mahendra en Alain nuttigen we in de zon op,het balkon van het restaurant. Mahendra is weer aardig opgeknapt en zit vol met plannen voor de Spa. Hij wil graag een één op één gesprek met mij hebben over hoe mijn vorm van werken kan worden gepresenteerd in het Spa menu. En wat hij moet doen om net zo genietend in het leven te staan als ik. Ik kijk hem ondeugend aan en zeg dat hij eerst maar eens op de tafel moet komen liggen om mijn vorm van werken te ervaren. Hmm, dat wil hij wel, maar dan alleen de achterkant… Ik blijf hem aankijken en vraag waarom niet de voorkant…? Hij weer, met enige achterdocht: ‘Full body…?’ En ik weer geruststellend: ‘ Ja, full body, but don’t worry: no happy ending.
In de namiddag als ik het Spa-kantoortje binnenkom zit daar een nieuw meisje, een vriendin van de beide anderen. Ze heet Pema Zhangmo en ze heeft dezelfde massageopleiding in het Oberoi in India gedaan als de beide andere meisjes, maar daarna ook ervaring (een jaar en drie maanden) opgedaan in een ander hotel. Nu zit ze sinds zes maanden weer thuis in Bhutan omdat ze in India niet alleen durfde rondreizen zonder begeleiding- en zich dus teveel opgesloten voelde.
Haar vriendinnen hebben haar hierheen gelokt en ze komt gratis meedoen met de lessen, om daarna te kijken of ze hier wil komen werken. Ze heeft er twee dagen over gedaan om hierheen te reizen en zal hier intern verblijven. Met z’n drieën krijgen ze een grotere kamer dan waarin Wang en Sonam tot nu toe bivakkeerden.
Ze is net zo’n beetje klaar met haar verhaal als ineens Mahendra in ons hokje staat, glunderend.
“You haven’t seen why I look so happy!”, zegt hij. Ik kijk hem niet begrijpend aan. “You haven’t seen why I look so happy!”, herhaalt hij.
Dan pas zie ik dat hij mijn fluwelen laptoptas over zijn schouder heeft hangen. Ik vlieg hem spontaan om de hals en de tranen springen me in de ogen. De Lieverd. Alle tijd die hij heeft geïnvesteerd in de pogingen om dat ding hierheen te krijgen. En nu is blijkbaar Karma Jigme net aangekomen uit Maleisië en het is hem gelukt om de Vaio te pakken te krijgen in Bangkok.
Ontroerd ga ik verder met de les. Pema komt mee naar de massagekamer om te kijken naar wat voor vreemde nieuwe dingen ik de meisjes bijbreng.
Halverwege de les worden we onderbroken door een koppel dat komt voor een stoombad. Omdat het intussen al bijna kwart voor zeven is, onderbreken we de les zodat de meisjes zich aan de gasten kunnen wijden en Pema kunnen installeren.
Op weg naar mijn kamer wip ik nog even het restaurant binnen om mijn menukeuze te maken. Het duurt dan nog een half uur voor mijn maaltijd klaar is en dat is net genoeg om mij even op te frissen en te verkleden.
Als ik terugkom is Alain ook net begonnen met het diner en een kwartier later voegt Mahendra zich bij ons. Hij heeft zij n 85 e-mailtjes weggewerkt en twee uur zitten bijpraten met Karma Jigme.
Het is het begin van een tijdloze avond waarin onze gesprekken steeds intiemer, liefdevoller en diepgaander worden. De tijd verdwijnt en als we ons verzadigd hebben aan het heerlijke eten, de wijn en elkaar is het ineens half twaalf.
En nu zit ik weer rechtop in de kussens en typ deze woorden. Dankbaar en gelukkig voor wat ik allemaal mag meemaken
Misschien nog wat plaatjes importeren en toevoegen. Of lekker onderuit en morgen weer verder.
ZONDAG 8 FEBRUARI
Nou, het werd toch lekker onderuit…!
Na het ontbijt staat er in het restaurant ineens een onbekend gezicht naast me. ‘How are you?’ Het duurt even voordat ik mij realiseer dat dit Karma Yoga is. Ik had hem mij veel ouder voorgesteld, maar hij ziet er uit als begin dertig. Een echt aziatisch gezicht en een accent waar ik even aan moet wennen. Ik bedank hem hartelijk voor het ophalen van mijn laptop en we wisselen wat uit over zijn reis naar Maleisië en mijn tijd hier.
Karma Jigme
Karma heeft dit resort – een droom waar hij al lang mee rondliep – vijf jaar geleden opgebouwd op deze plek, die gezien wordt als een heilig oord, omdat hier ooit de goeroe woonde die het Boeddhisme naar Bhutan heeft gebracht. Er staat nog een gedenksteen bij de bedding van de rivier.
Heilige gedenksteen aan de rivier
Deels is bij de bouw gebruik gemaakt van hout gered uit het puin van een aardbeving die een paar jaar eerder plaatsvond, waarbij ook zijn ouderlijk huis instortte.
Karma’s vrouw Sonam blijkt een bekende Bhutanese filmactrice te zijn. Daar verdient ze niet veel mee. Dus daarnaast heeft ze ook een goed lopende ‘winkel van Sinkel’ in het naburige dorpje Bongde (waar de hotelschool in de maak is). Veel vrouwen in Bhutan, ook getrouwde, hebben een eigen zaakje of erven de bezittingen van de ouders.
Samen hebben ze twee kinderen. De dochter gaat binnenkort in Thimpu wonen bij een tante voor haar schoolopleiding. Het zoontje gaat over een paar weken naar de kleuterschool, die achter Sonam’s winkeltje ligt. Het hele gezin was mee op reis, maar vrouw en kinderen zijn twee weken in Bangkok gebleven, terwijl Karma door ging naar Maleisië – een reis die hij aangeboden had gekregen van een zakenpartner.
Karma loopt mee naar het kantoortje en begroet de nieuwe pupil, die gratis mijn lessen mag volgen en ook eten en onderdak krijgt.
Daarna ga ik met de meisjes aan het werk.
We doen eerst een warming-up in het paviljoentje bij de rivier, onze favoriete plek om de dag te beginnen. Ruggen wrijven, leunen tegen elkaar en met de vingers de rugspieren bewerken en tot slot een hoofd-, nek- en schoudermassage. En buiten ons vervolgens over de anatomie.
V.l.n.r.: Pema, Wang en Sonam
Pema Zhongmo doet vandaag ook actief mee met de les. We doen bij Wang de hele laterale kant van het lichaam en laten en passant nog eens de 3-D anatomie zien van de spieren die we behandelen. In de namiddag laat ik ze alleen werken (de andere laterale kant van beide dames), want we krijgen de twee jongens van de hotelschool op bezoek. Die vertrekken overmorgen naar een klein dorpje in het noorden van India, waar ze drie weken moeten blijven voordat ze met een nieuw werkvisum Bhutan weer in kunnen .
’s Avonds dus weer gezellig diner met, met maar liefst vijf tafelheren! Auke, Adrien, Alan, Mahendra en Karma.
Karma, Mahendra, Adrian (rug), Auke en Alain
Sanghe Rinzin schuift mijn stoel aan
Karma Jigme en profil
Als voorafje krijgen we een yakschotel (yaks zijn de Bhutanese bergkoeien), die weliswaar lekker gekrruid is, maar wel oertaai… De chickensizzler met groenten daarentegen is heerlijk mals, de wijn uitstekend en het toetje met watermeloen en aardbeienmousse ook. Gisteren heb ik de massala-thee ontdekt (een soort Indiase chai met melk) en daarmee eindigen we een geanimeerde avond waarin ik weer heel wat te weten ben gekomen over het hotelwezen met alle uitdagingen en anekdotes die dat met zich meebrengt.
Thuis in bed, met mijn dierbare hervonden laptop op schoot, importeer ik nog wat foto’s van mijn camera. Maar het internet is traag en valt steeds uit. Dus tegen tweeën geef ik mijn pogingen om ze op de website te krijgen op, zet het raam open en de thermostaat laag en kruip onder mijn knetterende (statische electriciteit) tijger-fleecedekentje voor zes uur diepe slaap…
MAANDAG 9 FEBRUARI
Iets voor achten word ik wakker. Net nog even tijd om mijn blog bij te werken. Voor het eerst zie ik bij het openschuiven van de gordijnen wat bewolking. Maar een half uur later is de zon weer terug. Sneeuw heb ik hier nog niet gezien. De kou ’s nachts valt erg mee (ik had -16 verwacht maar het is voor mijn gevoel niet kouder geweest dan -4) en overdag is het heel aangenaam en zonnig, met een diepblauwe lucht temperaturen tussen de 11 en 18 graden.
Het ontbijt met Mahendra en Alan is plezierig. Ik proef een knakworstje van Mahendra, maar besluit mij gewoontegetrouw toch maar te houden bij toast, omelet met ui en tomaat, toast, wat kaas en jam (voor de variatie kan ik ook kiezen voor roerei of spiegelei). De cornflakes spreken me minder aan.
Mahendra heeft de wekelijkse maandagochtendtraining met de staf en heeft vandaag ook Wang uitgenodigd, om haar verder te polsen over haar eventuele motivatie om supervisor te worden. Belangrijk is dat ze beseft dat dit veel meer verantwoordelijkheden met zich meebrengt dan ze als masseuse heeft.
Alain heeft een lange dag voor zich, met wel vier besprekingen.
Ik zit nog even in mijn hangstoel op de veranda in het zonnetje met een tweede kopje thee en dan ga ik naar de meisjes.
Grandma Yoyo in hangstoel
In het paviljoen laat ik nu ook Pema Zhongmo vertellen over haar leuke en minder leuke eigenschappen. Dan komt Wang terug van de stafbespreking. Zij heeft instructies gekregen ter verbetering van de Spa, haar zegje kunnen doen en informatie ontvangen over de verantwoordelijkheden van een supervisor. Voortaan mag zij elke maandagochtend bij de stafbespreking zijn.
Terwijl Wang en Sonam de andere kant van Pema’s ‘positieve’ en ‘negatieve’ eigenschappen mogen bedenken, geniet ik van de koffie die om kwart voor elf wordt gebracht door onze vriend Dorjee. Voor we naar de massagekamer gaan springen we wat op en neer en zwieren twee aan twee in de rondte om even in beweging te komen.
Gisterenmiddag hebben Pema en Wang zonder mij de andere zijkant van Sonam gedaan, een lange sessie. Dat ging ze redelijk goed af, maar ze hadden hier en daar nog wel wat twijfels. Wang moet de andere zijkant nog krijgen, dus dan kan ik het ze nog een keer laten zien. Maar eerst doe ik de bilpartij en de hamstrings nog een keer voor, waarna de meisje zich alledrie mogen uitleven op mij. Pema moet duidelijk even slikken, want zij is zelf nog niet uit de kleren en onder handen geweest. En om dan ineens de juf bloot te zien rondlopen zonder gillend weg te rennen is wat je noemt een kwantumsprong.
Maar het gaat goed en om kwart over één zijn we klaar.
De tijd tot de lunch gebruik ik om nog een paar foto’s te unzippen, namen te geven en naar mijn blog te sluizen. De lunch nuttig ik alleen, want Alain is nog druk bezig met de hele keuken- en bedieningsstaf (zo’n zeven man/vrouw) tips ter verbetering te geven. Ze zijn één en al aandacht.
Na afloop komt hij nog even naar mijn tafeltje om te vertellen dat van deze mensen uiteraard geen wonderen verwacht kunnen worden: de meesten hebben weinig of geen opleiding gehad en een paar hooguit een jaar. Terwijl in Zwitserland drie jaar opleiding vereist is wil je in de bediening in een 4- of 5-sterren hotel aan de bak komen. Maar hij is blij dat hij ze hier en daar wat nuttigs bij kan brengen.
Na een siësta van een half uur ga ik ijverig verder met het verzenden, unzippen, benoemen en verkleinen van foto’s. Veel te snel is het vijf uur. Ik moet weer naar de meisjes. Maar als ik aankom blijkt Wang een klantje te hebben voor voetmassage van een uur. Dus nu kunnen we niet haar tweede zijkant doen. Jammer. Misschien is er na haar sessie nog even tijd daarvoor.
Met de andere twee ga ik nog wat in op vragen die ze hebben over de anatomie van het mediale been. Dan komt er een telefoontje van de front desk dat Wang in het kader van haar training tot supervisor na haar sessie verwacht wordt bij Pema, de front desk manager, die haar wat Excel kennis gaat bijbrengen voor het maken van een dagelijks sales report.
Dat wordt dus straks niks meer, want om zeven uur staat het diner alweer klaar. Dus rond ik met de andere twee af door wat Osho-moppen voor te lezen uit de Dhammapada (lezingen over de sutra’s van de Buddha) deel 7, dat ik als enig boek heb meegenomen.
Ik wacht nog even tot Wang terug is van haar sessie. Dan nemen we afscheid voor vandaag.
Als ik na een kleine pauze in het restaurant kom, zijn Alain en Mahendra al volop in gesprek.
Na enige tijd kan ik het gesprek een wending geven van het hotelwezen naar wat meer existentiële onderwerpen.
Ik laat wat foto’s zien van de extensies en de beide heren zijn zowel gechoqueerd als nieuwsgierig als ze onbedekte stukjes borst- en bilpartij zien. Mahendra vraagt of hij ook helemaal bloot moet als hij bij ons op de tafel komt liggen. Ik zeg dat ik dat wel dapper zou vinden, maar dat hij zichzelf niet hoeft de forceren. Ben benieuwd of hij de stap back to innocence kan nemen. Alain heeft al gezegd dat hij in zijn conditie, met allle operaties en hartaandoeningen, bang is dat massage misschien niet goed voor hem zal zijn. Maar hij is toch ook wel geïmponeerd door mijn uiteenzetting over body/heart/mind shifting en wie weet komt hij toch nog over de brug.
Daarna gaat het over liefde. Mahendra heeft met deze job geen tijd voor een vaste relatie, dus hij moet het doen met vluchtige ontmoetingen en soms een aantal nachten met dezelfde. Hij laat een foto zien van zijn huidige bilmaatje (sinds een week), dat hij echt heeft moeten veroveren, en appt haar over zijn inspirerende gesprekken met mij. Ze is benieuwd naar wie die rare Yoyo wel mag zijn. Wellicht zie ik haar, als ze op zijn vrije dag eind deze week weer een nachtje komt vrijen en slapen.
Tot slot wisselen we nog wat uit over onze favoriete films. Voor Mahendra is dat ‘300, Rise of an Empire (die komende zondag op de TV in mijn kamer is te zien), voor Alain ‘Kingdom of Heaven’ over de Templars. Zelf kom ik uiteraard met ‘As it is in Heaven’, waar beide heren nog nooit van hebben gehoord.
Terug in mijn kamer werk ik mijn blog bij, doe nog een spelletje WordFeud met vriendin Joke en broer Jack.
Met broer Jack
Tegen half twee ga ik plat. Maar omdat de slaap na twee uur nog niet wil komen, ga ik maar weer rechtop zitten en importeer. unzip en categoriseer nog een flinke lading foto’s van mijn camera, tussentijds chattend met broerlief. Tegen zessen doe ik een nieuwe poging tot onderduiken en inderdaad drijf ik na een half uur zachtjes weg.
DINSDAG 10 FEBRUARI
Vijf minuten vóór de wekker om kwart voor negen afgaat, word ik weer wakker.
Ik neem een douche (het water is lekker warm), vul mijn kussensloop met kleren voor de was en wandel in vier minuten naar het restaurant, met de zon in mijn rug genietend van de frisse zuivere lucht.
Aan het ontbijt vind ik Alain en Karma Jigme. Ik stel Karma wat vragen en krijg hem aan de praat over zijn passie en perikelen, het ontbreken van een goed managerbeleid en het onderhoud, renovatie en uitbreiding van de accommodaties. Er zijn nu 58 kamers met in totaal plek voor zo’n 120 gasten. De grootste zorg is – naast het schipperen met het budget – het personeel. Hoe vind je getrainde mensen, hoe integreer je ze met de andere stafleden en bovenal: hoe houd je ze. Ik kom en passant met wat suggesties omtrent de redenen waarop personeelsleden afhaken. Hij ziet uit naar mijn lijst met tips en aan de hand daarvan gaan we binnenkort wat brainstormen.
In het paviljoen doen we eerst e ontluchtingsoefening. Tsjewang en Pema Zhangmo zijn gisteren verhuisd naar een grotere kamer. Een soort ronde torenkamer waar niets in staat. Het was een heel karwei om hun matras en spullen de smalle trap naar boven op te krijgen, En ze hadden een aanvaring met één van de andere meisjes toen ze daar om half elf ’s avonds mee bezig waren. Sonam is beneden in hun oude kamer gebleven, maar Dheeki van de Receptie is bij haar ingetrokken.
Wang had ook een botsing met de front desk manager, die ook Pema heet. Ze schijnt nogal een bitch te zijn en af en toe ronduit bot. Wang is verontwaardigd en zegt dat als zij door Pema getraind moet worden en het zo blijft, ze haar langste tijd hier gehad heeft. Dat is natuurlijk mijn vrees – en die van Mahendra: dat de meisjes hier mijn nieuwe technieken leren en dan met die kennis overstappen naar de concurrentie: de Spa van een ander hotel, waar de omstandigheden en betaling beter zijn/lijken.
Ondertussen genieten ze alle drie van de les. Ik laat ze hun drie wensen opschrijven en het is leuk om te zien hoeveel energie dat ze geeft.
Pema en Tshewang
In de massagekamer doe ik de extensie van de zijkant nog een keer voor op de linkerkant van Wang. Daarna geeft Pema Zhangmo mij een ontspanningsmassage, zodat ik een indruk krijg van haar stijl van werken en haar kan helpen om die te combineren met Esbima. Ze is goed!
Tijdens de lunch geef ik de ongenoegens van de dames door aan Mahendra. Hij moet zelf maar zien of hij er iets mee kan. Als ik weer in mijn kamer ben heb ik nog een uur voor de middagsessie. Mijn plan is om een half uur te gaan slapen en dan nog een half uur te werken. Ik heb flink wat dingen op mijn to-do-lijst staan. Maar het wordt toch een uur pitten: de slapeloze nacht van gisteren doet zich gelden.
’s Middags werken Wang en Sonam voor het eerst op Pema Zhangmo, opnieuw met de laterale extensies. Zij moet nu dus ook met de billen bloot. Gelukkig is ze inmiddels voldoende ontdooid om het aan te kunnen. We zijn pas om zeven uur klaar en ik struin dus meteen door naar de eetzaal. Daar zit Alain op zijn iPad te werken in afwachting van het ‘set menu’ van vandaag: witte rijst, een kipschotel, bloemkool met een kaassausje, geroosterde spinazie en papadams. De eetzaal is dit keer niet helemaal leeg: en zijn zes gasten die ook hier eten.
Even later voegt ook Mahendra zich bij ons en voor Alain is het bijna tijd voor zijn volgende en laatste afspraak van vandaag.
Mahendra vertelt dat het hem eindelijk gelukt is om een als maar uitgesteld verlof te plannen. A.s. maandag, de 15e, gaat hij 5 dagen naar zijn oom en grootmoeder in Thimpu. Ik zal hem missen! Voor zijn vertrek gaat hij het regelen dat ik met vier van de afdelingshoofden een sessie van een uur krijg waarin ik wat communicatie-oefeningen met ze kan doen.
Ik merk dat de vermoeidheid weer toeslaat. Mahendra kan het zien. We breken dus direct na het eten op. In mijn kamer heb ik nog net genoeg puf voor mijn Wordfeud-beurt en het bijwerken van mijn blog tot hier. Het is bijna tien uur. Nog even een paar e-mailtjes en dan vind ik het welletjes voor vandaag!
WOENSDAG 11 FEBRUARI
In ons gezellige paviljoentje laat ik vandaag de meisjes kennismaken met de hot seat (één persoon zit in een stoel, de anderen komen één voor één langs en zeggen eerst wat ze niet bevalt aan die persoon en daarna wat ze leuk, mooi, lief of bijzonder vinden). Nou, dat is me een gegiechel en gedraai! Ze zijn helemaal niet gewend om rechtuit tegen iemand iets te zeggen wat je niet bevalt aan die persoon. En ook niet om een ander in de ogen te kijken. Dus anders dan bij ons krijg ik er niet meer dan één of twee punten van kritiek p.p. uitgeperst . Nou moet ik ook zeggen dat de mensen hier over het geheel genomen duidelijk minder sjaggerijnig, gestressed en veroordelend zijn dan bij ons…
Zelf kom ik er ook bekaaid af qua minpunten: ik draag te dunne kleren (zij lopen hier allemaal rond in van die gewatteerde windjacks) en ‘I expose my naked body shamelessly in front of other people’. Aan de positieve kant daarentegen raken ze niet uitgecomplimenteerd.
Uiteraard gooi ik vervolgens in de massagekamer vrolijk al mijn kleren uit en maak in mijn blootje een dansje rond de massagetafel. Gelukkig, ze kunnen er al om lachen en hebben niet meer de neiging om weg te duiken of de kamer uit te rennen! De dames mogen zich nu heerlijk uitleven op mijn beide zijkanten. Ze krijgen het al aardig in de vingers! En ik voel me na afloop heerlijk ontspannen.
Dan zit ik weer alleen in de grote lege eetzaal, na een lekkere Indiase lunch. Er zijn vandaag – na een paar dagen met nauwelijks of geen gasten – 49 Indiërs gearriveerd voor twee nachten. Dus het menu is aangepast. Maar het hele gezelschap eet blijkbaar in het ‘beach restaurant’ for special occasions.
Even later voegen Alain en Mahendra zich bij mij. Het gesprek gaat deze keer over cultuur en politiek.
Buthan is in het verleden regelmatig in oorlog geweest met Tibet.Sinds China Tibet heeft veroverd is dat voorbij. Niettemin worden er door de Chinezen af en toe ook stiekem stukjes land van Bhutan ingepikt aan de noordgrens in de Himalaya, waar niets aan te doen schijnt te zijn. De opkomst van China resulteert overigens ook in economische infiltratie: 30% van de gasten van Tashi Namgay is nu Chinees. Ze komen vaak met grote groepen en zijn erg luidruchtig, wat soms irritant is voor de andere gasten. Ook wordt er veel geïnvesteerd door China.
Met India heeft Bhutan goede betrekkingen. Er wordt uit dat land veel geïmporteerd, met als gevolg dat de schuldenlast hoog is opgelopen. Deze proberen ze nu te verlagen door de levering van elektriciteit. Er wordt in Bhutan veel stroom gewonnen uit het verval van de rivieren en bergstroompjes. Elektriciteit is dan ook hun voornaamste exportproduct.
Uit buurland Nepal zijn in de vorige eeuw veel werkkrachten aangetrokken. Maar onder de 4e koning (de vader van de huidige) is het beleid veranderd, omdat de toevloed van Nepalezen de pan uit rees. Het schijnt dat de regering tegen het eind van de vorige eeuw het merendeel van de ‘platneuzen’ met zachte drang het land heeft uitgewerkt.
Wat het koningschap betreft: anders dan in Nepal (waar tien jaar geleden de koning is vermoord, met desastreuze gevolgen voor het land, dat kennelijk verscheurd wordt door economisch verval en terreur) is in Bhutan weinig of geen weerstand tegen het koningshuis (ik vermoed overigens dat dat ook wel te maken heeft met dat er korte metten worden gemaakt met elke vorm van oppositie).
Wel ziet het er naar uit dat de macht van de regering groeit, waardoor het koningschap geleidelijk aan meer een symbolische functie krijgt, zoals dat ook het geval is in Europa. De huidige koning is wat minder populair dan zijn (veel krachtiger) vader, maar nog steeds zeer geliefd. Hij doet ook zijn best om de band met zijn volk te versterken, door veel rond te reizen (met een rugzak op zijn rug) en persoonlijk contact te maken met mensen uit afgelegen gebieden.
Hommage aan de koning. Medaille op Mahendra’s borst
Na een kleine siësta ga ik weer verder met foto’s, de update van het Spa-menu en de feedbacklijst.
’s Avonds tijdens het diner neemt Mahendra het dappere besluit om vrijdag op de massagetafel te komen liggen. ‘Wel met onderbroek en boxershorts aan – en alléén de rug!’, waarschuwt hij. ‘We zullen zien’, glimlach ik met een knipoog.
Thuis in mijn kamer doe ik alleen nog een spelletje WordFeud. Om kwart over elf vallen mijn ogen dicht en kan ik nog net het licht uitdoen.
Dawa
Schoonmaaksters tussen de bedrijven door
Zo, nu eerst even online mijn blog updaten. Daar ben ik een klein uurtje mee bezig. Als ik de tekst opsla merk ik dat behalve de eerste drie regels alles wat ik heb geschreven verdwenen is. Hoe kan dat nou? Ik kijk of er een vorige versie automatisch is opgeslagen, maar nee hoor.
Ik slaak een diepe zucht en begin opnieuw. Af en toe even checkend of de opslagfunctie nu wel werkt. En gelukkig is dat zo.
Als ik bijna klaar ben is de batterij leeg en treedt net de automatische Windows update in werking. OK, ik leg de Vaio maar weer even aan de tiet. Het is alweer bijna etenstijd en in de twintig minuten die mij nog resten verzend ik nog wat fotobatches van mijn Galaxy naar de computer.
Bij de lunch zie ik Alain en Mahendra in gesprek. Ze wenken mij om erbij te komen. Alain luncht niet (hij wil zijn buikje kwijt) en Mahendra is net klaar met zijn maaltijd. Hij blijft niet lang. Ik zie dat het werk aan hem trekt. Naast de 49 Indiërs zijn er vandaag ook 10 Europeanen bijgekomen, dus er valt veel te regelen.
Alain is er intussen in geslaagd om een opname te maken van een landend vliegtuig. Maar helaas is de helft ervan mislukt, doordat hij teveel had ingezoomd. Hij verhuist naar de lange tafel achter mij, waar tien van zijn pupillen wachten op zijn lezing over wijn.
Nu heb ik rustig even de tijd om te genieten van de champignons met kaassaus (uiteraard mijn lievelingsgerecht hier, de komkommer met mayonaise, de papadam (waar ik ook dol op ben) en een heerlijke mango juice.
Als ik klaar ben vraagt Alain mij om wat foto’s te nemen van de wijnproeverij en zelf ook een paar slokjes te komen nemen.
De meeste Bhutanezen drinken niet, of soms alleen bier. Maar ze moeten de verschillen tussen de wijnsoorten leren en weten welke wijn waarbij geschonken kan worden. De Bhutanese wijn is volgens hem niet veel soeps. Hij is goedkoop en er zitten chemicaliën in en veel suiker. Hij is van plan om op de markt in Thimpu te kijken of er geen betere soorten zijn. Voorlopig raadt hij de manager Chimi aan om toch ook maar wat Franse wijn aan te schaffen.
Ik proost even mee en geniet van de vieze gezichten die de jongens en meisjes trekken.
Daarna ga ik weer terug naar mijn kamer. Inmiddels is het half vier en tijd voor mijn middagdutje. Vandaag is het voor het eerst sinds mijn aankomst zwaar bewolkt en het regent zelfs een beetje. Meteen is het ook een stuk kouder, dus het is geen straf om weer even lekker onder de wol te kruipen. Ik maak een lekker kruikje, werk mijn blog nog even bij en om vier uur ga ik een half uurtje plat.
MAANDAG 16 FEBRUARI
De afgelopen vijf dagen werd mijn aandacht zozeer in beslag genomen door ‘hier en nu’, lesgeven en de finetuning van het spa-menu en de suggetie-lijst, dat ik niet aan mijn dagboek ben toegekomen.
Wat is er zoal gebeurd in de tussentijd?
Het weer is weer opgeklaard. De regenval was maar van korte duur en de volgende dag scheen de zon weer – tot en met vandaag. Wel is het in de ochtend soms wat nevelig en dus ook wat frisser. Op de toppen van de noordelijke bergen ligt sneeuw.
Mahendra is gisteren naar zijn grootmoeder en neef in Timpu vertrokken. Vijf dagen verlof. Dat had hij al veel eerder had zullen nemen, maar hij heeft het alsmaar uitgesteld. Het is nu of nooit, want vanaf begin maart is het waarschijnlijk weer volle bak. Ik mis hem nu al!
Alan is ten prooi gevallen aan een heftige keelontsteking. Veel pijn bij het slikken. Kan sinds gisteren niet meer praten (dat is ook wel lekker rustig, even :-)).
Met de meisjes ben ik begonnen met de review van het hele programma dat we hebben afgewerkt. De warming-ups in het paviljoentje zijn steeds gezelliger. Ze genieten van de Flowering-achtige oefeningen die ik met ze doe, vertellen onbevangen over vriendjes, familie en toekomstdromen en laten me fotootjes zien op hun smartphones.
Tshewang wil later haar eigen hotel beginnen. Sonam wil vooral een vriendje met een auto – en later een gezin met kinderen. Tshewang heeft al een vaste partner (kinderen hoeft van haar niet zo nodig) – en een goeroe, met wie ze verder wil op het pad van zelfrealisatie.
Wat mij behoorlijk in een dilemma bracht is, dat ze een paar dagen geleden vertelden dat ze naar het vijf-sterrenhotel in Paro zijn geweest om te solliciteren. (ik kan het ze niet kwalijk nemen, want een aantal randvoorwaarden voor het personeel zijn hier verre van ideaal).
Het ziet er naar uit dat de mensen daar voor hun Spa wel oren hebben naar in drie dames die een flink arsenaal en ruim twee jaar ervaring in hun vingers hebben. Ze kunnen daar een hoger salaris krijgen. Maar moeten dan wel zelf woonruimte zoeken – en betalen – in de buurt. Niet alleen het hogere salaris is aantrekkelijk, maar ook de personeelsaccommodatie schijnt een stuk gerieflijker te zijn. En… ze zitten daar in Paro zelf, dus minder opgesloten dan hier in Tashi Namgay.
Tja… moet ik dat nou wel of niet doorvertellen aan Mahendra en Karma?
Zij hebben nogal wat geïnvesteerd in mijn komst hier. En dan zitten ze straks wellicht met een lege spa… De gedachte maakt me verdrietig.
Nou, ik laat het nog maar even rusten. Misschien kan ik op een goed moment wel een zachte hint geven dat ze wat meer moeite zouden kunnen doen om hun Spa-personeel( tevreden) te houden.
Na een aantal dagen ’leegstand’ kwam er eergisteren (op Valentijnsdag) een groep van 53 jolige Fransen uit Nîmes/Sètes binnenvallen. Leden van de Association ‘Culture en Liberté’, opgericht door geestige groepsleidster Sylvie. Zij maken een cultuurtour van drie weken en zijn via Kathmandu en Darjeeling hier beland. Alain en ik hadden meteen een leuk contact met een aantal van hen. Leuk om mijn Frans weer wat op te halen en blij dat Alain (die toen nog kon praten) erbij was om de gaten op te vullen. Gisterenavond moest hij afhaken vanwege zijn keelpijn.
Overdag waren ze naar het Tiger’s nest geweest, een uitdagende trip met 700 traptreden de berg op in anderhalf uur tot twee uur.
Een viertal van hen kwam na afloop een massage halen, die erg goed viel.
Na wat gesprekjes hier en daar kreeg ik aan het eind van de avond een halve fles wijn van ze cadeau en een getuigschrift voor Alain en mij voor de benoeming tot ‘Chevalier de l’Ordre du Verre à Dent – pour la Défense de la Liberté de boire un petit coup nulle part et partout, exclusivement pour le plaisir’.
Eerder op de avond, aan het begin van het diner werd ik uitgenodigd door drie oudere dames uit North Carolina. Alle drie weduwen en lid van een supportgroepje van 8. Een advocate, Diana, een vertaalster, Claire, en een health food freak (à la Jheel: ze leed hevig onder de afwezigheid van full grain brown rice hier in het Oosten). We hadden geanimeerd gesprek over retirement, relaties, alleenzijn en familiebanden.
Alain zat zielig, ziekig en alleen en aan ‘onze’ tafel en vertrok al snel naar zijn kamer. Vandaag is hij na het ontbijt ook meteen weer naar bed gegaan.
Zelf was ik uitgenodigd om bij de wekelijkse stafbespreking aanwezig te zijn. Die werd geleid door Pema, in de conference room boven het restaurant. Een ongezellige ruimte en een nogal serieuze bedoening. Iedereen kan in principe zijn zegje doen, maar het kwam er vooral op neer dat een jongen die iets te laat binnenkwam en kennelijk ook in de keuken iets fout had gedaan streng terecht werd gewezen.
Mijn beurt bestond uit het melden van een aantal onvolkomenheden, het plannen van coaching- en massagesessies met de drie afdelingshoofden en het maken van een afspraak met Pema voor vanmiddag. Pema is floor-manager en de rechterhand van Mahendra. Nu Mahendra er niet is (en Karma ook schittert door afwezigheid) zwaait zij hier de scepter. Ze wordt door deze en gene ondergeschikte afgeschilderd als een soort Margaret Thatcher.
Na de lunch begin ik met het bijwerken van mijn blog. Ik schrijf het in Word, want het internet heeft het weer eens begeven.
Stipt om vier uur belt Pema aan mijn kamerdeur. Ze is snipverkouden.
Ik nodig haar uit om het zich gemakkelijk te maken. Ze schuift de enige stoel in de kamer naast mijn bed. Zelf ben ik in kamerjas en ik nestel mij weer in de kussens, met mijn laptop op schoot voor aantekeningen.
Het uur daarna vertelt ze over haar werk, de dingen waar ze blij mee is en de uitdagingen en de uitdagingen/zorgen die haar verantwoordelijke job ook met zich meebrengt. Ik stel af en toe wat vragen en zie haar steeds meer opengaan en ontspannen. Hoezo, Margareth Thatcher? Een honneponnetje…
Vervolgens kom ik met mijn voorstellen voor en uitleg over coaching, massage, de hot seat, yoyoyoga, kundalini meditatie en ontluchtingsoefening, zowel voor de supervisors als voor de staf. Ze is helemaal in voor al deze nieuwe experimenten en vooral over yoga is ze laaiend enthousiast.
We spreken af dat zij als eerste een massage krijgt vanavond om negen uur.
Vanaf morgen komen dan successievelijk de anderen aan de beurt.
Morgen om drie uur beginnen we dan ook maar meteen maar met een hot seat voor supervisors, in het bibliotheekpaviljoen. Zij wil wel als eerste op de stoel.
Bij het afscheid om kwart over vijf huggen we en mag ik ook een foto van haar nemen, ondanks haar verkoudheid.
’s Avonds voor het diner wip ik nog even aan bij de meisjes, die de de extensies van vanochtend zelfstandig hebben toegepast op Pema Zangmo, die ze nog niet had ervaren. Na het diner (buffet vandaag, vanwege 35 nieuwe gasten) met een lekker glas wijn doe ik een klein dutje. Dan krijgt Pema haar massagesessie, Sonam is inmiddels ook bezweken aan de griep, dus ik werk samen met Tshewang en Pema Zangmo.
De meisjes beginnen met een warming-up, daarna kom ik erbij met wat selectieve Esbima extensies (ze heeft vooral last van haar knieën). Pema geniet zienderogen, ook al moet de sessie af en toe onderbroken door neus snuiten en telefoontjes over de internetreparatie: eindelijk is de monteur gearriveerd die er vanmiddag al zou zijn. Rond kwart over tien laat ik de meisjes samen afronden en Pema begeleiden naar de stoomcabine.
Zelf ga ik naar mijn kamer, om nog wat televisie te kijken en deze regels te schrijven. De nacht is helder en fris maar niet koud. Er is geen maan te zien, maar er fonkelt een lichtende ster aan de hemel.
Thuis blijkt het internet het nog steeds niet te doen. OK, dan nog maar even wachten en zien hoe het morgen is. Ik nestel mij in bed en tegen twaalven doe ik na een vlotte schrijfsessie met een tevreden zucht het licht uit.
DINSDAG 17 FEBRUARI
Vijf minuten vóór de wekker afgaat word ik wakker. Ah… die zon, als ik de gordijnen open doe.
Eerst maar even mijn blog op de website zetten (gisteren vlak voordat ik het licht uitdeed, deed het internet het ineens weer).
Vandaag begin ik om half elf met de meisjes. Het wordt een drukke dag, met de hot seat, een coachingsgesprek en een massage met Chimmy.
En dan ben ik nog niet eens begonnen met het maken van een handboek (en een diploma!) voor de dames…
Vandaag krijg ik om vier uur Chimi de restaurantmanager voor een coachingsgesprek. Daarna krijgt ze meteen een massage van een uur. De komende dagen komen successievelijk alle supervisors aan de beurt. En we gaan ook nog een ontluchtingsworkshop doen en voor de liefhebbers een yoga/kundalini sessie.
Om half elf begin ik met de meisjes. In het paviljoen lees ik een stukje voor uit deel 7 van de Dhammapada, commentaren van Osho op de sutra’s van de Boeddha’s. Over dat je geen soulmate zult vinden als je niet eerst je eigen ziel hebt gevonden. Met uiteraard ook weer een paar treffende moppen erbij.
We werken tot kwart voor één. Na een korte pauze, een lichte lunch en een cat nap van tien minuten is het tijd voor de hot seat workshop in het paviljoen. Er zijn twee kamermeisjes, twee jongens van de bediening, een meisje van de receptie, Tsjewang, één van mijn pupillen die nu getraind wordt tot supervisor en Chimmy, die gaat over keuken en restaurant. Zij zal aansluitend een uur naar mijn kamer komen voor een gesprek en daarna een massage krijgen.
Tja, hoe zullen we beginnen… Ik laat ze eerst maar eens een kring maken van de gemakkelijke rieten stoelen. Na een korte inleiding en uitleg over het doel van onze samenkomst nodig ik ze uit om als introductie één ding te noemen wat ze goed vinden van zichzelf en één ding waar ze een oordeel op hebben.
Tjonge, wat heb ik van ze gevraagd… Eén van de kamermeisjes verbergt zich half huilend achter haar hand en lijkt zeven doden te sterven. Anderen lachen gegeneerd of zitten als versteend op hun stoel. Gelukkig heeft Tshewang deze oefening al eerder gedaan en zij bijt de spits af. Daardoor kunnen de anderen enigszins ontspannen en met wat geduld en aanmoediging komt iedereen uiteindelijk toch met een tweetal overtuigingen over zichzelf.
Om ze wat in beweging te krijgen geef ik vervolgens een demo van de tweede fase van de dynamische meditatie: uit je dak gaan. Dat is duidelijk nog nooit vertoond en degenen die niet mee springen liggen in ieder geval in een deuk van het lachen. Mooi zo. Daarna gooien we de stemmen los, met vooral veel dierengeluiden, wat voor nog meer hilariteit zorgt. We vervolgen de warming-up met gekke bekken trekken, wat een aantal toch wat te ver gaat. OK, dan maar even wat ruggen wrijven. Dat gaat goed. Ook lukt het ze om een minuut in elkaars ogen te kijken en dan te zeggen wat ze zien of voelen.
Tot slot komen we dan toch nog toe aan de hot seat voor twee van de aanwezigen die de stoute schoenen aantrekken. Anders dan in Nederland bij de Flowering groepen krijgen de deelnemers nauwelijks meer dan één negatief en één positief geluid per persoon uit hun strot – en ook het in de ogen van de ander kijken bij het uitspreken van je mening valt niet mee. Maar ik weet wel dat deze mensen – en ik – het afgelopen uur een ervaring hebben gehad die we niet gauw zullen vergeten…
Dan gaan Chimi en ik naar mijn kamer, waar weer een boeiende uitwisseling plaatsvindt over werk en leven.
De massage die ze vervolgens van de meisjes en mij krijgt is voor haar een soort initiatie (de massages die ze lang geleden ooit eerder heeft gehad hebben ervoor gezorgd dat ze een afkeer heeft van aanraking.
Met zachtheid en toewijding lukt het ons om haar dit keer iets anders te laten beleven en althans iets van de geïsoleerde compartimenten van haar lijf tot elkaar te krijgen.
Daarna is het genieten van een welverdiende maaltijd – een gloeiende sizzler met stukjes kip, champignons, speciebonen en rijst – in gezelschap van AlaIn, die tot zijn vreugde zijn stem weer terug heeft en daar meteen weer dankbaar gebruik van maakt…
Morgenavond na het eten is hij aan de beurt voor een massage. Langzamerhand heeft zijn nieuwsgierigheid het gewonnen van zijn scepsis en weerstand.
’s Avonds in bed verdeel ik mijn tijd tussen kijken naar het laatste deel van De Ban van de Ring (voor de tweede keer en weer net zo spannend) en – in de reclamepauzes – mijn blog.
En nu is het kwart voor één en de hoogste tijd om weer even te verzinken in zoete vergetelheid.
WOENSDAG 18 FEBRUARI
Zoete vergetelheid? Nou, vergeet het maar!. Zeker tot drie uur wentel ik mij klaarwakker van de ene zij op de andere. Niet onaangenaam trouwens, maar wel met af en toe een zorgelijke gedachte over slaapgebrek straks, omdat ik graag weer fit wil zijn voor de sessies van vandaag.
Niettemin word ik een uur voordat de wekker afgaat wakker, met zin in de dag. Omdat het internet het niet doet begin ik maar met het plaatsen van de eerste foto’s in het Esbima handboek voor de meisjes.
Aan het ontbijt treft ik een mismoedige Alain. Hij had het vannacht opnieuw behoorlijk te kwaad, en meer dan ooit. Een brandende pijn van zijn keel naar zijn borstgebied. Bang dat er wellicht weer iets mis gaat met zijn hart is hij toch maar begonnen met antibiotica, om de vier uur, naast de iboprufen en de anderen medicijnen die hij regelmatig inneemt. Hij is de laatste dagen veel bezig met op het internet (als dat het af en toe even doen) kijken welke medicijnen wel en niet met elkaar kunnen.
Hij is niet gewend om ziek te zijn en vindt het onuitstaanbaar dat hij hier nu niet gewoon zijn werk kan doen. Voelt zich bezwaard over alle ondersteuning en verzorging die hij krijgt van de staf. ‘Ik wil er juist voor hén zijn!’.
Alain is overigens niet de enige die ziek is. Veel van de mensen hier lopen te snotteren, te hoesten en te proesten. Ik prijs mezelf gelukig dat ik tot nu toe de dans ben ontsprongen. Mogelijk heb ik dat te danken aan de multi-vitamine, de glucosamine en de omega 3 forte die ik elke dag inneem.
Het enige ongemak dat ik in het begin heb gehad is een kleine aambei, die af en toe bloedde (mijn ontlasting was wat hard. Maar die is nu gelukkig weer weg, mede dankzij de stoelgangthee. Verder ben ik blij met de pot met zuiveringszout (natriumbicarbonaar dat ik heb meegenomen. Een half theelepeltje in een glas water is meestal afdoende als ik na het eten last heb van maagzuur.
Alain en ik hebben het over doodgaan in het buitenland. Op onze leeftijd kan de dood elk moment toeslaan, waar ik mij zeer wel van bewust ben (ik heb altijd mijn geplastificeerde lijstje met gegevens en te bellen telefoonnummers bij me). Waar kies je dan voor: crematie ter plekke, of repatriëring van je lijk voor een eventuele begrafenis. Maar ja, wie wil je het aandoen om die stoffelijke resten in ontbinding te laten wegwerken… En een graf schept wellicht een gevoel van verplichting tot onderhoud dat je je vrienden en familie niet wilt aandoen. Het ergste vindt hij het idee dat zijn zoon opgescheept wordt met het opruimen van zijn onoverzienbare berg spullen en administratie.
Het doet Alain goed om even te ontluchten. Maar na het ontbijt gaat hij toch maar weer plat.
Als ik het kantoortje van de Spa binnenstap, zit daar een nieuw meisje Tshering – een vriendin van de andere drie – dat zich wil aansluiten bij de les. Ik had al vernomen dat ze in aantocht was. Ook een lieverdje zo te zien. Zij heeft geen massageopleiding gehad, maar heeft wat technieken geleerd van collega’s in de Spa van een Bhutanees hotel zo’n vier uur hier vandaan, waar ze een jaar heeft gewerkt.
Toen ze trouwde moest ze daar weg. Kort daarna was het huwelijk ook voorbij omdat haar man zich niet tot één vrouw kon beperken. Ze heeft een paar jaar thuis gezeten, maar wil zo langzamerhand weer eens aan de slag. Inmiddels heeft ze een nieuwe vriend, die toerist guide en D.J. is in Paro.
Eerst doen we in het paviljoen een warming-up van zwieren, springen en ruggenwrijven. Vervolgens doe ik Yoyo-yoga met ze en daarna beginnen ze spontaan elkaar in bochten te wringen en te ‘kraken’ met aantal Thaise massageoefeningen. Het wordt één grote vrolijke stoeipartij.
Daarna gaan we in de massagekamer verder met de review, waarbij Tshering mag toekijken.
Om één uur ga ik naar mijn kamer om te zien of het internet het weer doet, want ik wil deze update – die ik in Word type – graag op mijn website zetten. Maar nee, hoor. Er is nog geen verbinding.
Oeps… dat laatste kop koffie en die melige appel had ik beter niet kunnen drinken want ik moet spontaan naar de w.c. rennen om over te geven. Hè, dat lucht op!
Ik werk nog even aan het Esbima-handboek en word om twee uur gebeld dat mijn lunch klaar is. Ach,… helemaal de tijd vergeten, ik zou om kwart voor twee in het restaurant zijn – en de jongens willen graag hun break hebben, maar moeten altijd blijven tot de laatste lunchgast weg is. En ik ben – zoals meestal met de lunch – de enige gast.
De lichte lunch van heldere soep, twee papads en komkommer gaat er goed in: mijn maag is immers weer leeg :-).
Ik hervat mijn werk en ga om drie uur even plat, in afwachting van Ughyen, hoofd van de huishoudstaf, die om vier uur een coachingsgesprek heb.
Als ik net in slaap ben gaat de deurbel. Daar is ze al! Het is kwart over drie. Ik trek de het laken en de deken omhoog over mijn blote lijf en laat haar binnenkomen. Na een kort kennismakingsgesprekje (ik heb haar wel al een paar keer gezien maar nog niet gesproken) waarin ze aangeeft dat ze na afloop van onze sessie liever geen massage wil, vraag ik haar om mij nog even mijn siësta te kunnen en over drie kwartier terug te komen.
Aldus geschiedt. Ik zet de wekker op zeven voor vier – zodat ik tijd heb om mij nog even op te frissen – en val in een heerlijke diepe slaap, waaruit ik verkwikt wakker word.
Als we ons hebben geïnstalleerd vraag ik haar waarom ze niet gemasseerd wil worden. Het blijkt te maken te hebben met een imprint van massages – ooit gegeven door een paar vriendinnen – die veel te hard waren en waar ze een allergische reactie van kreeg.
Dit is een begin van een gesprek waarin ze allengs ontdooit en vertelt over de moeite die ze heeft met haar huishoudstaf van elf meisjes/vrouwen. Ooit werkte ze hier zelf als kamermeisje en een aantal van haar vroegere collega’s weigeren haar als autoriteit te zien en saboteren bij het leven. Waarschuwingen helpen niet en ze vindt het moeilijk om ze te ontslaan, waartoe Mahendra haar carte blanche heeft gegeven (na drie waarschuwingen). Eén meisje heeft inmiddels haar laatste waarschuwing gekregen en is vervolgens vijf dagen met verlof gegaan. Zaterdag komt ze terug en Ughyen hoopt dat ze dan zelf ontslag zal nemen, want anders zal ze toch op haar strepen moeten gaan staan…
Na afloop van ons gesprek weet ik haar alsnog te verleiden tot een korte Time-out Touch stoelmassage in mijn kamer. Haar kleren mag ze aanhouden…:-), haar haren mag ik losmaken.
Aaah, wat een genot om iemand onder je handen te voelen ontspannen… Als ze na twintig minuten weer terug is op aarde en mij aankijkt weet ik dat haar gefixeerde visie op massage is veranderd en ik voel me dankbaar.
Ughyen na de stoelmassage
Als ze weg is kijk ik weer even of ik wifi-verbinding heb. En ja hoor, het doet het! Daar maak ik snel gebruik van door mijn blog te uploaden. Zo, nu is iedereen weer op de hoogte. Al snel gaat de verbinding weer wapperen.
Maar het overzetten van foto-batchesvan mijn camera naar mijn laptop – wat aanvankelijk geen problemen gaf, maar sinds 15 februari stagneert – lukt nog steeds niet. En het vervelende is dat ik de pas gekochte kaarthouder voor mijn camerachip thuis heb laten liggen. Anders had ik zo de hele afbeeldingeninhoud kunnen overzetten op de Vaio.
Nou ja, dan moet ik maar beginnen met keuzes te maken uit eerder geïmporteerde batches.
Tijdens het diner zie ik Alain weer. Hij ziet er iets beter uit dan vanmorgen. Wel vraagt hij mij of we de massagesessie die hij vanavond om negen uur zou hebben nog even mag uitstellen tot overmorgen. Dat komt mij goed uit, want ik heb veel zin om lekker in mijn bed naar een film te kijken. Ook de meisjes zullen wel blij zijn dat ze wat eerder kunnen afknocken.
En zo laat ik me heerlijk meevoeren in de spannende avonturen van ‘Mission Impossible’ en ‘A Beautiful Mind’. Om twee uur zak ik tevreden onderuit en neemt de slaap mij mee naar weer andere werelden…
DONDERDAG 19 FEBRUARI
Vandaag begint hier in Bhutan (net als in China) het nieuwe jaar. En mijn zusje Joyce jarig. Ik ga later op de dag kijken of ik haar kan skypen. Dat hangt natuurlijk van de onvoorspelbare wifi-verbinding af… En anders maar een WhatsApp’je – op een moment dat ik even verbinding heb.
Aaah… die heerlijk stortdouche! Ik kan er haast niet onder vandaan komen. Pas tegen half tien ben ik in de eetzaal. Alain is al klaar en staat op het punt om een evaluatie ronde te doen met Ughyen
Ik besluit net om de lokale pap maar eens uit te proberen als ik een gezicht zie opdoemen dat mij vaag bekend voorkomt. Het duurt een fractie van een seconde voordat ik me realiseer dat het Karma Jigme is, die ik sinds ik hier ben nog maar twee keer kort gesproken heb. Hij was de afgelopen zeven dagen voor zaken elders in Bhutan. En bij terugkeer zijn er meteen weer allerlei dingen die geregeld moeten worden, zoals vervanging voor een paar schilders die zijn afgenokt vanwege Nieuwjaar en de verjaardag van de koning. Het schijnt dat met ingang van vandaag iedereen vijf dagen vrij heeft, behalve de mensen in de private sector, zoals dit hotel. Dus Karma is gedoemd om een aantal dingen gewoon even on hold te zetten tot volgende week dinsdag. Maar… dat geeft hem tijd om met Alain en mij afspraakjes te maken voor het bespreken van de suggesties die we hem kunnen aanreiken.
Hij vraagt of hij bij mij aan mag schuiven voor het ontbijt. Het wordt een gezellig en vruchtbaar gesprek, waarbij hij zienderogen ontspant. Onder andere plannen we voor mijn laatste dagen hier nog twee uitstapjes: één naar Thimpu (dat is er nog niet van gekomen) en één (op mijn verjaardag) naar het Tiger’s Nest, het beroemde klooster dat hoog in de bergen tegen een rotswand zit ‘aangeplakt’.
Hij is ook in voor een massage. In zijn eigen resort heeft hij nog nooit een massage gehad en dat vind ik natuurlijk niet kunnen.
Omdat ons gesprek uitloopt laat ik de meisjes weten dat onze les vandaag wat later begint.. Pas om kwart over elf loopt Karma met mij mee naar de Spa, waar de meisjes druk doende zijn met de voorbereidingen voor mijn hot Stone bath van vanavond (die zo’n vier uur in beslag nemen). Dat heeft Pema voor me geregeld, want Mahendra wil graag mijn feedback over dit oeroude badritueel dat op het Spa-menu staat.
Als ik tenslotte om half twaalf met de meisjes in het paviljoen zit, besluit ik ze alleen maar wat te laten spelen met het anatomieprogramma, dat onze nieuwe aanwinst Tshering nog niet heeft gezien. Heerlijk om te zien hoe ze genieten van die ontdekkingsreis door het menselijk lichaam.
Om half één geef ik ze congé – het is uiteindelijk nieuwjaarsdag, en ze moeten om drie uur alweer verder met hout sprokkelen en stenen verzamelen (de rivierbedding is één en al en rondgeslepen stenen en keien die van de bergen afkomen).
Na de lunch stuur ik een WhatsApp’je naar Joyce – het internet doet het nog steeds niet – en dan heb ik nog drie kwartier om te rusten voordat Denka van de afdeling Inkoop komt voor haar sessie. Ook zij komt lekker los en overwint haar angst voor aanraking op de stoel in mijn kamer.
Om half zes zou ik bij de meisjes zijn, maar het wordt vijf voor zes. Onze nieuweling geeft mij als warming-up een heerlijke rugmassage van een half uur en dan gaan we naar buiten, waar het vuur al lekker oplaait.in het donker en de stenen liggen te gloeien. Ik krijg het overdekte bad dat in een prieeltje staat, want het is net iets te koud voor de buitenbadkuipen.
De damp slaat van het water af en er moet eerst wat koud water bij voorat ik me langzaam in de houten kuip kan laten zakken. De stenen liggen in een apart compartiment aan het voeteneinde en geven geleidelijk aan hun hitte af aan het water, dat regelmatig wordt omgeroerd en waar nodig afgekoeld door Tshewang. Sonam masseert mijn schouders en Pem Zhongmo strooit kruiden, rock salt en lemongrass oil in het water. Ooooh, wat een zaligheid.
Van Tshewang krijg ik een klein kommetje Ara aangereikt, de lokale sterke drank, die mij nu ook van binnen laat gloeien.
Dan vraag ik Tshering Zhangmo om een Bhutanees lied voor me te zingen (bij haar Goeroe heeft ze badjans geleerd) en ik zweef weg op de exotische klanken van haar welluidende stem…
Na afloop word ik liefdevol afgedroogd en dan zit ik nog even bij het vuur, waar ik kennis maak met de jongere zus van Tshewang en de echtgenoot van Pem Zhongmo, die hier vanwege de feestelijkheden een paar dagen komen logern.
De dag wordt afgerond met een heerlijke maaltijd boven in het restaurant, waar Alain en Karma al diep in gesprek zijn over de ups en downs van Tashi Namgay.
Ik heb moeite om mijn aandacht erbij te houden. De loomheid van bad en ara zit nog in mijn lijf. Bij het dessert vallen mijn ogen al bijna dicht en ik als ik mijn citroenthee op heb verontschuldig ik mij – waarna wij ook gezamenlijk opbreken.
Eenmaal in bed heb ik nog net puf om het relaas van de dag op te schrijven – en dan, tegen tienen, schuif ik mijn computer terzijde en krul me op onder mijn tijgerfleecedekentje.
Wat een dag!
VRIJDAG 20 FEBRUARI
Om vier uur word ik wakker en ga aan de slag met het handboek voor de meisjes. Alle foto’s die ik al heb kan ik verkleinen en plaatsen. Er moeten er nog een aantal worden geïmporteerd en ook nog een paar gemaakt.
Om zeven uur ga ik nog een uurtje onder zeil. Daarna breng ik nog wat verbeteringen aan in het Spa-menu. Dan douchen en naar de lobby, waar ik hopelijk internetverbinding krijg.
Inderdaad, de wifi werkt en ik kan mijn bijgewerkte blog op mijn website krijgen. Opgelucht ga ik naar boven voor het ontbijt. Alain is al bijna klaar. Niet teveel eten, want vanmiddag lunchen we met Karma en zijn vrouw Sonam in Paro. Even later komt Karma er bij zitten voor een informele werkbespreking. Hij heeft mij het Spa-protocol met o.a. het hot Stone bath ritueel gestuurd en vraagt mij of ik het kan nakijken en aan de hand van mijn ervaringen van gisteren waar nodig verbeteren.
Samen nemen we mijn verbeteringen aan het Spa-menu door en zo wordt het toch weer wat later dan gepland voordat ik naar de meisjes ga. Maar die blijken nog druk bezig te zijn met het legen van de vuurkuil en het schoonmaken van het zonnedek. Voor het opbouwen van de nieuwe hout/stenen-formatie krijgen ze hulp van een paar jongens van Maintenance (ah, mijn advies werkt) . Dus heb ik nog een half uurtje tijd om in de lobby mijn e-mail te bekijken. Heerlijke zachte banken hebben ze daar. En Dorjee komt mij koffie brengen.
Om kwart over twaalf zijn ze klaar en gaan we even uitblazen in ons paviljoen. Tot mijn vreugde weten zij mij uit te leggen hoe ik mijn foto’s via het oplaadkabeltje in één keer van mijn camera op mijn computer kan krijgen. Robert had mij dat al een keer voorgedaan, maar ik was vergeten hoe dat in zijn werk ging.
Nou, dat scheelt een hoop werk en gedoe straks bij het plaatsen van foto’s in mijn blog!
We gaan naar de dubbele massagekamer, waar wat meer ruimte is voor de demonstratie van de Time-out Touch stoelmassage. We hebben wel geen echte massagestoelen, maar met een omgekeerde stoel en een kussen op de leuning gaat het ook.
Om kwart over één heb ik de voornaamste posities en handzettingen met ze doorgenomen en ik ga snel naar mijn kamer om bij Alain zijn speakertjes op te halen: om drie uur heb ik weer een workshop in het paviljoen: nu met yoyoyoga en de Kundalini-meditatie.
De speakertjes bijken helaas weinig of geen verschil te maken met het geluid wat uit de iPad komt. Dus dan moeten we het daar maar mee doen.
Prompt om half één zitten Alain en ik klaar in de lobby voor het tochtje naar Paro. Even later komt Karma en dan rijden we in zijn Kia (een Koreaanse fourwheeldrive) eerst via Oochu naar Bongde (twintig minuten rijden over een bergweg waar hele stukken vrijwil onbegaanbaar zijn vanwege de kuilen en keien – in deze regio investeert de regering geen geld. De plaatselijke autoriteiten huren Indiërs in – mannen en vrouwen -, die erbij gebaat zijn om zeer langzaam te werken, omdat ze naar huis worden gestuurd als de klus is geklaard), waar we zijn vrouw Sonam gaan ophalen in haar winkeltje (een kruising tussen een winkel van Sinkel en een mini-supermarktje).
Tot mijn verrassing blijkt de naam van haar winkel ‘The 8th Heaven’ te zijn… Toeval bestaat niet: mijn werkplek in de Oost-Peterestraat heb ik ook De Achtste Hemel genoemd!
Dan rijden we door naar Paro – opnieuw langs adembenemend slechte stukken weg. Gelukkig is de Thai open. Vandaag is alles wat Bhutanees is, is gesloten vanwege de verjaardag van de Koning, waar overigens – anders dan bij ons – weinig feestelijks van te merken is hier in Bhutan).
De Thai is op een bovenverdieping. Beneden zijn de luiken van de winkels dicht. Het is een mooie, gezellige plek en volgens Karma één van de weinige goede restaurants in Paro. Onder het genot van een verrukkelijke maaltijd (ik kies cream of mushroom soup en vegetable fried rice) maak ik kennis met Sonam. Ze is een mooie slanke vrouw met fijnbesneden gelaatstrekken, zorgvuldig opgemaakt, met lange valse wimpers.
Naast haar winkeltje houdt ze zich incidenteel bezig met acteren. De films hier schijnen een hoog Bollywood gehalte te hebben. Hoewel haar laatste productie alweer twee jaar geleden was, is ze als filmactrice zeer geliefd bij de Bhutanezen. Voor komende zomer is ze weer uitgenodigd voor een film waarin ze een prinses speelt. Ze vindt dat ze daarvoor nog een paar kilootjes kwijt moet. Dus ze wil graag meedoen met de yogaoefeningen en de dynamische meditatie van vanmiddag.
Slechts tien minuten te laat zijn we weer thuis. De meeste deelnemers aan de workshop zitten al klaar in het paviljoentje. Het zijn er al met al tien.
Om de spanning wat te breken en de lachspieren los te maken begin ik met een kleine warming-up. In elkaars ogen kijken is altijd prijs, evenals ruggen wrijven. Elkaars gezicht strelen is een natuurlijk vreselijk eng, maar ze doen toch allemaal dapper mee.
De yoga-oefeningen doen het goed en ook de Kundalini meditatie blijkt in de smaak te vallen, zowel het dynamische gedeelte als het naar binnen gekeerde zitten en liggen.
We ronden af in de kring, door allerlei geluiden te maken tot je de juiste toon hebt gevonden. Uiteindelijk ontstaat dan steevast een mooie drieklank.
Precies om half zes zijn we klaar. Tijd voor Alain’s massage. Twee van de meisjes wijden zich aan een echtpaar uit Poona. Een van hen blijft bij de balie en Sonam gaat met mij mee. Anderhalf uur zijn we samen bezig met het koesteren, opschudden en losmaken van zijn stramme en flink gehavende lijf. Het is heerlijk om hem te zien smelten. Hij heeft na afloop geen woorden voor wat hij heeft ervaren: ‘This is not massage… this is something far beyond the purely physical!
Daarna gaan we lekker eten boven. En na afloop in mijn kamer duurt het – na enig gemodder met het plaatsen van een nieuwe accu in mijn laptop – niet lang voordat ik mijn computeractiviteiten staak. Om elf uur kruip ik onder de wol, met de wekker op zeven uur.
ZATERDAG 21 FEBRUARI
Al om half zeven ben ik weer vlijtig aan het werk. Vanwege de komende escursies is er nog maar weinig tijd voor het voltooien van alle documenten die ik wil achterlaten. Ik heb dus met de meisjes afgesproken om elf uur in plaats van kwart over tien, zodat ik na het ontbijt in de lobby mijn e-mail kan bekijken, mijn blog uploaden en nog wat foto’s kan overzetten van camera naar laptop.
Tijdens het ontbijt met Alain hoor ik dat hij vannacht als een roos geslapen heeft en vanochtend bijna zijn bed niet uit kon komen. Da’s goed bericht.
Wel maakt hij zich zorgen over dat hij Pema niet te pakken kan krijgen in Thimpu. Pema is de contactpersoon van de Zwitserse organisatie op uitnodiging waarvan hij hier terecht is gekomen. Als we maandag naar Thimpu gaan, wil hij even met haar bijpraten, dus hij probeert al dagen om haar te bereiken. Tevergeefs. Vanwege de feestdagen zijn alle kantoren vijf dagen dicht en zo ook waarschijnlijk het hare.
Mahendra verwachten we vandaag weer op honk, maar vooralsnog zien we hem niet opdagen bij het ontbijt.
Voor de staf wordt het een drukke dag. 50 Mensen hebben het Beach Restaurant afgehuurd en dan komen er nog zo’n 65 die overnachten en mogelijk ook dineren. Toch zie ik hier in de eetzaal nergens gestresste mensen rondlopen. Rustig en aandachtig worden alle tafels gedekt en geeft Chimmi haar instructies.
Na het ontbijt gaan Alain en ik samen naar beneden om in de lobby nog wat de internetten. Maar dat zit ons niet glad: het internet ligt weer plat. Ik kan dus ook geen blik werpen op het hot stone bath protocol dat Karma mijn gisteren heeft opgestuurd ter correctie.
Nou ja, dan maar verder met het handboek. Ik heb de hele middag de tijd om in alle rust te werken. Pas om zeven uur komt Karma Jigme (eindelijk!) voor zijn massage.
Mijn goede stemming daalt echter geleidelijk naar een nulpunt als na de lunch de computer in de knoop raakt met opsommingstekens en kantlijnen, Photoshop niet wil openen en bij de overdracht van de camerafoto’s vastloopt.
Uren gaan voorbij met opnieuw opstarten, wachten en wachten. Tenslotte geef ik het op en ga maar weer verder met mijn blog. Gelukkig doet Word het nog wel.
Maar dan, om half zeven, word ik gebeld door Sonam. Er hebben zich allerlei mensen gemeld voor een massage en ook een hot Stone bath. Mr. Karma kan dus geen massage krijgen om zeven uur…
Na enig heen en weer gebel krijg ik voor elkaar dat Tshewang zich eventueel vrij maakt om acht uur. Dan bel ik via de frontdesk Karma te pakken. Hij is net klaar met een visitor en heeft voor vanavond nog het één en ander te doen. Morgen zou hem beter uitkomen. OK, we spreken af om vijf uur morgen.
Ik bel de meisjes weer. Ditmaal krijg ik Pema Zhonmo aan de lijn, die vertelt dat er ook voor morgen een hot stone bath is gereserveerd waar alle vier de dames voor nodig zijn.
Tja, dit kan dus niet. Morgen is de laatste gelegenheid dat ik degene die dit hele project heeft aangezwengeld kan laten ervaren wat de meisjes er in de afgelopen maand bij hebben geleerd.
Ik stap dus in mijn strenge autoritaire Gestalt en zeg gedecideerd dat Tshewang morgen tussen vijf en zeven beschikbaar moet zijn voor Karma’s massage, wat er ook gebeurt. En dat de andere drie meisjes maar moeten zien hoe ze dat hot stone bath voor elkaar krijgen, eventueel met hulp van de jongens van Maintenance.
Intussen is het vijf over zeven. Ik doe nog één poging om de foto’s van mijn Galaxy over te zetten op mijn laptop, ditmaal door de foto’s die ik nodig heb naar een apart album te kopiëren, in de hoop dat ik dan niet alle ruim duizend foto’s hoef te laden.
En ja, hoera, dat lukt! Hèhè. Even aankleden en in de eetzaal uitblazen met een lekker biertje of wijntje, genietend van vast weer een gezellig geroezemoes met al die gasten. En als het internet het nog steeds niet doet kan ik straks in ieder geval weer verder met het handboek.
Dat doe ik dus. Op weg naar de eetzaal zie ik beneden bij het water al de discolichten van het Beach restaurant. Daar daar verzamelt zich een keuvelend gezelschap buiten bij het vuur. Ik neem een paar foto’s en als ik mijn tas weer wil oppakken staat er een onbekend meisje naast me die hem mij aanreikt.
Dat is één van de opmerkelijke dingen hier. Dat mensen zo attent en behulpzaam zijn. Ook ‘mijn’ meisjes staan mij nooit toe om mijn eigen spullen te dragen als we op en neer pendelen van de spa naar het paviljoen. De een draagt mijn tas, de ander mijn jas en shawl, een derde mijn koffie.
In de eetzaal zitten maar 12 mensen – terwijl er op 45 was gerekend. Zo sneu voor de staf, die de hele dag geconcentreerd bezig is geweest. En wat moeten ze met alle gerechten die zijn klaargemaakt? ‘In de diepvries’, zegt Alain – met een gezicht dat boekdelen spreekt over wat hij daarvan vindt.
Alain gaat vroeg naar bed. Ik vertel Chimi, die vraagt hoe het met me is, dat ik vanwege de problemen met het internet de bijlage (een SOP voor de spa van 25 pagina’s) niet kan openen die Karma mij eergisteren gestuurd heeft met het verzoek of ik die wil bekijken en waar nodig corrigeren, comprimeren of wijzigen. Chimi heeft wel een oplossing. Ze heeft een USB-key en laat iemand even naar het huis van Karma gaan om hem te vragen het document daar op te zetten. Tien minuten later heb ik het op mijn laptop staan. Ha, nóg meer werk. Dat hele boekwerk redigeren gaat natuurlijk hier niet meer lukken. Maar als ik straks ergens in alle rust in een guesthouse aan een blauwe zee zit, heb ik vast wel zin en tijd om Karma alsnog te matsen.
Na het eten kijk ik nog even in de lobby of er internet is. Nee hoor, nog steeds niet. Dus dat wordt verder werken aan het handboek en de eerste pagina’s van de SOP processen. Tegen half één ben ik een heel stuk opgeschoten. Maar nu vallen mijn ogen ook bijna dicht.
Wekkertje zetten op half negen en licht uit.
ZONDAG 22 FEBRUARI
Om acht uur word ik uit mezelf wakker. Ah! Dan kan ik alvast een mailtje opstellen voor Karma over de financiële afwikkeling. Ik krijg nog € 668 van hem voor de vlucht van Amsterdam naar Bangkok die ik heb voorgeschoten. En ook kan ik nog mooi even in Photoshop die fotomontage maken van de zijmuur van het spa-gebouw, waar ik op een leeg wit vlak één van de ‘bliss’ foto’s van de meisjes voor me zie. Ook plaats ik nog een bordje met ‘Bay Yul Spa’ in een foto van de ‘afrit’ naar de spa. Heerlijk fröbelen.
Op weg naar het ontbijt tref ik in de lobby grote consternatie. De elektriciteit is uitgevallen, waardoor ook het hele telefoonnet helemaal plat ligt. En er zijn nog 65 gasten… Hoe ze hier dit soort calamiteiten overleven is me een raadsel.
Op weg naar boven kom ik Mahendra tegen. Die ziet er niet zo best uit. Hij blijkt de eerste dag van zijn verlof ziek te zijn geworden en heeft alle vijf de dagen snotterend en hondsberoerd doorgebracht. Vandaag wil hij het dus nog wat kalmpjes aan doen (als dat tenminste lukt met de toestand – en tot overmaat van ramp is hij ook nog zijn sleutel kwijt).
Maar morgen gaat hij wel mee op excursie.
Boven zitten Alain en Karma aan onze ontbijttafel. Er is een wijziging in de plannen gekomen. Omdat het morgen nog een feestdag is, is het kantoor van Alain’s tussenpersoon gesloten. Dus gaan we morgen al naar het Tiger’s Nest. En dinsdag, op mijn verjaardag, hebben we het kortere uitstapje naar Thimpu. Dat vind ik wel zo relaxed, want na het Tiger’s Nest zal ik wel aardig uitgeput zijn. En op mijn verjaardag ben ik liever wat uitgerust voor het laatste afscheid.
Om tien uur heb ik mijn derde en laatste workshop, met zeven mensen.
We doen vertrouwensoefeningen, een rondje huggen, twee keer tien minuten ontluchten en wat hoofd-, nek en schoudermassage. Opnieuw ben ik verrast en vertederd door de inzet waarmee ze zich er ingooien. Dit is allemaal zo nieuw voor ze!
De meisjes zijn ’s morgens vroeg al druk geweest met het opbouwen van de vuurkuil voor de stenen (er zijn vandag maar liefst vier aanmeldingen voor een hot stone bath). Een paar van hen hebben daarna meegedaan met de workshop. Nu gaan we naar de massagekamer voor de laatste fotoshoot voor het handboek, en een rondje stoelmassage oefenen op Yoyo. Mmmm…. wat doen ze het goed! ‘Jullie zijn ware godinnen – en deze plek maken jullie door je toewijding tot een echte tempel’ zeg ik als ze klaar zijn.
We knuffelen elkaar en dan ga ik een hapje eten. Ik ben alleen in de eetzaal – Alain is met Karma, Pema en Chimi naar de markt in Paro, om het inkoopbeleid te observeren – , maar even later komt Soma, de vrouw van Karma, met een hele familie inclusief kinderen achter mij aan een lange tafel zitten. Ik groet het gezelschap en Soma bedankt mij nog eens hartelijk voor de yoga/Kundalini workshop waar ze aan heeft deelgenomen.
Dan keer ik ze de rug toe om mijn lunch eer aan te doen.
Thuis doe ik een middagdutje en tot aan de massageafspraak met Karma ben ik bezig met het overzetten en verkleinen van de nieuwe foto’s en de laatste update van het spa-menu.
Als ik om kwart voor vijf richting spa ga, hangt Alain uit het raam om te zeggen dat ik echt wat gemist heb in Paro. Ze zijn behalve naar de markt naar het huis van een vriend van Karma geweest. Die hadden een feestzaal, waar Bhutanese monniken hun gebeden kwamen chanten. Het moet een indrukwekkende vertoning zijn geweest. Ach…. je kunt niet alles hebben, nietwaar?
Ik maak het niet te lang, want ik moet ook nog mijn laatste berg wasgoed afgeven bij de lobby.
Karma blijkt al een paar keer langs te zijn geweest als ik om vijf voor vijf aankom in de spa. Ah, daar is hij weer. Tshewang zit al klaar. De andere meisjes zijn druk met het hot stone bath – en nog een paar nieuwe massagereserveringen. Die zijn vanavond niet voor elven klaar en komen waarschijnlijk helemaal niet aan eten toe.
Als we net in de massagekamer zijn krijgt Karma bericht dat de telefoon – die het vanmiddag even gedaan heeft -weer is uitgevallen. De elektriciteit doet het wel weer. maar kennelijk is er door het omvallen van een elektriciteitspaal toch iets mis met de verbindingen. Hij geeft via zijn mobiel wat instructies en dan laat ik hem eerst een paar minuten ontluchten.
Vervolgens geef ik hem samen met Tshewang eerst een stoelmassage van 15 minuten en daarna zijn we tweeëneenhalf uur met hem bezig op de tafel. Ook hij is ver van de wereld als we klaar zijn – en helemaal mellow. Als hij gedoucht heeft – en ik even heb bijgepraat met twee van de meisjes – lopen we samen op tot aan het restaurant. Hij vertelt dat hij nog nooit zoiets heeft meegemaakt, zich fantastisch voelt en diep onder de indruk is van wat hij – zonder het te beseffen, omdat hij nog niet eerder een behandeling in zijn eigen spa heeft gehad – ‘in huis heeft.
Bij de lobby gaat hij rechtsaf de berg op (vrienden hebben hem uitgenodigd voor het diner) en ik ga naar boven, langs twee bussen die net zijn aangekomen en worden geleegd. Daar tref ik Alain aan, die al gegeten heeft en op weg is naar zijn kamer. Chimi en Pema (nog steeds verkouden) zijn er ook. Ze zitten duidelijk in zak en as vanwege de schijnbaar onoplosbare telefoonmisère en zien er vermoeid uit.. Even ontluchten en een knuf doet ze goed. Zij moeten ook nog even door…
Dan komt Mahendra binnen. Hij heeft ook nog niet gegeten en samen zetten we ons aan een tafeltje. Het is zijn verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat voor morgenochtend de telefoon het weer doet. Een onmogelijke opgaat, omdat er niemand werkt met deze feestdagen.
Maar dan herinnert hij zich een vriend hier in de buurt, die mogelijk een techneut kent die wellicht stante pede even langs wil komen om wat te beunenn. En inderdaad, hij krijgt hem te pakken en tien minuten later komt hij met die vriend de restaurant binnen. Intussen hebben we even bijgepraat en alle foto’s bekeken die ik tijdens zijn afwezigheid heb gemaakt.
Als hij zich bij zijn vriend voegt is dat een mooie gelegenheid voor mij om te eclipseren. Onderweg zie ik dat de stemming beneden bij het Beach Restaurant er nog steeds goed in zit. Ze zijn nu bezig met een kringdans waarbij hezongen wordt. Daar maak ik nog even een video-opname van.
Thuis laat ik de badkuip vollopen en dan lig ik een half uur te soezen in het warme water – en daarna nog een half uur in bed.
Om kwart over tien ga ik weer aan de slag, ditmaal met mijn blog (ook al kan ik het vooralsnog niet op de website zetten). Hierna had ik nog even willen doorgaan met de laatste fase van het handboek. Maar om half één voel wel: dat red ik niet. Eerst maar wat slapen dus en de wekker op kwart over zes zetten. Daarna kijk ik wel of ik tegen die tijd weer energie heb om dat klusje alsnog te klaren voor we om acht uur naar het Tiger’s Nest vertrekken.
MAANDAG 23 FEBRUARI
Ja hoor, ik word wakker met zin in de dag. Om kwart over zeven ben ik klaar met het handboek (op één foto na) en om vijf over half acht zit ik in het restaurant. Wat een drukte! Ik ben gewend om rond negen uur in een lege zaal zit zitten, al dan niet met Alain en Mahendra. Nu tel ik ruim 30 gasten die het ontbijtbuffet bezwermen.
Iets na achten vertrekken we naar Taktshang om de klim naar het Tiger’s nest te aanvaarden. Oh… wat ligt dat klooster hoog! Gaan we danthalen?
Het is stralend weer met een diepblauwe hemel. Heerlijk om de pure lucht en de dennengeur hier in te ademen. We besluiten om geen muilezel te huren maar te lopen. We starten met veerkrachtige tred, maar al gauw gaat het hobbelige zandpad (2 à 3 meter breed) met af en toe onregelmatige treden stijl omhoog en raken Alain en ik snel buiten adem. Af en toe moeten we stoppen om even bij te komen. Karma en Mahendra wachten dan geduldig. Zij zijn duidelijk meer gewend dan wij om dit traject af te leggen.
Na een uur ben ik al behoorlijk afgepeigerd en ga ik nog maar voetje voor voetje omhoog. Ook Alain heeft het zwaar te verduren. Gelukkig is er af en toe schaduw op het pad. Ik heb mijn fleece jack al uitgetrokken.
Onderweg worden we regelmatig ingehaald door een rijtje zwoegende zwetende muilezels met meer of minder gewichtige passagiers op hun rus, die worden voortgetrokken of opgezweept door hun eigenaren. Ik ben blij dat ik ervoor gekozen heb om zo’n arm dier niet te belasten met mijn 75 kg.
Na twee uur zijn we bijna bij het cafetaria, dat halverwege het traject ligt.
We besluiten unaniem dat we niet verder gaan: voorbij het cafetaria hebben we zeker nog twee uur te gaan en gaat het (steeds smaller wordende) pad nog stijler omhoog.
Dus blazen we uit in het cafetaria en genieten van thee, koekjes, chocola en het uitzicht op het Tiger’s Nest. Onvoorstelbaar hoe monniken dit in de 17e eeuw hebben kunnen bouwen – en in 2000 nog opnieuw deze replica, nadat het in 1998 in vlammen is opgegaan. Er schijnen permanent een paar monniken te wonen, die gefourageerd worden door een boodschapper die elke dag het hele traject op en neer gaat.
De terugtocht gaat iets sneller, maar doet wel een aanslag op mijn knieën, waarvan de banden niet meer helemaal je dat zijn.
Anderhalf uur later zijn we weer bij de auto en rijden in een uur terug naar huis. Daar nuttigen we tegen tweeën gevieren de lunch, moe, zweterig, stoffig en wel. Waarna Alain en ik ons naar onze kamers slepen en ik van hem nog een tijgerbalseachtige gel krijg voor mijn knieën.
Ik stap onder de douche, met mijn stoffige sandalen en sokken. Daarna val ik in bed voor een coma-achtige siësta van een halv uur.
Tot bij zevenen werk ik daarna aan de laatste verfijningen van al mijn documenten. Ik probeer ze per e-mail naar Karma te sturen, maar het Internat ligt weer plat, nadat het het een half uur heeft gedaan. Dus zet ik de bestanden op een USB-key – die ik eerst nog even moet leegmaken – en stop hem in de zak van mijn jurk om Chimi (hoofd van het restaurant) te vragen hem naar Karma te loodsen.
Met een staartje van de zoete wijn die de Fransen hebben achtergelaten tijg ik vervolgens naar de meisjes, die bij de vuurkuil staan met twee gidsen, die hun gasten opwachten die in het hot stone bath zitten.
Alleen Pema en Sonam willen een slokje van de wijn. We drinken op ons aller gezondheid en de warm vriendschap die in deze maand tussen ons is gegroeid. Nadat we even hebben bijgekletst en geknuffeld loop ik met Chimi, die even kwam kijken of het goed ging met de gasten in het bad, naar de eetzaal. Ik geef haar de waar net ook Alain is gearriveerd.
Even later voegt Mahendra zich bij ons. En we genieten onder het (heerlljke) eeten des te meer van elkaars gezelschap nu ik bijna vertrek.
Morgen, op mijn verjaardag, gaan Alain en ik met Karma naar Thimpu.
Op mijn kamer maak ik nog een update van de Spa tarieven en de certificaten voor de meisjes. Die zet ik – met een berg foto’s – op de USB-stick van Sonam. En dan is het elf uur en tijd – omdat ik zonder internet niet kan WordFeuden – om de TV even aan te zetten en te zien of er nog een spannende film is waarbij ik in slaap kan vallen.
De wekker zet ik om tien over zeven, zodat ik nog een licht ontbijt kan nuttigen voordat we weer
acht uur vertrekken.
DINSDAG 24 FEBRUARI – EEN ONVERGETERLIJKE VERJAARDAG
Als ik om half acht in de eetzaal kom, word ik door de hele bediening gefeliciteerd en omhelsd. En op onze ‘vaste’ de tafel – waar Alain al klaar zit, staat een prachtige verjaardagstaart voor me klaar, aangeboden door Pema en Chimi. Ik ben diep geroerd.
Chimi, Restaurant Manager
Tijd om de taart aan te snijden is er niet, want om acht uur vertrekken we richting Thimpu. Dus vraag ik aan Chimi of ze de taart in de koelkast wil zetten tot vanavond. Dat doet ze.
Sonam, Karma’s echtgenote, rijdt met ons mee. Ze moet in Thimpu bloed laten prikken ter controle, want ze is een paar maanden geleden flink ziek geweest. Inmiddels heeft ze een medicijnkuur afgerond en voelt zich weer op en top.
De tocht naar Thimpu van ongeveer een uur voert langs een schitterend en imponerend berglandschap. Opnieuw is het vandaag prachtig weer, een uitgelezen dag voor onze excursie.
Ook Thimpu ligt in een dal, maar is zeker drie keer zo groot als Paro. Hier zijn de huizen – in alle pasteltinten, met ook weer dat donkerbruine houtwerk) tot wel zes verdiepingen hoog. Het ziekenhuis is een groot en uitgebreid complex. Een parkeerplaats vinden valt niet mee, maar dan vertrekt er vlak voor onze neus net een auto. Mazzel dus.
Een neef van Karma is verpleegkundige in het ziekenhuis en heeft kunnen regelen dat Sonam direct wordt geholpen. Binnen tien minuten komt ze weer naar buiten. Zichtbaar opgelucht, want ze zag best een beetje op tegen die prik.
Nu rijden we de stad weer uit en de bergen in. Karma doet geheimzinnig over onze volgende bestemming. ‘Een verjaardagsverrassing’, zeg hij.
We moeten langs een controlepost en Karma is een beetje nerveus, want we hebben geen toeristenrondrijvergunning. Maar gelukkig worden we niet aangehouden. Vele haarspeldbochten verder zien we voor het eerst een paar yaks, wilde koeien die je alleen op grote hoogte vindt.
Nog wat verder zijn we op de bergtop. Mijn mond valt open. Een plateau waar je je op het dak van de wereld waant (uiteraard zijn de besneeuwde Himalaya-toppen nog hoger). Daar in die weidse leegt rijst een beeldschoon cirkelvormig bouwwerk op bestaande uit talloze stupa’s. Geen tempels waar je naar binnen kunt. A real place of worship, in de open lucht.
Ik moet nodig plassen – en Soma ook – dus voor wij het heiligdom betreden gaan we eerst naar het ernaast gelegen prettig ogende restaurant. In het toilet staat een rij van wel 15 dames. Het duurt dus wel een half uur voordat we ons bij de twee heren voegen, die inmiddels via vele traptreden (au, mijn arme kuiten!) op de top van het tempelcomplex zijn aangeland. Er zijn daar nauwelijks toeristen. Het voelt alsof we de hele plek voor ons alleen hebben. We nemen zo’n uurtje de tijd om het complex rond te wandelen en van de wisselende vergezichten, het koele briesje, de pure lucht en het koesterende zonnetje te genieten.
Alain, uitgelaten als een blij kind…
Dan lopen de heren samen nog een rondje om het één en ander te bespreken en de dames gaan weer naar het restaurant, ditmaal voor een kopje koffie.
Daar merk ik pas hoe beroemd Sonam is als filmactrice. Als we binnenkomen gaat er een golf van geroezemoes door de bediening. Een man met een spiegelende zonnebril komt op ons af en vraag Sonam of hij een foto van haar mag maken. Schoorvoetend komen vervolgens een paar meisjes van de bediening ook vragen of ze samen met haar op de foto mogen. Welwillend poseert Sonam voor een aantal van hen en maakt een praatje. Een paar andere laat ze foto’s zien van haar kinderen. Haar fans zijn verrukt!
Als Karma en Alain zich weer bij ons voegen nemen we nog een bakkie. Karma maakt bij de bar nog een praatje heeft gemaakt met het hoofd van de staf dalen we zo zoetjesaan weer af naar het dal.
Vlak voor de controlepost wikkel ik een shawl om mijn hoofd en Alain zet een Bhutanese pet op, om het risico van aanhouding te verkleinen. Maar ook dit keer hebben we geluk: er staand twee bussen voor het kantoortje – en langzaam rijden we ongehinderd voorbij.
Nu hebben Karma en Alain een lunchafspraak met de Zwitserse vertegenwoordigster in Bhutan van de organisatie die Alain sponsort voor het werk wat hij hier doet. Sonam en ik worden afgezet bij een restaurant (met zwembad, jammer dat ik mijn badpak niet bij me heb!) van een zwager van Karma. Het is een lichte oranjerie-achtige serre die wat Frans aandoet.
We bestellen ‘vegetable fried rice’, een komkommer salade en ik – uiteraard – ook een cream of mushroom soup. Tijdens het eten hebben we uitgebreid de tijd om over onze levens te vertellen.
Omdat er waar wij zitten geen internetverbinding is en ik (nu op Tashi Namgay de wifi het al een paar dagen niet doet) dringend een paar mailtjes moet beantwoorden, lopen we na de lunch het hoekje om naar een ander onderdeel van het complex, waar een handicraft winkeltje is, gerund door een nichtje van Karma (die blijkt overal in Para en Thimpu familieleden te hebben op handige plekken). Daar krijgt ik een kopje thee, een stoel en de wifi codes. Nadat ik mijn mails heb beantwoord maken we nog een praatje met het nichtje en dan wandelen we terug naar het restaurant, waar intussen Alain en Karma ook weer zijn aangekomen.
Tijd voor de volgende attractie – ook weer een verrassing. Het blijkt een soort zoo/sanctuary te zijn, waar een bijna uitgestorven diersoort, uniek voor Bhutan, huist: de takin. Een wonderlijk creatuur, met een groot hoofd, korte dikke poten en een hangbuik. Ze hebben hier in een natuurlijke omgeving alle bewegingsvrijheid. De bedoeling is dat ze zich zodanig op hun gemak voelen dat ze zich gaan voortplanten. Vooralsnog zien we maar één exemplaar achter het hek – dat zijn hoofd omdraait en zich langzaam verwijdert als wij er aankomen.
De oppaster blijkt een oud-medewerkster van Karma te zijn, met wie hij vijf jaar heeft samengewerkt toen hij nog bij Natuurbeheer werkte. Ze zijn blij om elkaar na lange tijd weer te zien en samen poseren ze voor de foto.
Dan lopen we weer terug naar de auto. Onderweg zien we een klein stalletjes, waar een jongeman met behulp van een simpel vierkant apparaatje (in plaats van twee armen, zoals wij dat vroeger bij ons thuis deden) wol aan het knotten is voor de shawls die hier worden gemaakt en verkocht. Ik zoek twee exemplaren uit in effen tinten paars en bruin. Acht euro samen…
De zon begint al te zinken en we moeten ons haasten voor de laatste bezienswaardigheid – tevens de meest indrukwekkende van Thimpu: het grootste zittende Boeddhabeeld ter wereld. Al van verre is het te zien is op één van de berghellingen rond Thimpu.
Het idee kwam van een monnik en het werd/wordt ondersteund door de regering en het koningshuis en via (binnen- en buitenlandse donaties. Vijf jaar gleden is begonnen met de uitvoering.
Het beeld is nu klaar, maar de laatste hand moet nog worden gelegd aan de entourage.
Wat een indrukwekkend monument…
We bezoeken de bouwplaats met het gigantische – vooralsnog lege en uitgestorven – voorplein.
In het dal zien we Thimpu, met aan de overkant hoog op de berghelling de witte horizontale streepjes het hoofdkwartier van de militaire Politie.
Lang blijven we er niet, want inmiddels is er een stevig windje opgekomen en Sonam bibbert van de kou. Ik ben blij dat ik mijn lila fleece jasje heb meegenomen!
Als we ruim een uur later terugkeren in Tashi Namgay is het donker en tegen half zeven. Om half acht spreken we af voor mijn laatste diner, dat ditmaal ter gelegenheid van mijn verjaardag zal worden geserveerd in de Conference room boven het restaurant. Karma, Sonam en Alain rijden nog even door naar Paro, waar ze bij een vriendin van Sonam de cd voor mij gaan ophalen die ik zo graag wil hebben: met de meditatieve Bhutanese muziek die in de lobby en de Spa elke dag van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat wordt afgespeeld.
Ik heb dus een uur de tijd om nog een heleboel dingen te doen: douchen, me verkleden, cadeautjes uitzoeken voor en afscheid nemen van de meisjes, mijn verjaardagstaart verdelen onder de medewerkers, nog wat bestanden voor Karma op een usb-stick zetten en kijken of ik alsnog online kan om mijn vlucht naar Cambodja te boeken (anders kom ik morgen misschien het vliegtuig naar Bangkok niet in). Dit lukt natuurlijk niet allemaal. Wel zit ik een kwartiertje met de meisjes en ze zijn verrukt van mijn paspoorttasje, Tibetaanse muts, lange wollen das en rood-wit-zwarte fleece jack. Van hen krijg ik een witte wollen handgemaakte Bhutanese tas, ansichtkaarten en een roerend afscheidsbriefje. Teder en met tranen in de ogen omhelzen we elkaar. Ik beloof ze dat ik de helft van mijn taartje voor ze zal bewaren voor morgen – en we spreken gezamenlijk de wens uit dat we elkaar nog weer terug gaan zien.
Om tien over half acht ben ik in de Conference-room, waar onze tafel al is gedekt. We beginnen met een cocktail en dan heeft Karma nog drie verrassingen voor me: een envelop met het geld dat ik nog krijg voor mijn vliegticket Amsterdam-Bangkok; een handgemaakte rode wollen Bhutanese tas (toevallig identiek aan de tas die ik van de meisjes kreeg en net enthousiast heb geshowd… Hoewel Karma zich groot houdt, kan ik zien dat hij dit niet zo leuk vindt :-)); en tot slot een voorstelling op zijn laptop van een aantal fragmenten van films waarin Sonam heeft gespeeld. Erg leuk. (Later lukt het met veel kunst- en vliegwerk om via de usb-tick één van die fragmenten over te zetten op mijn laptop.
Tijdens de voorstelling komt Mahendra ook binnen (die was de hele dag druk met stapels werk en moest nog het één en ander regelen bij de receptie) en ik spreek mijn bezorgdheid uit over het feit dat ik niet online heb kunnen komen voor de boeking van mijn Cambodja-vlucht. Hij belooft dat hij – hoe laat het ook wordt vanavond – mij zal helpen om dat voor het slapen gaan a;snog voor elkaar te krijgen.
Tegen negenen, als we na de cocktail ook nog een glas wijn hebben gedronken, staat het eten nog steeds niet op tafel. Karma gaat kijken en er blijkt een misverstand te zijn met de keuken: zij zitten te wachten op het sein dat ze naar boven kunnen komen. Hij zit te wachten op hen.
We besluiten alsnog naar beneden te gaan voor het diner. Dan zitten we dichter bij de keuken, wat gemakkelijker is voor de bediening. Tijdens de uitgebreide en heerlijke maaltijd zijn we – behalve met een levendige conversatie – nog steeds druk met de usb-stick en het uitwisselen van bestanden. Maar uiteindelijk krijgen we toch alles voor elkaar. Mahendra is wat stilletjes en ziet en pips en moe uit. Zijn verkoudheid is nog niet over.
Maar trouw aan zijn belofte gaat hij – als wij tegen half twaalf het toetje, de koffie en de helft van mijn verjaardagstaart op hebben – met mij naar de lobby, waar we wonder boven wonder internetverbinding krijgen. Het zoeken, boeken en betalen van een vlucht naar Phnom Penh op 27 februari gaat niettemin met horten en stoten. We moeten een paar keer opnieuw beginnen en het is half één als we het eindelijk voor elkaar hebben.
Met een zucht van verlichting gaan we richting onze kamers. Mahendra om in te storten, ik om mijn koffers te pakken. Mahendra loopt nog even met mij mee, om te checken of er bij mijn kamer ook nog wifi ontvangst is (inderdaad), zodat ik straks de ontvangstbevestiging naar hem toe kan mailen. Die zal hij morgenochtend voor mij uitprinten. Om half negen gaat Karma mij dan naar het vliegveld rijden.
Tja, met het pakken ben ik toch nog ruim anderhalf uur mee bezig. Tegen drieën ben ik klaar en ga ik op mijn laptop kijken of de bevestiging van mijn vlucht al binnen is. Ja hoor, ik zie een noreply mailtje van Eva Air – met als onderwerp: ‘IMPORTANT MESSAGE – ERROR’. Het blijkt dat er toch iets mis is gegaan met de boeking en dat ze mijn vlucht niet kunnen bevestigen. Wel is de betaling binnen en ze zullen hun best doen om binnen 24 uur de boeking opnieuw te maken.
Daar heb ik dus niets aan. Ik wil ze terug schrijven naar het e-mailadres dat ze opgeven wat de situatie is, maar intussen werkt de internetverbinding niet meer. Na verschillende pogingen en lang wachten geef ik het op. Er staat een Nederlands telefoonnummer in het mailtje. Dat ga ik morgen bij de receptie wel bellen – op hoop van zegen.
Het is half vier. Ik zet de wekker op zeven uur en val na nog een half uur woelen, draaien en mindfucken in een rusteloze slaap.
WOENSDAG 25 FEBRUARI
Bij het wakker worden probeer ik nog één keer of de wifi het doet. Nee dus. Ik neem een douche, stop de laatste dingen in mijn koffers (die worden straks door een jongen van de receptie opgehaald) en ga naar de lobby met mijn laptop en het telefoonnummer. Ook daar is er geen internetverbinding. Maar gelukkig doet de telefoonlijn – die een paar dagen plat is geweest – het wel weer. Ik bel het kantoor van Eva Air in Nederland. Het is daar half drie ’s nachts. Niettemin wordt de telefoon aangenomen. Inderdaad krijg ik een keuzemenu en na vijf minuten – halleluja – een levende stem!
Het vriendelijke meisje leg ik de situatie uit: over een uur vertrek ik naar het vliegveld en dan heb ik die vluchtbevestiging nodig. Via het door mij opgegeven e-mail adres vindt ze de geaborteerde boeking. ‘Er ging kennelijk iets mis met de website’, zegt ze. ‘Maar ik ga nu meteen mijn collega vragen of ze de boeking alsnog kan plaatsen. Blijft u even aan de lijn? Na vijf minuten is ze er weer. ‘Mijn collega is het aan het regelen. Waarschijnlijk kan ze binnen een paar minuten de bevestiging naar uw e-mailadres sturen.’ Oeps… Alles goed en wel, maar ik kan mijn e-mails niet openen, omdat ik niet online kan!
Nou, dan moet ik maar op het vliegveld kijken of ik met de wifi daar dat mailtje kan openen. En anders moeten ze daar maar bellen naar het telefoonnummer van Eva-Air Nederland voor een telefonische bevestiging dat ik deze vlucht heb geboekt.
Intussen heeft het behulpzame meisje van haar collega gehoord dat de bevestiging is verstuurd. Ik dank haar hartelijk en ik spoed mij naar de eetzaal om toch nog een laatste ontbijtje te nuttigen. Chimi komt naar mijn tafel om te vertellen dat ze de overgebleven helft van mijn taartje naar de meisjes zal laten brengen. Dan ziet ze mijn bedrukte gezicht. Ik leg de situatie uit. “Oh, maar in het kantoor van Mahendra is op dit moment wel internetverbinding”, roept ze. “Als u mij uw toegangscodes van Googlemail geeft, kan ik kijken of het mailtje in de inbox zit en dan kan ik het uitprinten.”
En zo geschiedt het dat ik – nog vóór een slaperige Mahendra en een montere Karma aan de ontbijttafel verschijnen, een keurige uitdraai heb van de vluchtbevestiging. Ik heb nog net tijd om Chimi te vragen om mijn laatste Bhutanese geld onder de restaurantstaf te verdelen. Voor de supervisors inclusief haarzelf geef ik haar onder protest zestig Euro van het geld dat ik gisteren van Karma kreeg. Tien minuten later ben ik klaar met afscheid nemen van alle dierbaren en stappen we in de auto, waar Sonam op de achterbank zit met haar zoontje van vier, dat vandaag voor het eerst naar de kleuterschool gaat (die naast Sonam’s 8th-Heaven winkeltje in Bondey ligt) en daar wordt afgezet). Hij kijkt niet blij.
Als we bij het vliegveld de koffers uitladen komt er ’toevallig’ net een oud-medewerker van Karma naar buiten, die nu . Natuurlijk wil die mij graag door alle formaliteiten loodsen. En zo staan we in no time voor de balie waar ik mijn paspoort en vliegticket moet laten zien. “Heeft u een visum voor Thailand?” vraagt het meisje. “Nee, ik moet in Bangkok een visum on arrival aanvragen”, zeg ik. “Oh, maar heeft u dan een bewijs dat u binnen 30 dagen het land weer uitgaat?”, wil ze weten. “Ja hoor, ik heb over twee dagen een vlucht naar Phnom Penh”, kan ik haar melden. Daar wil ze dan wel een bewijs van zien. Met een brede grijns overhandig ik haar de uitdraai die Chimi nog geen uur geleden voor mij heeft gemaakt…
De jongen loopt nog mee naar de vertrekhal en neemt dan hartelijk afscheid. Ik zit – en ontspan al mijn spieren.
Na een tijdje kijk ik op mijn smartphone of ik internetverbinding kan krijgen. Ja hoor, het vliegveld heeft een open wifi. Er is eenMessenger bericht van mijn dierbare vriendin Leny van een paar dagen terug, die mij feliciteert met mijn verjaardag en vertelt dat ze op 25 februari – dat is vandaag! – van Jakarta naar Bangkok vliegt voor een 4-daagse conferentie van Terre des Hommes over de bestrijding van de kinderprostitutie in Azië. Hoe het met mij is en waar ik momenteel uithang. Hoe is het mogelijk! Ik schrijf terug dat ik zelf ook op weg ben naar Bangkok. En dat het leuk zou zijn als we elkaar konden ontmoeten.
Dan moet ik nodig naar de w.c. Als ik daarvan terug kom, hoor ik ineens een stem met een Amerikaans accent: “Is your name Yoyo?” Verbaasd kijk ik in een gezicht dat mij vaag bekend voorkomt. Het blijkt een vrouw te zijn uit Californië, die ik eergisteren op de terugweg van de de Tiger’s Nest expeditie samen met haar echtgenoot tegenkwam. We liepen een tijdje samen op en maakten een praatje. Ze had mijn naam onthouden!
Er ontstaat een levendig gesprek, eerst met haar en daarna met haar echtgenoot. De tijd vliegt voorbij en voordat ik het weet is het boarding time. Op mijn raamplaats installeer ik mij met mijn donzen kussen in een hoekje. Ik neem bij het opstijgen nog een fotootje van zo’n typische wonderlijke bouwconstructie met bamboestokken.
Eenmaal in de lucht val ik in een zalige sluimer. Nauwelijks heb ik besef van de tussenlanding in Calcutta. Daarna soes ik verder tot we in Bangkok landen. De totale vlucht heeft zo’n vijf uur geduurd.
Bij de Immigration staat een gigantische rij, die voetje voor voetje voortschuifelt. Ik kijk maar weer eens op mijn smartphone.
Er is een berichtje van Leny teruggekomen, waarin ze vraagt of ik al een hotel heb. Zelf zit ze in het Ibis hotel en ze geeft het adres op. Nou zeg! Ik heb nog geen hotel geboekt en was van plan om weer naar The Cottage te gaan, om Yo – de balieassistente – te vertellen dat ik mijn laptop uiteindelijk weer terug heb gekregen.
Maar ja, dat kan ik haar natuurlijk ook mailen. En dus besluit ik ter plekke om in plaats daarvan op de bonnefooi een taxi te nemen naar het Ibis hotel,
Uiteindelijk ben ik aan de beurt bij de Immigratie, waar ik verwacht een visum te moeten aanvragen. Dus ik heb mijn vluchtbevestiging naar Phnom Penh al in de aanslag. Maar tot mijn verrassing zegt de geüniformeerde officer dat dat niet nodig is. Ik krijg twee stempels in mijn paspoort en mag doorlopen!
Verder naar de Baggage Claim dus. Daar blijkt na enige tijd dat ik bij de verkeerde belt sta. Ik moet helemaal aan de andere kant van de gigantische hal zijn. Als ik eindelijk mijn koffer heb en via de Nothing to Declare gate in de Arrivals’ Hall kom, plof ik met een heerlijke ice-mocha-cappucino-met slagroom op de eerste de beste stoel, tevreden rondkijkend naar de komende en gaande massa’s.
Dan vraag ik bij de informatiebalie hoe lang de taxirit naar het Ibis hotel ongeveer duurt. De vriendelijke dame laat me op de kaart zien waar het ligt. “Het is spitsuur”, zegt ze, “dus ik schat ongeveer een uur.”
Het is nog even wachten in de file buiten de Arrivals ‘Hall (oef, het is hier 42 graden!) voordat ik een nummertje heb. Maar om half zes zit ik comfortabel op de achterbank van een gele airconditioned Taximeter car. De aardige chauffeur wurmt zich vakkundig door de files op de vierbaanssnelwegen. Gelukkig praat hij niet veel. Zijn Engels is beperkt en vrijwel onverstaanbaar.
Wat een overgang… Stinkende uitlaatgassen, grote billboards, lelijke wolkenkrabbers… Nu pas besef ik ten volle hoe puur en ongerept Bhutan is. Daar zie je haast geen auto’s en nergens brommers, scooters of motoren. Zelfs geen fietsen.
Als we tenslotte bij het Ibis hotel aankomen is het zeven uur. De kosten bedragen dan ook geen 400, maar 520 Baht – inclusief de tolwegtax.
Bij de balie krijg ik te horen dat het hotel helemaal volgeboekt is. En dat Mrs. Leny boven in de conferentiezaal op de tweede verdieping in een meeting zit. Ik vraag het meisje of ze wil laten weten dat ik er ben.
Intussen ga ik op haar advies aan de overkant kijken bij het Malaysia hotel of daar wellicht nog plek is. Hè, gelukkig, ze hebben nog kamers: 31 Euro per nacht. Ik neem een kijkje en zie een mooie kamer met veel Maleisisch houtwerk, een Queen-size bed, een ligbad, TV, koelkastje, en uitzicht op het zwembad. Dus ik boek meteen voor twee nachten. De bell boy loopt met mij mee naar de overkant om mijn koffers op te halen. Daar hoor ik dat ik van harte welkom ben om naar boven te komen. Maar eerst even mijn spullen wegbrengen.
Op de tweede verdieping staat een buffet. Uit het conferentiezaaltje komen daverende lachsalvo’s. Als ik binnenkomt tref ik een vrolijk gezelschap van zo’n 33 mensen. Het zijn medewerkers van Terre des Hommes uit vele Aziatische landen: Myanmar, Bangladesh, Thailand, Laos, Cambodja, de Philippijnen, Maleisië en Indonesië. En ze zijn bezig met kennismakingsspelletjes. Leny komt mij tegemoet en vraagt of ik al gegeten heb. Nee, niet dus. Ze neemt mij mee naar het buffet. “Doe je tegoed. We zijn nog tot half negen bezig. Kom er met je bordje maar gezellig bij zitten.”
Ik geniet van een uitgebreide maaltijd en een geanimeerde avond. En krijg en passant – door de spelletjes die ze doen, de sketches die ze opvoeren en de liedjes die ze zingen – een levendige indruk van de verschillen tussen de mensen van al die landen. Leuk ook om Leny voor het eerst in actie te zien met haar mensen.
Het wordt wel kwart over negen. Maar dan neemt Leny afscheid van de groep en we installeren ons op het terrasje van ‘mijn’ hotel naast de (overbevokte) karpervijver, met een groot glas pils.
Tegen half elf zijn we aardig bijgepraat en helemaal toe aan een tukje. We spreken af dat we de volgende dag samen eten om een uur of zeven. Ik vermaak mij intussen wel met het wegwerken van achterstallige e-mail, het updaten van mijn blog, zwemmen – en vooral veel slapen.
In mijn airco kamer laat ik het bad vollopen. Na een half uurtje soezen in het warme water sleep ik mij naar mijn weelderige bed, zet de wekker op half tien (het ontbijt is tot tien uur) en glijd meteen in een diepe droomloze slaap.
DINSDAG 26 FEBRUARI
Een heerlijke rustdag. Tijd om mijn correspondentie bij te werken, wat baantjes te trekken, een siësta te houden, een gin-tonic te genieten, nog een uurtje met Leny samen te zijn en de dag af sluiten met een heerlijke massage, een Blue Hawai cocktail en een blogschrijfsessie – die ongemerkt tot vijf uur in de ochtend zal duren…
VRIJDAG 27 FEBRUARI
Ondanks maar drieëneenhalf uur slaap word ik een paar minuten voor de wekker wakker en begin de dag met nog een paar baantjes in het zwembad.
Na het douchen ga ik eerst in de buurt op zoek naar een winkel waar ik pasfoto’s kan laten maken, want Leny maakte mij erop attent dat ik die bij me moet hebben als ik bij aankomst in Cambodja mijn visum wil aanvragen. Gelukkig blijkt er bijna om de hoek zo’n winkeltje te zijn en zo’n twintig minuten later stap ik met een paar bleke kiekjes de deur uit (hopelijk nemen ze die aan). Nu nog een pharmacie, want ik ben mijn nagelschaartje kwijt en mijn tandzijde is op. Ah, schuin aan de overkant zie ik er één. Tandzijde hebben ze, maar nageschaartjes niet. Dus neem ik genoegen met zo’n clippertje waar ik een bloedhekel aan heb.
Dan mijn laatste ontbijtje en de laatste spullen in de koffer. Als ik klaar ben zet ik mijn bril op en denk ‘Krijg nou wat!” – Ik heb een raar scheef en onscherp beeld… Zou er iets mis zijn met mijn zicht of mijn hersenen? Maar dan zie ik dat er één glas ontbreekt. Ah, ik meende daarnet al iets te horen vallen. Ik vind het glas, en zelfs het kleine schroefje dat uit het montuur is gevallen en stop beide in mijn zak. Heb geen zin om mijn hele koffer weer uit te pakken op zoek naar mijn reservebril.
Om kwart voor twaalf ben ik beneden (de taxi komt om kwart over twaalf) om uit te checken. Dus ik heb nog even tijd om met mijn bril te pielen. Met behulp van een in smalle reepjes geknipt stukje plakband lukt het me om bij de balie het glas weer op zijn plek te krijgen. Hè, toch wel fijn.
De rit naar het domestic airport Don Muang langs de jampacked snelwegen neemt ook weer een uur in beslag. Maar ik ben toch mooi twee uur voor vertrek ter plekke. De tijd vul ik in met een cappucinootje, wat lezen in Rieky’s Bhutan-boek ‘Meeting the Other’ en tot slot nog een instant tomaat/garnalen/noodle-soep, die ik halverwege laat staan omdat-ie veel te spicy is.
In het vliegtuig lijkt ik op bijna de achterste stoelenrij (ik heb weer een raamplaats) de hele rij voor mezelf alleen krijg (terwijl het vliegtuig toch helemaal vol lijkt te zijn). Maar dan komt er toch nog een passagier aan het gangpad zitten. Nou ja, ieder geval volop ruimte om ons beider spullen op de middenstoel te dumpen. Mijn medepassagier is gelukkig niet spraakzaam en ik nestel mij weer lekker in mijn donskussen voor de vlucht, die zo’n anderhalf uur zal duren.
Pas tegen dat wij gaan landen maken mijn buurman en ik een praatje. Jason. een goede dertiger schat ik, komt uit Florida, maar heeft de afgelopen zeven jaar als fourrageur in Irak gezeten bij een legereenheid van de Amerikaanse ‘vredesmissie’. Vanwege het terugtrekken van de troepen is hij nu afgezwaaid en zit in Thailand op ‘non-actief’, voorlopig levend van zijn spaarcenten. Hij is single, heeft wel een soort van vriendinnetje in Pattaya maar wil niets vasts. En ook geen kinderen.
De passie die hij in Irak heeft ontwikkeld is pokeren.
Jason is al vaker in Phnom Penh geweest, want eens in de drie maanden moet hij zijn (toeristen)visum laten verlengen. Hij kent hier dus het klappen van de zweep bij de visumaanvraag en loodst mij keurig door alle formaliteiten (je moet wel vijf formulieren invullen!). En schiet even 30 dollar voor, omdat ze hier bij de visumbalie voor Euro’s een slechte dollarkoers geven: 1,06 in plaats van 1,16. Gelukkig zijn er geen ellenlange rijen.
Dan raadt hij mij aan om een lokale simkaart aan te schaffen voor 5 dollar. Dan kan ik goedkoop internetten met mijn mobiel als er geen wifi in de buurt is.
Zijn hotel is niet ver van het mijne, dus we nemen samen een tuktuk (had ik geweten wat me te wachten stond, dan had ik een taxi genomen.
En dan storten we ons in de baaierd van het verkeer in Phnom Penh. Wat een stank! Wat een chaos! Wat een hitte…! Gelukkig heb ik mijn Bhutanese shawl, die kan ik als masker voor mijn mond en neus houden. En gelukkig hebben we een plezierige conversatie, waardoor de anderhalf uur dat we er over doen relatief snel voorbij gaat.
Ik drop mijn bagage in het hotel en dan gaan we een paar huizen verder een café/bar binnen die hoort bij één van de drie filmhuizen in Phnom Penh. Daar blijkt een (zwart) Nederlands meisje te werken, Uanna. Ik maak even een gezellig praatje met haar en dan zit ik weer bij Jason, met eerst een bier en daarna twee cocktails…. Hij vertelt over zijn tijd in Irak, en de invloed die die heeft gehad op zijn leven.
Pas tegen twaalven nemen we afscheid en rol ik in het comfortabele grote bed dat voor mij klaar staat op de 4e verdieping. Daar laat ik de verschrikkingen van de oorlog – waar nooit een einde aan lijkt te komen – voor mijn geestesoog voorbijtrekken. En val dan in een diepe slaap.
ZATERDAG 28 FEBRUARI
Pas als ik wakker word kijk ik mijn kamer eens rond. En glimlach om de wanddecoratie naast mijn bed van een uitnodigende half ontklede dame. Er zijn in deze straat ook opvallend veel massagesalons, waar happy endings ongetwijfeld aan het menu kunnen worden toegevoegd.
Het ontbijt is inbegrepen en gevarieerd – oosters en westers naar keuze. De tafeltjes en stoeltjes staan half in de open lucht naast een klein zwembadje met een mooi aangelegde achterwand van groen.
Na het eten kruip ik weer lekker in bed en slaap nog een paar uur. In de middag maak ik een wandeling (traag, vanwege de hitte) richting River Front – de brede Mekong rivier is hier praktisch om de hoek. In mijn straatje – waar behalve massagesalons en het filmhuis ook veel eethuisjes, kleine winkeltjes en wassalons zijn – word ik herhaaldelijk aangeklampt door tuktuk drivers die op klantjes azen. Maar ik hou vol dat ik wil lopen. De kortste weg naar het water is door het Himawari Hotel. Daarachter ligt een river cruise boot aangemeerd. Ik neem een foldertje mee want dat lijkt me wel iets voor later. Oef, wat een brede, grijze rivier…Beelden doemen op van de slachtpartijen die hier in de zeventiger jaren (en misschien wel door de eeuwen heen) moeten hebben plaatsgevonden. Nu ziet hij er zo vredig en kabbelend uit.
’s Avonds ga ik nog eens een kijkje nemen in het Flicks Filmhuis. Ah, er speelt een film uit 1984: ‘The Killing Fields’. Die wil ik wel zien, om althans iets mee te krijgen van wat zich hier heeft afgespeeld. Maar dan blijkt dat die speelt in één van de beide andere Flicks. Hij begint over tien minuten. Hoe ver is het? Ongeveer tien minuten met de tuktuk. OK, ik ben al onderweg. Twintig minuten later schuif ik het kleine zaaltje binnen, waar je languit op matrassen met kussens kunt liggen (da’s nog eens luxe!). De film is al even aan de gang, maar ik kan het (waargebeurde) verhaal van een Amerikaanse journalist die met een Cambodjaanse collega vast komt te zitten goed oppakken. De film geeft een indringend beeld van de chaos waarin het land terechtkwam tussen de Rode Kmer en de Amerikanen (die niet alleen druk waren in Zuid-Vietnam, maar ook voor alle zekerheid de grensgebieden in Camodja maar plat bombardeerden, 3 jaar lang). Miljoenen mensen zijn vermoord of omgekomen bij Amerikaanse bombardementen.
Als ik na afloop de tuktuk driver vraag om mij naar Flicks 1 te brengen, beland ik helemaal aan de andere kant van de stad. Na enig turen op het foldertje blijkt de Flicks in mijn straatje niet nummer 1 is maar nummer 3.
Eindelijk daar aangekomen bestel ik nog een cocktail als nightcap en bel Jason of hij zin heeft
ook wat te komen drinken. Eh.. nou nee eh.. hij had al een afspraak. “Something romantic?’ vraag ik. ‘Eh, yeah, something with the other gender, indeed’, grinnikt hij schaapachtig.
Ik wens hem veel plezier en geniet van mijn cocktail en de relaxte sfeer in dit barretje (met een scheve oude ongebruikte biljarttafel).
ZONDAG 1 MAART
Vandaag probeer ik na het ontbijt het zwembadje uit. Heerlijk! . En ik sluit vriendschap met Silorn, een fraai jong exemplaar van de mannelijke kunne, die samen met drie collega’s de receptie beheert, en Chenari, die gaat over het ontbijt. Dankzij hen kom ik er achter dat er nog een inimini tweede zwembadje is op het dak! Daar ga ik later ook maar eens kijken
In de namiddag bezoek ik het Koninklijk paleis, dat op loopafstand ligt. Ik kom langs de monumentale, Frans aandoende avenue die er naartoe leidt.
Vlak bij de ingang tref ik een kleurrijke figuur die wol verkoopt. Ik mag hem fotograferen.
De rondleiding zelf, die voor een groot deel voert langs open zonnige pleinen, is ook een flinke uitdaging voor mijn gestel. Maar ik heb een lieve gids, die ook aangrijpende persoonlijke verhalen kan vertellen over de verliezen in haar familie tijdens de Vietnam-oorlog (haar jongere zusje en grootmoeder zijn nooit gevonden).
Het schijnt dat de vader van de huidige koning, Norodom Sihanouk, heel populair was. Als 18-jarige jongeling kwam hij in 1955 op de troon nadat de Fransen zich hadden teruggetrokken. Tijdens de Vietnamoorlog zat hij in de gevangenis bij de Rode Khmer. Na zijn bevrijding week hij uit naar China. Zijn zoon nam toen het bewind over. Maar stond in 1990, toen zijn vader terug kwam uit China, de kroon weer af, tot 2004, toen zijn vader vrijwillig terugtrad en de zoon het weer overname. De vader sleet zijn laatste jaren (hij werd 92) alsnog in China.
Graftombe met de as van koning Norodom Sihanouk
Draagstoel voor op olifant
Draagstoel
De gebouwen zijn allemaal replica’s in (deels geschilderd) beton van de oorspronkelijke houten gebouwen. Het ziet er allemaal nogal strak en ietwat steriel uit. Maar er zijn ook bijzondere kostuums te zien – en natuurlijk ontelbare boeddha-beelden.
Huwelijkstooi koning Norodom Sihannouk en zijn vrouw
De pompoen: symbool van geluk en overvloed
Lijfwacht uniformen
Traditionele Cambodjaanse klederdracht. Een kleur voor elke dag!
Op weg naar huis zie ik overal kleine groepjes mensen op straat zitten die samenkomen om (na het werk) te praten en te lachen. Ook wordt er veel gekaart.
Thuis plons ik in het dak zwembadje. Aaahhh…
En daarna in bed. Geen zin in eten. Ik voel me wat rillerig: heet hoofd, koude voeten. Al gauw lig ik van top tot teen te shaken, een wonderlijke gewaarwording. Na ongeveer een uur houdt het even plotseling op als het begon. Zou ik malaria hebben? gaat het door me heen. Daar schijn je ook van die heftige rillingen van te hebben. Ik ben uiteindelijk een paar keer gestoken – en gisteren las ik in een krant in het Cinecafé dat er in Cabodia een ‘strand’ van malaria in opkomst is die resistent is voor de bestaande geneesmiddelen. Ik zoek het op in Google. Tja, zou kunnen. Maar om nu meteen maar naar een dokter of ziekenhuis te rennen om bloed te laten prikken…
Ik neem een douche en ga dan toch maar even een hapje eten in het Cinecafé.
Op de terugweg kom ik langs de massagesalon naast mijn hotel. Ik bestel een voetmassage en een hoofd-, nek en schoudermassage, elk van een half uur.
Daarna val ik snel in slaap, maar het is een onrustige nacht, vol met verwarde beelden waar ik geen touw aan kan vastknopen, behalve dan dat ik druk ben met alsmaar proberen helder te krijgen waar het over gaat.
MAANDAG 2 MAART
Silorn weet me te vertellen dat de malariamug alleen in de rural areas voorkomt, niet in de steden. Hm, dat stelt gerust. Misschien toch gewoon een griepje. Ik voel me niet echt beroerd maar wel koortsig en slap als een vaatdoek – en ik heb ook nergens zin in. Dus na het ontbijt ga ik maar weer naar bed, waar ik de rest van de dag doorbreng, zwalkend tussen waken, slapen en dromen.
DINSDAG 3 MAART 2015
Vandaag voel ik me wat beter. Ik hou me koest rond zwembad en bed. Maar in de namiddag besluit ik toch Silorn te vragen om de dinner cruise vanaf het Himawari hotel voor me te boeken.
De boot (van een beminnelijke Fransman) is groot en luxe. De rivier wijd en stil en donker Er zijn maar weinig mensen die meegaan. Op het voordek, waar ik zit, zit helemaal aan de andere kant alleen een jong stel, dat kennelijk iets te vieren heeft. Ze gaan helemaal op in elkaar.
Hoewel ik me nog niet helemaal senang voel, geniet ik toch immens van hoe we geruisloos door het water glijden (echt, die boot hoor je helemaal niet!), van de volle (!) maan, van de lichtjes aan beide verre oevers, van mijn cognacje en van een champignonsoepje. Voor de rest heb ik geen trek. Mijn ongenuttigde gangen krijg ik na afloop keurig ingepakt gepresenteerd als take-away.
Op weg naar huis presenteer ik mijn take-away aan de mensen achter de balie in het cinecafé. Die zijn er blij mee.Tegen half tien ben ik terug en glijd na een verfrissende douche met een dankbaar gevoel onder mijn dekbedje.
Morgen vlieg ik om 18.40 naar Siem Riep, waar ik vier dagen zal blijven.
WOENSDAG 4 MAART
Na het ontbijt pak ik mijn koffers en check uit. Ook wissel ik nog 60 Euro in dollars.
Daarna is het op naar het National Museum. Hoewel het niet veel verder weg is dan het Koninklijk Paleis, neem ik deze keer toch maar een tuktuk. Natuurlijk wil die weten wanneer ik er weer uit kom, maar dat kan/wil ik bij benadering niet zeggen dus hij mag van mij niet wachten (ze willen je – begrijpelijk – allemaal zo lang mogelijk aan de haak slaan).
Het National Museum is de geschiedenis van Cambodja, hier vooral in zijn religieuze vorm gepresenteerd (voor de holocaust en de killing fields zijn weer andere musea). waarbij van oudsher een mix te zien is tussen het boeddhisme en het hindoeïsme, die hier door de eeuwen heen blijkbaar steeds vreedzaam naast elkaar hebben bestaan. Een imposante reeks van (giga)grote en kleine Boeddha’s, Vishnu’s, Shiva’s, olifantsgoden, slangengoden en ceremoniële attributen ontrolt zich voor mijn ogen als ik de vier zalen rondom de prachtige binnenplaats doorloop. Wat me vooral boeit is de prachtige glimlach op de gulle geaccentueerde mond van de buddha’s, die door steeds weer andere kunstenaars al die duizenden jaren is gereproduceerd, met toch kleine verschillen waardoor de één je meteen aantrekt en ‘raakt’, en de andere je afstoot of koud laat.
Aan het eind drink ik in het zitje in de binnentuin nog een tonic (wat kinine is misschien wel goed voor mijn gestel). Naast mij zit het oude vrouwtje dat het stalletjes beheert met wat kinderen en kleinkinderen aan een tafeltje te lunchen. Leuk om dat familieleven zo even gade te slaan en Oma met één van de kleintjes op de arm te zien rondredderen.
Om half twee ben ik weer thuis. De taxi die mij naar het vliegveld brengt komt om vier uur. Ah, nu heb ik heerlijk nog wat tijd voor op het dakterras (wonderlijk dat daar haast nooit iemand is… zo’n goddelijk plekje!). Kan ik lekker even rondplenzen en daarna mijn blog weer eens bijwerken. Nou dat rondplenzen lukt. Maar als ik me net met laptop heb geïnstalleerd aan een tafeltje, blijkt dat de wifi het boven niet doet.
OK, instant adaption: niet moeilijk doen en dan maar beneden bij Silorn & Co van de receptie op de gemakkelijke bank. Daar heb ik inderdaad een heerlijke ongestoorde schrijfsessie.
De chauffeur is er al om kwart voor vier. Ik maak nog even mijn zin af, stop mijn laatste spullen in de koffers en hup, daar gaan we weer. Maar niet dan na een paar laatste foto’s met de jongens en meisjes van de receptie.
Wat een verademing om in dat drukke verkeer nu in een aircon auto te zitten! Het is wel niet zo’n heksenketel als bij mijn aankomst (het is nog net geen spitsuur), maar we zitten toch regelmatig vast in opstoppingen en we doen er zo’n vijftig minuten over.
Op het vliegveld duurt het nog een tijdje voordat zichbaar is bij welke balie ik kan inchecken. De scene wordt vooral overheerst door een paar groepen Chinezen. Chinezen vind je overal in Azië, in groeiende aantallen. Vrijwel steeds in groepsverband. Zij hebben een aantal opvallende eigenschappen gemeen:
- ze zijn vrijwel steeds in grote groepen met een reisleider/-ster
- ze praten voortduren keihard
- ze lachen veel
- ze dringen voor
- vooral de jongeren zijn hondsbrutaal
- ze nemen voortdurend overal foto’s van elkaar, in ‘bevallige’ poses
- ze spreken geen woord Engels
Na een tijdje vraag ik aan een jongen van de airport service of al duidelijk is welke balie het wordt. Ja, 8 en 9 – en ze gaan over ongeveer tien minuten open. Ik dank hem en ga alvast aan het begin van de lijn staan – laat ik eens de eerste zijn!
Maar dan komt er zo’n groep Chinezen aan en die posteren zich – met trolleys en al – vlak vóór me. Shit! Ik besluit me met mijn conditie niet te verzetten tegen de overmacht – dan nog maar tien minuten langer wachten.
Maar de jongen die mij de informatie gaf, heeft het tafereel kennelijk gezien. Hij tikt de leider van de groep beleefd op de schouder en loodst het hele stel naar de rij naast mij, bij nummer 9. Dan nodigt hij mij uit om weer vooraan te komen staan bij 8. En meteen gaat daar de balie open, terwijl de voortvarende Chinezen nog moeten wachten… Ik wissel een blik van verstand houding met de jongen van de airportservice en hij glimlacht subtiel…
Ik wandel verder met mijn cabinekoffertje. Onderweg kom ik nog een paar prachtige schilderijen van Cambodjaanse danseressen tegen. Die schiet ik toch ook nog maar even.
Dan de security check. Ik wil mijn koffertje op de band zetten, maar verrek, daar heb je weer zo’n brutale Chinese jongedame die mij totaal negeert en haar spullen even net vóór mij smakt. OK, dat kan ik ook. Ik pak mijn koffer op, duw haar opzij en zet de koffer weer voor haar bagage neer. De juffrouw met de bakken sympathiseert, duwt de Chinese spullen naar achteren en laat mij voor gaan. Ziezo. No fooling with Grandma Yoyo!
Bij de gate zit ik dan nog wel even in het gekakel van de diverse Chinese groepen.
Naast mij zit een wat ouder Chinees vrouwtje dat mij iets wil vragen. Achter haar kijken er nog drie geboeid mee. Ze pakt mijn hand, trekt daar een paar lijnen op en kijkt mij vragend aan. Wil ze weten waar ik vandaan kom? ‘Holland’, probeer ik. Ah, dat begrijpen ze en ze juichen allemaal, prachtig, Holland! Maar dat was niet wat het vrouwtje wilde weten. Ze wijst op haar borst en schrijft dan nog wat cryptische tekens eerst op haar eigen, dan op mijn handpalm. Het duurt nog een tijdje van wanhopige ‘iknieweetnie-gebaren’, maar dan besef ik ineens dat ze willen weten hoe oud ik ben. 71, Schrijf ik op haar handpalm. Een koor van verbazing en bewondering stijgt op en het nieuws wordt doorgebriefd naar achteren. Allen rekken hun nek. Ik glimlach naar mijn publiek. Er ontstaat een mimespel van complimenten over mijn jeugdige huid en frisse voorkomen.
Omdat er verder niks valt te zeggen, laat ik mijn buurvrouw wat foto’s zien van mijn Galaxy. Ja, da’s in de roos. Over de schouders wordt er meegekeken.
En dan is het tijd om in te stappen…
We lopen over het platform naar de machine. Eh… dat is een klein vliegtuig met twee propellers. Ik moet even slikken. Maar de bemanning ziet er niet naar uit dat ze verwachten dat dit hun laatste vlucht is. En ook de passagiers doen heen gewoon. Dus het zal wel goed zijn.
Het is een vlucht van nog geen drie kwartier, en het gaat goed.
Een meisje van de aiportservice neemt mijn cabinekoffertje voor haar rekening en loopt helemaal mee naar de bagageband (geen paspoortcontrole, want het is een interne vlucht). Daar pikt ze mijn grote koffer op en met beide koffers loodst ze me naar buiten. Lief… We namasté’en naar elkaar en dan kijk ik rond in het donker of er iemand met mijn naam staat. Gisteren heb ik heb hotel gebeld omdat ik zag dat ze een airport transfer hadden. En hoewel ik niet alle vluchtgegevens bij de hand had, was toch wel duidelijk dat ik geboekt had, dat mijn voornaam Elisabeth was en dat ik rond deze tijd zou aankomen.
Niemand.
Nu komt mijn lokale simcard goed van pas. Ik bel weer en vraag of er wel of niet iemand mij op komt halen. Hij zegt dat hij dacht dat er een driver onderweg was, maar hij zal alsnog een chauffeur sturen zodra er weer één op honk is. OK.
Net heb ik opgehangen, als er iemand aan komt lopen met een papier waarop ELISABETH VAN DER KOOI staat. Het was dus toch geregeld. De chauffeur was alleen iets te laat en verontschuldigt zich uitgebreid. Ik bel het hotel weer en geef hem mijn toestel, zodat er geen verdere verwarring ontstaat.
Tien minuten later zwaaien de deuren van het Empress Angkor Hotel open… en ik stap langs de buigende portier een balzaal van een lobby binnen.
Met een giga kroonluchter, balustrades en zitgelegenheden met veel (tropisch hard-)hout.
En achter de receptie een groot grijs reliëf van de Angkor Wat, om alvast in de stemming te komen. Nou, Piseth (mijn contactman via Leny) heeft niet teveel gezegd over dit hotel dat hij aanraadde. I am im(em)pressed. Ik betaal hier wel € 48,- per nacht inclusief ontbijt, maar dan heb je ook wat!
Voor mijn bagage wordt gezorgd. Ik check in en wordt even later via een lange gang langs de sprookjesachtig verlichte binnenplaats en het zwembad (met ronde vormen, daar had ik dit hotel op geselecteerd) naar de Empress Résidence geleid, wat achteraf gelegen, met een statige stijlvolle entree, hoge hal en spiegelende liften.
Op de eerste verdieping heb ik een ruime kamer met parketvloer, twee brede bedden en zwaar meubilair, ook weer in tropisch hardhout. Oooooh… En een schilderij van mijn maagdelijk witte zoetgeurende lievelingsbloemetje, dat ik ook al in het gras achter het Himawari Hotel in Phnomh Penh had gespot. In Bali heet het Bali Flower. In Thailand Thai Flower. In Laos Laos Flower. Hier in Cambodja zal het ongetwijfeld Cambodja Flower heten. Maar de schoonheid en het bedwelmende aroma zijn overal hetzelfde.
In de badkamer tref ik behalve een douche ook een gezellig ouderwets model bad aan op zilverkleurige tijgerpoten.
Ik zet het meteen aan en werp mij in afwachting op één van de comfortabele bedden met vele kussens. O nee, even kijken naar het uitzicht. Dat is niet veel soeps, diverse blinde muren in pasteltinten op enige afstand.
Ik laat mij in het warme water zakken en daar blijf ik een half uurtje weken en soezen. Dan nog een half uurtje oogjes toe in bed – en vervolgens ben ik voldoende opgeknapt om een kijkje te nemen in het restaurant. Er zit een groot gezelschap aan twee lange tafels, maar verder zie ik weinig ‘losse’ gasten.
Nog steeds heb ik niet erg veel trek. Mijn hoofd gloeit en ik voel me nog wat rillerig. Maar… een biertje, een salade Niçoise en een gebonden soepje van groene asperges gaan er wel in.
Dan is het intussen ook al tegen half elf. Mooie tijd om plat te gaan.
Pas in de stilte van de nacht word ik me bewust van allerlei mechanische geluiden die mij eerst niet waren opgevallen. Getiktiktiktik van verwarmingsbuizen, zacht en traag, dan versnellend en aanzwellend tot crescendo en dan weer afnemend, samen met allerlei ander metaalachtig geknars en geknerp.
Dit mag dan een rustig gebouw zijn, zonder lawaai van menselijk verkeer, maar het is toch niet wat ik mij van een rustige kamer had voorgesteld. Morgen maar even naar de receptie.
Zo goed en zo kwaad als het gaat geef ik mij over aan de ‘ritmiek’ van de geluiden. En slaap toch nog de helft van de nacht.
DONDERDAG 5 MAART
Als ik om acht uur wakker word begin ik maar eens met een half uurtje Yoyo-yoga in bed. Dat moet zo af en toe, willen mijn stramme ledematen niet al te zeer verstijven.
Daarna lijkt me een paar baantjes (rondjes) zwemmen wel wat. Als ik beneden kom ben ik met stomheid geslagen. Wat een prachtig aangelegd zwembad. En met niemand erin… Een een temperatuur van zo’n 28 graden schat ik. Een heilig ochtendritueel, dat ik er zeker in zal houden.
Daarna douchen (mmm, ook weer zo’n grote douchekop), aankleden en naar de receptie. Ik vertel ze mijn klacht. Nou, daar doen ze niet moeilijk over: ik krijg een andere kamer. Ook in de Résidence, maar nu op de vierde verdieping. Dus na het ontbijt (een overvloed van Europese en Aziatische lekkernijen, waar mijn gestel helaas nog steeds vooral ‘nee’ tegen zegt), pak ik dus de spullen die ik had uitgepakt weer in en om elf uur ben ik verhuisd naar boven en naar de andere kant van het gebouw. Hoera! Ditmaal heb ik een balkon met schuin uitzicht op de binnenplaats en het zwembad. Toch prettiger. En hier is inderdaad niets van metallieke geluiden te horen.
Vandaag besluit ik nog geen culturele verkenningen te gaan doen, maar even mijn systeem wat rust te gunnen en te genieten van wat deze mooie plek te bieden heeft.
VRIJDAG 6 MAART
OK, na mijn ochtendzwemritueel, een sober ontbijt en een lome ochtend besluit ik dat het tijd is voor de Angkor Wat. Daarvoor ben ik uiteindelijk hier gekomen. De tuktuks aan de overkant springen op alert als ik om half twee het hotel uitkom. Degene die mij ‘scoort’ heet Mr. Mara. Hij heeft een rode tuktuk nr. 07, met zijn naam erop. En hij gaat mij de hele dag rondrijden naar verschillende onderdelen van het tempelcomplex. Voor 15 dollar.
Als eerste rijden we (in een half uurtje) naar de Zuidpoort van de Bayan. Ik krijg een kwartier de tijd om de brug met links en rechts vervaarlijke monsters over te lopen en de poort met alle sculpturen te bewonderen.
Achter de poort staan bomen met de wonderlijkste wortelgestellen. Ik neem een paar foto’s voor Sigurd, die een bomen minnaar is.
Terug door de poort staat Mara al klaar om mij op te pikken. Langs een lange boomrijke weg komen we uiteindelijk bij de eigenlijke Bayan. Een immens vierkant bouwwerk. Hier krijg ik twee uur de tijd om rond te kijken. Poeh, weer zo’n lange oprit, daarna trappen en nog meer trappen… Ik merk wel dat door die griep mijn conditie een stuk minder is vergeleken met toen ik in Bhutan naar het Tijgersnest klom. Rustig aan dus maar.
Er is uiteraard veel te zien. En er zijn veel toeristen, die allemaal veel willen zien. In plaats van alles te omschrijven kan ik jullie beter wat foto’s laten zien die ik heb gemaakt.
Ik heb mijn wekkertje gezet, om niet te laat bij Mara terug te komen. Maar hoe kom ik weer naar beneden? Ik ben de richting kwijt. Er blijken vier uitgangen te zijn, één aan de noord-, oost-, west- en zuidkant. Maar ik weet niet meer via welke kant ik omhoog ben gekomen… Paniek!
Gelukkig weet ik me te herinneren dat er twee trappen naast elkaar omhoog gingen en na wat rondvragen bij nauwelijks Engelssprekende gidsen (gelukkig heb ik bedankt voor een gids!) blijkt de zuidkant de enige kant met twee trappen te zijn. Gered!
Als ik beneden kom vind ik mijn driver in diepe rust in zijn tuktuk. Samen met een andere toerist kijken we glimlachend naar dit tuk-ritueeltje. En ik neem eerst maar een tweetal foto’s van hem alvorens hem wakker te maken.
De arme kerel schrikt zich wezenloos als ik zijn knie aanraak en put zich uit in verontschuldigingen. Waar is dat nou voor nodig?
Dan gaat de rit door naar de ‘crème de la crème’ zelf: de Angkor Wat. Maar eerst moet ik plassen en gelukkig weer mijn begeleider een plek met een brandschoon toilet in de laan tegenover de ingang van de tempel, waar vele verkopers in hun stalletjes geduldig staan te wachten op klandizie.
Ik grijp de gelegenheid aan om Mara en mijzelf te trakteren op een kokosnoot. Ah…. wat is dat verfrissend. Eén van de jonge vrouwen bij het stalletje heeft een kindje dat heerlijk uitgestrekt ligt te pitten. Ik zou ook wel een kleine siësta kunnen gebruiken…:-).Met de vader, die net aan komt wandelen met een bruine parasol, maak ik een praatje.
Het is half vier. De zon gaat rond tien over half zes onder. En om zes uur zal ik mijn weer bij Mara 07 voegen.
Daar ga ik dan. Ook hier bedank ik voor een gids. Ik wil gewoon met mijn eigen ogen zien wat ik zie en alles op mij in laten werken.
Eerst over een eindeloos lange brug naar de eerste façade. De immens brede ‘slotgracht’ biedt een prachtig landschap links en rechts.
In de rechtervleugel van deze eerste ‘vesting’ bevindt zich een bijzondere boeddha. Die mag je fotograferen als je eerst voor een dollar een wierookje opsteekt. Dat doe ik dus maar.
Achter dit front begint een nog veel langere ‘landbrug’ met krioelende mensjes, die leidt naar het eigenlijke heiligdom, waarvan je vanuit deze hoek maar drie torens kunt zien (er zijn er vijf).
Links en rechts een glooiend landschap, met rechts bossen en links langs de bosrand een eindeloze rij stalletjes voor de koopgrage toeristen. Hier kun je in ‘afdalen’ via trappen links en rechts op gezette afstanden. Een meisje staat met het hoofd gebogen bij te komen tegen een boom.
Halverwege deze landbrug moet ik even stoppen. Mijn benen voelen als lood. Pijnscheuten gaan door mijn hoofd en ik voel me een beetje duizelig. Ik besef dat ik niet de eerste oudere zal zijn die door de hitte bezwijkt. Via één van de trappen daal ik van de landbrug af naar het glooiende halfdroge, half grasachtige terrein. In de schaduw van de landbrug ga ik languit liggen op mijn shawl, met mijn tas onder mijn hoofd. Ik negeer de urinestank om mij heen.
Gelukkig heb ik water bij me. Na een tijdje voel ik mij wat beter. Ik wil goddomme toch wel die Wat zien voordat ik de pijp uit ga. Dus krabbel ik overeind en besluit niet terug de landbrug op te gaan, maar door de velden langs een klein vennetje richting bosrand rechts te lopen, waar ik ook een paar figuurtjes zie. Kennelijk is het ook mogelijk om ergens via een zijingang naar binnen te komen. Dit voelt in ieder geval beter dan de hordes op de loopbrug.
Inderdaad hoor, ook van deze kant kun je erin. Ik beklim langzaam de trappen naar de rechterflank en loop dan rechtdoor langs de onafzienbaar lange open gang naar achteren.
De hele muur is van begin tot eind vol met repetitieve afbeeldingen van voetvolk, krijgers, paarden, draken en goden. Ik kijk mijn ogen uit. Hoeveel mensen hebben hier door de eeuwen heen levenslang anoniem aan gewerkt?
Halverwege de gang kan ik óf rechtdoor óf linksaf. Ik ga linksaf en gok goed. Zo kom ik op de grote binnenplaats, waar in het midden de vijfde toren staan. Hier is het weer een drukte van belang. Er staan ook een paar acteurs/dansers in kostuum, die tegen een vergoeding bereid zijn om in diverse houdingen te poseren met deze of gene toerist tussen zich in.
Wat achteraf zit een moeder met een kindje. Ze zamelt plastic flessen in.
Ik voel me weer niet lekker. Naast de pijnscheuten in mijn hoofd trekt er ook langzaam een kramp naar mijn rechter borstkas. Hoe was dat ook alweer? Als er een hartinfarct dreigt heb je geen pijn aan de linkerkant maar aan de rechterkant? Ik sleep mij met moeite voorwaarts en houd er rekening mee dat ik elk moment neer kan storten. Dat zou natuurlijk wel heel vervelend zijn voor Mara 07, want die ziet mij dan na zonsondergang niet meer verschijnen. Ook heb ik weliswaar mijn S.O.S.-kaartje met Nederlandse telefoonnummers bij me, maar niet het kaartje van het Empress Angkor Hotel. Dus die zien dan vanavond één van de gasten niet meer terugkomen….
Een jongeman met een waaier zit ontspannen om zich heen te kijken. Daar word ik weer wat rustig van.
Intussen ben ik toch de binnenplaats driekwart rond geweest en heb het meeste wel gezien. Ik besluit mij weer richting bosrand te begeven, ditmaal langs de gang aan de voorzijde van de tempel. Af en toe ga ik even zitten en doe mijn ogen dicht. Alles is goed. Dan loop ik weer een stukje verder en geniet afwisselend van de reliëfs op de muren en het uitzicht op de landbrug en de bosrand. In dit gedeelte zijn gelukkig weer nauwelijks mensen (eh… maar ja, dan kan het natuurlijk ook tijden duren voordat ze me vinden…:-)).
Na wat een eeuwigheid lijkt ben ik dan toch weer op het punt waar ik de tempel binnenkwam. Het glooiende landschap en de bosrand geven me kracht om de weg terug te lopen. De kramp in mijn borstkas neemt langzaam af, evenals de pijnscheuten in de rechterkant van mijn hoofd. Na nog even languit onder een boom te hebben gelegen steek ik schuin over naar de eerste poort, waar ik via één van de trapjes weer op de landbrug kom. Daar staan twee vrouwtjes met palmsap in de aanbieding. Net wat ik nodig heb. Met die verfrissende drank in de hand leg ik het laatste stuk af langs de brug over het water.
Aan het eind van de brug, als ik net de straat ben overgestoken naar waar ik Mara moet gaan zoeken (tussen honderd tuk-tuks), word ik aangeklampt door een studente, die een zakcentje wil bijverdienen door boekjes te verkopen over de geschiedenis van de Angkor Wat. Ik laat me vermurwen voor 10 dollar. Dan wil een ander mij ansichtkaarten verkopen en een derde een shawl.
Ik wordt gered door Mara, die mij heeft gespot en plotseling naast mij staat met de tuk-tuk. De ansichtkaarten koop ik nog, maar de jongen met de shawls heeft pech, want ze zijn niet mijn stijl/smaak.
Met een zucht van verlichting en dankbaarheid zak ik achterover in tuktuk o7.
Thuis is het happy hour (20% off all drinks). Ik schuif aan in de Sunset bar, bestel een Heineken en proost op mijn grootvader (die was manager bij de Heineken’s brouwerijen in het oude Nederlands-Indië). Dan bestel ik ook nog maar een speciale cocktail van het huis, maar die neem ik mee naar boven en schuif ik in de koelkast daar. Voor later of morgen. Nu eerst in bad, dan een romig pompoensoepje en naar bed.
ZATERDAG 7 MAART 2015
Na een vrijwel comateuze slaap word ik verkwikt wakker – met een helder hoofd. Wat een opluchting, na al die matte dagen!
Nou, de missie is volbracht. Hoewel ik wat ik heb gezien van de Angkor Wat boeiend vond (voor zover ik bij mijn positieven was), heb ik niet het gevoel dat ik er nog een keer heen moet. De rest lees ik wel in het boek (een goede koop, merk ik, gedegen en uitgebreid)
Dus heb ik vandaag vakantie!
Na het zwemmen (er was vandaag waarachtig een vader met een kindje in het zwembad!) en het ontbijt ben ik het grootste deel van de dag afwisselend in de lobby (gezellig tussen het geroezemoes) en boven in mijn kamer (afhankelijk van de wifi) bezig met een inhaalslag van mijn blog. Tussendoor ga ik af en toe languit liggen of loop ik een rondje.
Op één van mijn tochten heen en weer stuit ik in de lobby op een sprookjesachtige verschijning in een turquoise Indiase sari, met een onwaarschijnlijk mooi gezicht en een prachtige haardracht. Zij was me al eerder tijdens het ontbijt opgevallen. Ze spreekt me aan en maakt me een compliment over mijn kleding (ik draag mijn gele India-jurk met over mijn schouder de bruine Bhutan-shawl). Ik zeg dat ik net hetzelfde wilde doen naar haar. Dan maken we een praatje. Of ik tot een religie hoor? Nee, dat niet: ik heb mijn eigen lijntje met ‘God’, maar respecteer alle religies. Ze moet lachen. Zij is ambassadrice van Bangladesh in Cambodja, moslima, en neemt deel aan het congres dat hier al een paar dagen gaande is, georganiseerd door de Cambodiaanse regering and gesponsord door de United Nations, over een tien-jarenplan voor de ontwikkeling van de ‘least developed countries worldwide’. Vanavond is het Farewell Dinner.
Ze vraagt wat ik hier doe en ik vertel haar iets over Bhutan (“Oh, er is hier een hele Bhutanese delegatie” zegt ze en kijkt om zich heen – , “misschien zie je die straks nog”) en over mijn werk in de school voor Levenskunst. “The Art of Living, great! That’s my thing!”, zegt ze en vraagt me of ik een kaartje heb. Dat heb ik – en daarna nemen we hartelijk afscheid.
Tegen de avond besluit ik om gebruik te maken van een faciliteit van het hotel: om zes uur is er gratis vervoer naar de binnenstad van Siem Reap. Die wil ik toch ook wel even zien. Hoewel ik niet weet wat ik daar weer kan verwachten aan verkeersdrukte en stank. Je wordt dan na drie uur weer opgehaald.
Om half zes ga ik naar de receptie, want ik wil nu wel een kaartje van het hotel op mijn S.O.S-kaartje plakken. En ik moet nodig geld wisselen. Ik neem 60 Euro mee en verwacht er – net als in het hotel in Phnom Penh – niet veel meer dan 60 dollar voor te krijgen. Maar tot mijn stomme verbazing rekent de jongen achter de balie uit dat ik er slechts $ 44,44 voor krijg! “Ja, nieuwe dagkoers van vandaag’, zegt-ie wat gegeneerd.
Dit vind ik te gortig. “Ja, misschien kunt u beter bij de ATM-machine wat dollars opnemen”, suggereert hij. Aan de overkant links, nog geen drie minuten lopen.” Dat moet ik dan maar doen. Maar dan moet ik wel eerst weten hoe het met mijn saldo is. En dat eventueel aanvullen via de ING-app op mijn iPad.
Intussen is mijn hoofd weer gaan gloeien en ik voel weer af en toe een pijnscheut. Dus ik zeg het tochtje naar de binnenstad van Siem Reap toch maar af. First things first.
Boven kijk ik meteen even naar de dollar-koers van de Euro. Die is $ 65,06. Zo. Dus ze steken hier maar liefst $ 20,- in eigen zak! Ik kan het haast niet geloven en neem me voor de manager erover aan te spreken. Maar goed, mijn saldo is intussen in de min en ik moet wat van mijn spaarrekening overhevelen naar mijn lopende rekening. Alleen krijg ik met de iPad geen wifiverbinding hier boven. Dan dus weer terug naar de lobby. Daar lukt het wel. Ik geef mijn iPad in bewaring bij de receptie (je weet het nooit, bij schemering, met al die arme mensen) en wandel naar de overkant, gelukkig nauwelijks gestoord door een enkele tuktuk-driver. En ja hoor, ik kan voor 94 Euro 100 dollar opnemen! Da’s beter.
Nou, nu heb ik lekker nog wat tijd om te schrijven. Ik bestel een alcoholvrije cocktail van het huis aan de bar (het is nog happy hour) en daarna ga ik richting mijn kamer. Bij het zwembad is een opstelling met wit damasten tafeltjes gemaakt voor het afscheidsdiner van de delegaties van de internationale conferentie. Op het podium speelt een soort gamelan muziek. Dan zie ik een paar acteurs opkomen in kostuums die verdacht veel lijken o[ die welke ik in de Angkor Wat zag. Ze voeren met grote overgave een kort symbolisch stukje op. Ik vind het applaus na afloop maar mager…
ZONDAG 8 MAART
Op weg naar het zwembad zie ik drie jongens in het groen bij drie samen opgroeiende palmbomen op de binnenplaats bezig met hakken in de taaie bodem. Wat een klus bij deze hitte… Blijkbaar moeten er één of meer verdwijnen. Na het ontbijt zijn ze nog steeds stug bezig.
Vandaag is het zaak mijn vlucht en hotel voor morgen te regelen. Met een accu die af en toe leeg is en een wifi die het in mijn kamer niet op al mijn apparaten doet, is dat nog even jongleren. Maar het lukt om een vlucht te boeken voor morgen om 14.25. 50 Minuten later ben ik dan in Sihanoukville, vanwaar het nog plusminus twee uur rijden is naar Kampot. Daar heb ik een soort vergane glorie-hotel geboekt voor voor de komende drie dagen/nachten. De meeste betaalbare hotels en guesthouses liggen niet aan zo’n wit strandje, maar aan de oever van één van de rivieren die naar zee stromen. Ben benieuwd. Van daaruit kan ik beter beoordelen wat ik de komende tien dagen wil.
De rest van de dag is het vooral bloggen. Ik vind het heerlijk om alles wat ik meemaak op te schrijven. Het helpt me om alle indrukken te verwerken – en net zoals het voor jullie leuk is om dit te lezen, zal het voor mijzelf ook fijn zijn om bij terugkeer alles nog eens te herbeleven.
Tegen zevenen heb ik wel zin in even iets anders en besluit ik alsnog een kijkje te gaan nemen in Siem Reap. De transferbusje van het hotel is om zes uur al vertrokken. Er gaat er nog een om half negen maar daar wil ik niet op wachten. Een tuktuk kost 3 dollar heen en 3 dollar terug. Nou, dat gooi ik er dan maar tegenaan. De nightmarket, dat schijnt the place to be te zijn. In zo’n twintig minuten rijden we erheen. Een heerlijk ritje, met de wind in mijn haren. In de avond koelt het wat af. Een verademing. Niet te veel verkeer, niet te snel – je kunt op je gemak om je heen kijken naar alle dagelijkse tafereeltjes hier. De Cambodjanen zijn relaxte mensen, ze zitten graag in groepjes bij elkaar en – arm of minder arm: er heerst doorgaans een vrolijke sfeer en er wordt veel gelachen. Net Flowers…
Het is half acht als we aankomen. Om negen uur zal mijn driver Phea, nummer 11, mij hier weer opwachten.
De night market lijkt veel op die in Lawan Prabang in Laos, waar ik vorig jaar met Jeanette van Amerongen was. Eindeloze rijen tentjes met van alles te koop. Er wordt weinig aan je getrokken of opgedrongen, wat ik weldadig vind. Niettemin ben ik snel uitgekeken op alle hebbedingetjes. Er is geen enkel verlangen naar wat dan ook. Alleen de mensen, de kleuren, de geuren en de sfeer in me opnemen is voldoende. In één van de zijstraatjes, een beetje uit de drukte, vind ik een heel leuk restaurantje met warme belichting (de meeste plekken zijn neonverlicht) gemakkelijke rieten stoelen en een bamboe wand, waar ze een uitgebreid menu hebben met foto’s van de gerechten. De eigenaar is een relaxed en prettig type. De klanten ook van het plezierige soort.
Ik kies een paar mini-loempia’s, vegetable fried rice en gesmoorde champignons. Met een Cambodjaans tapbiertje erbij. Het smaakt uitstekend. Ondertussen kan ik lekker wat WhatsAppen met mijn Flower-clubje en een paar fotootjes doorsturen.Fantastisch die techniek. Ze voelen zo dichtbij, de Lieverds! En ze hebben onderling zo’n levendig, warm en humoristisch contact met elkaar… Heerlijk!
Vóór half tien ben ik weer thuis. Ik check nog even of ik morgen een transfer naar het vliegveld kan krijgen. Dat kan, om 13.00 moeten we vertrekken (een uur van tevoren aanwezig zijn is OK omdat het een domestic flight is). En ik scoor mijn laatste ontbijtbon, die hoort bij mijn extra nacht.
Dan ga ik tevreden naar boven (onderweg zie ik dat er één palmboom weg is), om deze laatste regels te schrijven en nog een boel foto’s toe te voegen aan dit blog. Die heb ik gisteren al geselecteerd, overgezet en verkleind. Dus het kan nu snel gaan!
Om kwart over twee vind ik het genoeg. Lekker slapen.
MAANDAG 9 MAART 2015
Al een kwartier voor de wekker afgaat word ik wakker. Hmm… maar even beginnen met wat rekken en strekken.
Als ik de gordijnen open doe stroomt het zonlicht weer naar binnen. Ik stap op het balkon in de ochtendwarmte. Als ik naar beneden kijk liggen daar de twee andere palmbomen – geveld. Als ik beneden kom blijkt het er maar één te zijn. De andere is al weggesleept. Ja, er is nu wel meer licht op de binnenplaats… De groentjes zijn al druk bezig met de aarde en de takken weg te werken. Over een uur zie je niet dat hier drie kokospalmen hebben gestaan.
Zwemmen, voor de laatste keer hier in dit verrukkelijke bad. Er is een Chinees echtpaar met twee kindjes met zwembandjes. De moeder heeft ook in het water een (in rubber gevatte) smartphone voor het maken van foto’s. De vader probeert het kleintje ‘bonjour’ tegen me te laten zeggen maar dat lukt niet.
Ik keer me op mijn rug en verdwijn in gewichtloos drijven en het blauwe uitspansel.
Douchen en ontbijten. Vers fruit (papaya, ananas, watermeloen en zo’n klein zoet banaantje. Stukje Franse kaas, komkommer en geraspte wortel met duizend-eiland-saus. Ananas/sinaassappelsap, Een spiegelei met een half stukje toast. De thee is lauw en slap dus ik vraag om hete sterke. Wordt geregeld.
Als ik klaar ben nog even mijn WordFeud-beurt voor broerlief en vriendin Joke doen.
Op weg naar boven check ik nog even bij de balie of ik om 13.00 uur vervoer heb. Dat is ook in orde.
Dan is het weer tijd voor pakken. Dat werkt het beste in mijn blootje. Als om elf uur alles op mijn electronica en donzen kussen na is ingepakt, nestel ik mij voor de laatste keer lekker in de kussens om nog wat plaatjes in mijn blog te plakken. Lekker fröbelwerkje voor het laatste uur.
De reis verloopt voorspoedig. Het vliegveld van Siep Reap is maar klein en het inchecken gaat vlot. Dit keer reis ik met Cambodja AngkorAir en dus een ‘echt’ vliegtuig. Nou, dat is wel nodig ook, want vlak voor het eind van de 50-minuten vlucht komen we in witte stapelwolken (ongelofelijke Noordpool-achtige formaties) terecht met als gevolg een turbulentie met luchtzakken die ik nog maar zelden heb meegemaakt. Af en toe zit ik verstijfd van schrik in mijn stoel. Maar we komen toch veilig aan de grond en als ik de captain zie bij de uitgang hoor ik dat dit de normaalste zaak van de wereld is in dit gebied.
Tja… als ik de shuttlebus naar Sihanoukville neem is het niet zeker dat ik vandaag nog een bus naar Kampot krijg. Dus dan maar een privé-taxi, die mij voor € 40,- in anderhalf uur nog vóór zonsondergang bij Villa Vedici afzet. Hier blijf ik drie nachten.
Op de Agoda-website ziet het er uit als een oud spookhuis. Maar het is nieuwer dan ik dacht, al is de stoffering hier en daar wel aan wat vervanging toe. En het blijkt gerund te worden door een vader en twee zonen, Frank en George, uit…. Den Bosch!
Pa – die hier al 43 jaar woont en een Cambodjaanse vriendin heeft die hier het huishouden runt is even niet thuis en Frank de oudste zoon, ontvangt mij op blote voeten. Hij heeft haast want hij staat op het punt om zijn avondrondje te joggen met zijn vriendin Simone. Hij brengt mijn koffers naar boven, legt mij snel de belangrijkste dingen uit en is weg Het is hier een relaxte boel, met overal gezellige zitjes. De villa ligt aan een grijze rivier en is omgeven door een grote tuin. Er zijn twee bijgebouwen en een boothuis. Ik zie zo op het eerste gezicht geen gasten. Wel liggen een paar luie honden her en der verspreid op de tegels.
Mijn kamer is op de eerste verdieping, waar ook een gezellig zitje is en een open TV-kamer met een gerieflijke zithoek.
Op de veranda tref ik twee meisjes, ook Nederlands. Zij hebben hier vijf dagen gezeten en vertrekken morgen. Vonden dit een prima plek. Ook het eten is hier goed, maar zij zijn wel veel weggeweest op de scooter. Ah! Da’s ook een idee voor mij.
De kamer is hoog, met veel donkerbruin hout en een breed bed. Een pot met (plastic) tulpen links en rechts op de nachtkastjes. Verder leeg, geen tafel of stoel. Wel een grote kledingschuifkast. Ik neem een douche (oh, dat is wel zo’n elektrisch pielapparaat met een gebruiksaanwijzing en een miezerig straaltje. Ff afzien na al die luxe van de afgelopen tijd. Daarna besluit ik meteen maar het zwembadje uit te proberen. Oeps… badpak op balkon in Empress Hotel laten hangen…! Dat wordt improviseren met een zwarte onderbroek en een wit hemdje met vermicellibandjes. Ook goed. Het water is heerlijk en diep.
Dan een tapbiertje in de ronde benedenzithoek en meteen maar een vegetable fried rice en een mixed salad. De porties zijn zo groot dat ik de helft in de koelkast laat zetten voor morgenmiddag.
Ondertussen moet ik wat besluiten nemen omtrent het vervolg van mijn reis. Die idyllische zandstrandjes hier blijken voornamelijk nep te zijn: Kampot heeft nauwelijkse een strand. En bij Kep worden van tijd tot tijd truckladingen wit zand gestort in een baai van ongeveer een halve kilometer. Verder loopt de kust daar vervolgens zó langzaam af, dat je honderden meters moet lopen voordat je kniehoog in het water staat. Elke dag even in zee plonzen ho maar dus.
Tja… Ik hóef natuurlijk niet hier te blijven. Kan bijvoorbeeld ook naar een Thais eiland gaan. Koh Samui ligt ongeveer op een rechte lijn naar het Westen. Ik surf wat op het web. Hm, àls er al een directe vlucht gaat kost een enkeltje € 348,-. Dat gaat ‘m dus niet worden. Verder blijken van hieruit zo’n beetje alle betaalbare wegen via Bangkok te gaan, ook als ik straks nog naar Hongkong wil. Een retourtje Phnom Penh – Hongkong komt op bijna € 400. En ééntje vanuit Bangkok (wat een langere afstand is) € 166,-. Maar ja, om naar Bangkok te komen moet ik eerst terug naar Sihanoukville, dan met het vliegtuig naar Phnom Penh en dan van daar naar Bangkok. Dat loopt ook op…
Wat dan… ? Hier op dit plekje blijven is een optie, maar ik heb ook een leuk bungalow guesthouse in Kep gezien, gerund door een Fransman. Dat is een stuk goedkoper, heeft ook een zwembadje, juichende recensies en nog twee kamers in de aanbieding… Ik raak in een mindfuck die mij binnen een uur opstuwt naar een barstende koppijn. Ik moet het maar even loslaten en morgen verder kijken. Maar ik kan mij niet ontspannen en de slaap wil niet komen. Dus krabbel ik na een uurtje toch weer overeind en kijk nog eens naar dat bungalow guesthouse. Er is nu nog maar 1 kamer vrij voor de periode van 12-19 maart…. OK. ik boek hem. Ik heb geen zin om morgen en overmorgen nog bezig te zijn met uitzoeken, dubben en hoofdbrekens. Ik wil genieten van hier zijn.
Zo, de hoofdpijn zakt meteen naar een draaglijk niveau. Het bed ligt lekker. De temperatuur is goed. En er zijn geen muggen in de kamer (al heb ik wel een klamboe boven mijn bed).
Ik vergeef mijzelf mijn gemindfuck, koester mijn hoofdpijn en sluimer de nacht door.
DINSDAG 10 MAART
Om half acht ben ik wakker – zonder hoofdpijn. Ik blijf nog tot kwart over acht sudderen, maar dan lokt het zwembadje. Dit keer neem ik mijn korte wijde katoenen jurkje met spaghettibandjes om in te zwemmen, want de zwarte onderbroek en het witte kunststof topje zaten niet echt lekker.
Hm, dat voelt een stuk beter, waaierend als een sluiervis door het water.
Daarna wandel ik nat en wel door het ‘landgoed’. Er is een prieeltje bij de rivier, met een prachtig uitzicht waar ik een tijdje sta te genieten. Pas als ik ‘Goedemorgen’ hoor, zie ik dat daar één van de zoons des huizes in een hangmat lag te mediteren… We lachen alletwee.
Verder door de tuin, waar ook een paar vlinders fladderen.. Mijn zoete kleine bloemetje is hier ook weer aanwezig. Het is een typische naaktbloeier: tere bloesems in volslagen weerloosheid op kale takken waar de blaadjes nog maar net uitkomen. Verder zijn er prachtige rode orchideeën en er is een lotusvijver met exemplaren zoals ik ze tot nu toe alleen nog maar op plaatjes heb gezien.
Ik waag nog een mailtje en een telefoontje naar het Empress Angkor Hotel aan mijn badpak. Maar het blijkt dat ze het niet hebben gevonden. OK. Dat kan ik dus nu ook loslaten.
Dan ontbijten met banana pancake en thee. En een praatje maken met George, de jongste zoon die hier parttime werkt. Pa schijnt vandaag terug te komen. Dan is het weer even gedaan met de rust. Er zijn geen major issues tussen hen, maar het wringt toch af en toe wel tussen de generaties, hoor ik. De boys zijn veel te relaxed, Pa veel te gedreven.
Na het ontbijt installeer ik mij boven in het zitje om te bloggen. Dan een kleine siësta en ’s middags kijk ik nog eens even naar de vliegverbindingen. Er is een vlucht van Sihanoukville rechtstreeks naar Bangkok op 20 maart. Dat is veruit de goedkoopste verbinding die ik kan vinden en ik besluit hem meteen maar te boeken. Hoewel ik € 224 voor een enkele reis van 4,5 uur wel pittig vind.
Als ik wil betalen met Ideal besef ik dat dat alleen kan via een tancode die ik op mijn mobiel krijg doorgestuurd. Maar mijn lokale simkaart zit er nu in. Goed, even omwisselen dus. Maar…. het chipje blijkt niet in het vakje met de rits te zitten waar ik dacht het te hebben opgeborgen. En ook niet in mijn businesscard houdertje, waar ik het eerder had geparkeerd. Shit! Ik pijnig mijn hersenen maar heb geen idee waar ik dat piepkleine dingetje verder nog kan hebben gelaten.
Geen tijd te verliezen, anders verloopt de transactie en moet ik weer opnieuw beginnen. Dan maar betalen met mijn creditcard. Dat kost dan wel weer € 17,50 extra, helaas. Het zij zo. Maar zo vlekkeloos als de Master Card doorgaans werkt, ditmaal is er blijkbaar een extra securitycheck ingebouwd. Ik wordt doorgesluisd en… moet een tancode invoeren – die ik niet kan ophalen omdat mijn chip niet in mijn mobieltje zit!
Ik zou me natuurlijk weer kunnen opwerken naar de koppijn van gisteren, maar dat ben ik niet van plan. Er is nog een derde mogelijkheid: Paypal. Daar maak ik maar zelden gebruik van, maar de codes heb ik op mij computer staan. Ik heb een privé- en een Laborint account. Als ik het wachtwoord kies van de privé-account, wordt die niet geaccepteerd. Dan zie ik ineens dat het e-mail adres van ’t Laborint bovenaan staat. Ah, dus ze sluizen me kennelijk automatisch door naar de zakelijke rekening (die waarschijnlijk het laatst is gebruikte en geverifieerd). Nou, daar heb ik ook het wachtwoord van. En ja hoor, dat werkt! Pfffffft….. Ook met € 17,50 extra kosten, maar alla!
Ziezo, voorlopig even rust wat de reisorganisatie betreft. Intussen is het tien over half vijf en de hoogste tijd om wat foto’s te schieten in de tuin. En daarna zal een biertje er ongetwijfeld lekker ingaan.
’s Avonds eet ik de rest van mijn avondmaaltijd van gisteren op. Meer dan genoeg!
Aan de bar besluit ik nog met een cocktail van het huis. George is met zijn twee vrienden die hier een half jaar zijn net terug van een fietstocht van 50 km. Zij liever dan ik, in die hitte! Zij willen een aantal fietstochten uitzetten die het hotel dan kan aanbieden als attractie. Vorig jaar hebben ze gedrieën een plan uitgewerkt voor een voetbaltoernooi voor de plaatselijke bevolking. Daar hebben ze sponsors voor gevonden en het is een groot succes geworden.
Frank is met twee gasten (beginners) wezen kitesurfen. Er was in het begin haast geen wind, dus het dreigde een mislukking te worden. Maar toen stak er plotseling een stevig briesje op, waardoor het toch nog feest werd.
Simone vertelt over hoe ze haar eindexamen sociaal werk deels van hieruit per Skype deed. Ze gaat dinsdag weer voor drie maanden naar Nederland voor een vervolgstudie en hoopt dan daarna in Phnom Penh – hier in Kampot geeft ze zichzelf weinig kans – een baantje te vinden. Dat wordt dan een weekend-huwelijk met Frank. Maar dat vinden ze prima.
Pa spreek ik maar even. Een ruige doorleefde kop. Hij is nu in gesprek met één van de kitesurf gasten.
Na mijn cocktail ga ik naar boven met het plan om nog wat te skypen met deze of gene. Maar als ik eenmaal lig heb ik meer zin om te gaan slapen – en dat doe ik dan ook.
WOENSDAG 11 MAART
Om acht uur gaan mijn oogjes weer open. Te vroeg vind ik. Dan om negen uur. Nog te vroeg vind ik en draai me weer om.
Bij tienen roept het (lege) zwembad me voor dat baarmoedergevoel. Gewichtloos zwevend zomaar zijn. En zo de dag beginnen.
De gepocheerde eieren met stokbrood zijn uitstekend. Er zit knisperige bacon bij en die laat ik me goed smaken. Van de aanblik van het bordje met vers tropisch fruit (appel, peer, ananas, dragonfruit, papaya en mango) loopt het water me in de mond. Alleen hiervoor zou je al naar het Verre Oosten komen. Vlakbij zingt een vogel in de boom. Op de achtergrond kindergeluiden (één van de stafleden heeft vandaag drie kleintjes bij zich). En naast mij plannen de drie vrienden een nieuwe fietsdag.
Ik bestel voor vanmiddag een scootertje bij Frank. En ga intussen weer wat plaatjes aan mijn blog toevoegen. Dit keer in de ruime TV-kamer aan de werktafel tussen de openstaande deuren in. Als tussendoortje bestel ik een portie frieten. En wat voor frieten! Het echte Nederlands-Brabants/Vlaamse werk! Met mayonaise!
Tegen vijven stap ik op mijn Honda scooter en rijd voorzichtig (“Alleen links remmen, via het achterwiel!” waarschuwt Frank) langs het rode gravelpad richting Kampot. Ik heb mijn plattegrondje bij me, maar het is eigenlijk gewoon rechttoe rechtaan. Eenmaal gewend aan mijn nieuwe voertuig geniet ik van het dagelijks leven in de kampong waar ik doorrijd. Blote kindertjes, moeders die was ophangen, halfblote mannen die een partijtje volleybal spelen op een veldje, uitgetelde honden die met doodsverachting midden op straat liggen, witte koeien die zich traag langs de greppels begeven.
Na een rondje Kampot (brede straten, weinig verkeer, uithangborden vrijwel alleen in het Cambodjaans) en een bezoek aan een plaatselijke Pharmacie – voor wat antimug – rijd ik weer terug. Als ik mijn gesmoorde groenten (met het opnieuw gefrituurde restant van mijn frieten van vanmiddag) op heb, installeer ik me (in mijn eentje) met een biertje in de ruime zithoek van de televisiekamer. Lekker breed scherm. George (‘Sjors’) installeert de dvd die ik heb uitgekozen: ‘Amazing Grace’. een film over de afschaffing van de slavernij in Engeland rond 1800. Prachtig acteerwerk van kopstukken, sterk gedocumenteerd ‘waar gebeurd’ verhaal – adembenemend.
Tegen kwart voor elf kom ik beneden en loop tegen Hans (de eigenaar) en zijn vriendin Seyha aan, die net de tent willen gaan sluiten. Maar terwijl Seyha naar bed gaat, wil Hans nog wel een Bodhi-plus cocktail voor mij maken en hij neemt er zelf ook één. Twee sigaretten lang luister ik naar zijn verhaal. Over hoe hij al 34 jaar in Cambodja woont en samen met zijn vrouw – van wie hij twee jaar geleden scheidde – tussen 1985 en 1989 in vluchtelingenkampen langs de Vietnamese grens heeft gewerkt. Hoe hij verliefd is geworden op de Cambodjanen en op zijn manier aan ontwikkelingswerk doet hier. Hoe hij vijf jaar geleden als hobby dit Franse huis kocht en hoe die hobby nu zo’n beetje uit de hand begint te lopen, met vier extra huizen op zijn terrein. Over zijn dochter, die ook regelmatig hier is, en de verschillen tussen zijn zoons, zijn hoop en verwachtingen.
Als ik over mijn werk vertel spitst hij de oren. En als mijn boek ter sprake komt wordt hij helemaal enthousiast. “Dat moet je via een link hier verkopen”, roept hij. Ik leg hem uit dat ik in veel dingen goed ben, maar niet in marketing. Nou, daar wil hij mij wel bij helpen. Hm… Ik zal hem eerst het boek maar eens toe-mailen, in het Nederlands en het Engels. Dan zien we wel verder.
Mijn laatste nacht hier slaap ik heerlijk.
VRIJDAG 13 MAART
Ah! Een mooie dag om weer te moven. Maar eerst wil ik vanaf dit plekje nog de rivier op met een kajak van het huis.
Voor zeven dollar bezorg ik mezelf hiermee een piekervaring. De wijdsheid. De stilte. Het tropische oerwoud links en rechts, met hier en daar een hutje. Heel in de verte inheemse muziek en gezang. De stroom is niet sterk, dus ik hoef niet hard te peddelen. Het water komt van een bron in de bergen en is kristalhelder.
Als ik terug ben doe ik mijn kleren uit en laat mij in de rivier glijden. De bodem gaat over van zand in slik en dan is er diepte. Het water is transparant, lauwwarm en voelt als satijn. Ik ben alleen – en gelukkig.
Tot slot doe ik nog een rondje kampong op mijn scootertje en dan is het tijd voor een laatste ‘shooter’ (klein glaasje met een leuke alcoholische mix) met Hans en Seyha.
Hans is al verdiept in mijn boek op zijn computer en is blij dat ik de Engelse versie heb meegestuurd zodat Seyha het ook kan lezen.
Om iets voor vijf staat de tuktuk driver Ta al klaar. Die gaat mij voor 15 dollar in een klein uurtje naar Botanica Bungalow Guesthouse in Kep rijden, waar ik de komende zes dagen zal neerstrijken.
Gelukkig is het wegdek grotendeels geasfalteerd en in redelijk goede staat. We rijden langs dorpjes en velden, hutjes en dure villa’s, vuilnisbelten, kleine winkeltjes en buurthuizen (meestal van de Cambodjaanse Volkspartij). Veel (vaak broodmagere) witte koeien langs de weg, aan lijntjes. Blijkbaar een grote rijkdom voor arme families. Het koele avondbriesje is heel aangenaam.
Net voor zonsondergang zwenkt Ta naar links op een eindeloos lange brede rood-stoffige weg met een stripje asfalt in het midden. Daar is Botanica. Een soort oase in een stoffige woestenij.
Ik word vriendelijk ontvangen door eigenaar Philippe, een tanige Fransman van middelbare leeftijd die hier twee jaar geleden is begonnen met zijn jonge Cambodjaanse vrouw Alak, van wie hij intussen twee zoontjes heeft van vier en anderhalf. Hij heeft chronisch een enigszins verbaasd-ontzette uitdrukking op zijn gezicht, een beetje zoals de Dunne (Stan Laurel?) van de Dikke en de Dunne. Alsof hij elk moment een ramp verwacht.
Mijn hutje is – net als de andere zeven bungalows – verscholen tussen het tropisch groen. Het is een comfortabel stenen optrekje met een rieten dak, een waranda met een bamboe bankje en een hangmat, met binnen koele roodbruine tegels, een breed bed, prettige verlichting en een keurige blauw betegelde badkamer met een mooie witte wasbak plus een (elektrische) douche – die het doet! Ik ben heel blij dat ik de laatste van de twee airco-bungalows heb kunnen scoren, want het is ook hier ver over de dertig graden.
Er is een overdekte eetplek (met fan) met uitzicht over het zoutwaterzwembad. En in de hoek een TV, waarvan het geluid gelukkig uitstaat (maar ’s avonds harder kan als ik wil kijken).
Hier lijkt het mij prima uit te houden de komende dagen. Ik bestel meteen maar een scootertje voor zes dagen en betaal 36 dollar in plaats van 42. Dan kan ik tenminste ook af en toe wat rondkijken in de omgeving.
Als ik me even heb opgefrist bestel ik een kipgerecht met rijst en een rode wijn en laat het me goed smaken. Na een praatje met Philippe (kan ik mijn Frans weer eens oefenen) ga ik naar mijn kamer en begin meteen maar met het inventariseren van wat er vanaf april op het programma staat – en het bijwerken van mijn website. Heerlijk, zo’n tijd van ongestoord werken in het vooruitzicht. De wifi doet het ook goed, so I’m all set.
Vlak voor het slapen gaan bel ik Nina nog even via Skype. Die is blij verrast, maar loopt net op straat met haar mobieltje. We maken een Skype- afspraak voor komende zondag, als het bij haar vier uur ’s middags is en hier tien uur ’s avonds.
Tevreden doe ik het licht uit en krul me op.
ZATERDAG 14 MAART
Ik word wakker met de zacht wiegende schaduw van de hibiscus op de rode gordijnen en kijk vanuit mijn halfslaap een tijdje met fascinatie naar dit prachtige schouwspel.
Na wat yoyo-yoga – en wakker worden in het zwembad – ontbijt ik met een stokbroodje tonijn. Dan ben ik tot twee uur bezig met mijn mailtjes, het voorjaars-/zomerprogramma en de website. Waarna ik besluit om maar eens aan mijn eerste tochtje te beginnen op mijn metalliek lichtgroene scooter. Benzine kan ik kopen in literflessen aan de overkant. 1 Dollar per liter. En ook hier wordt me op het hart gedrukt om alleen links te remmen (met al die rode gravel): onlangs waren er weer een paar gasten geslipt met hun brommer. Dat knoop ik in mijn oren. Ik zet mijn rode helmpje op en dan ben ik onderweg. Heerlijk die wind!
Na een kwartiertje ben ik aan de zuidkust, met de crabmarket (die hoef ik niet te zien) en het witte zandstrandje van Kep. Ik rijd nog een kwartiertje langs droge velden en groene plantages verder richting ‘spookstad’ – daar zijn veel verlaten huizen uit de Franse tijd die tot ruïnes zijn vervallen – maar kan hem niet zo gauw vinden. Ook hier langs de weg (met haast geen verkeer) weer die afwisseling tussen rijkdom en verpaupering – en volop witte koeien.
Voor een lichte lunch – aardappel/shiitakekroketjes en kipspiesjes met wasabi – strijk ik neer in een prieel bij Breezes aan zee (niet echt een plek om te zwemmen, want vol met scherpe stenen), gerund door de Zwitserse Cynthia en haar man. Ik ben de enige gast – low season is ook hier ingegaan – en word met égards behandeld. Het is heerlijk om achterover in de kussens over de zee uit te kijken – met inderdaad zo’n zacht briesje langs je huid.
Na nog vijf minuten verder tuffen zonder de spookstad te vinden (een échte spookstad, dus!), vind ik het wel welletjes voor vandaag en rij terug naar huis.
Even lekker zwemmen en dan verder werken – aan een leuke foto van Jan Errit die ik wil gebruiken voor de aankondiging van T’aiChi-Tao-Touch op de website, maar die niet helemaal scherp is en veel te rood. En om negen uur, als het gelukt is, een welverdiende gin-tonic met daarbij vegetable fried rice. Het is meer dan ik op kan, dus ik bewaar een deel voor het ontbijt morgen: daar hoeft dan nog alleen maar een omeletje bij.
In mijn kamer bel ik Sangito en Henk, maar beiden nemen niet op en dus volsta ik met het inspreken van een berichtje. Dan probeer ik op mijn iPad een huurfilmpje (Atonement) te downloaden, maar dat lukt niet zo goed, in elk geval gaat het super traag.
Lekker slapen dus maar.
ZATERDAG 14 MAART
Tegen achten word ik wakker. Ik draai me nog een paar keer om, doe wat rek- en strekoefeningen en dan plons ik in het zwembadje, dat ik ook vandaag weer voor mezelf heb: Alak en de kinderen zijn er net uit.
De rijst van gisteren met de omelet smaakt prima. Twee thee en een orange juice en dan ben ik wel weer klaar voor een werkdag. Er zijn een paar andere gasten, maar die hebben allemaal genoeg aan elkaar en dus hoeft er weinig gepraat te worden.
Plotseling barst er een ongelooflijk speaker lawaai los bij de buren Luide stemmen, gelach, gehuil, continu gepraat in allerlei toonaarden, afgewisseld met schetterende muziek. Philippe komt met een ongelukkig gezicht uitleggen dat dit een ‘hommage à un décédé’ is. Een soort afscheidsritueel voor een overledene. Dit gebeurt regelmatig bij sterfgevallen – en ook bij bruiloften. En het gaat de hele dag duren.
Nou, daar zijn we mooi klaar mee! Gelukkig wordt het volume na een half uurtje wat getemperd. En ik heb mijn Ohropax bij me. Verder ligt mijn hutje op een wat grotere afstand van de speakers. Dus al met al ga ik dit wel overleven.
Ik doe mijn wasproppen in en val prompt in een diepe slaap, waaruit ik verkwikt ontwaak rond half één.
Tijd voor mijn blog! Nadat dat is bijgewerkt en ik ook wat plaatjes heb geupload, ga ik op mijn scootertje de nabije buurt verkennen.
DINSDAG 17 MAART
De dagen verglijden ook hier weer tijdloos. Het is heerlijk om mijn eigen ritme te kunnen volgen en per moment gehoor te geven aan de impulsen die ik krijg. Slapen, eten, rondtoeren, filmpje kijken, bloggen, zwemmen. Soms werk ik tot diep in de nacht. Andere keren ga ik om acht uur slapen. Ik heb mijn laatste Osho e-book (over Fear) uit en ga weer een paar nieuwe op mijn iPad zetten. Het blijft mijn favoriete lectuur.
Het schetterende rouwceremonieel duurde nog tot halverwege de volgende dag en ik zegende mijn Ohropax. Daarna keerde de stilte weer.
Hier hoor ik in de avondschemering, net als bij alle andere guesthouses waar ik was in Cambodja, af en toe het rustgevende geluid van de tokèh. Het is een groot soort hagedis, die je haast nooit ziet. Ik dacht dat die alleen in Indonesië bestond (mijn moeder vertelde erover). Maar hij blijkt toch wijder verbreid te zijn…
Zaterdag at ik – nadat ik wat heen en weer had getuft – in mijn uppie in het prachtige resort Samanea, hier aan de overkant – aan zee, waar ik wat leuke gesprekjes had met het bedienend personeel en een rondleiding kreeg langs de prachtige kamers. Hier zijn een paar plaatjes.
Een kamer kost hier tussen de € 84 en de € 220,-, maar je betaalt dan ook voor de schoonheid van de plek en de prachtige inrichting. Mogelijk ga ik daar van donderdag op vrijdag een dag en een nacht doorbrengen, want ik kan hier in Botanica geen extra dag blijven en ik heb geboekt t/m de 19de, terwijl mijn vlucht naar Bangkok de 20ste in de namiddag vanuit Sihanoukville (ruim honderd km hier vandaan) vertrekt. Het openbaar vervoer is hier knudde, dus dat wordt wel weer een taxi à raison van € 35,-.
Weliswaar vertelt Philippe, de gastheer van Botanica, dat daar de laatste maanden rare dingen zijn gebeurd: de Belg die Samanea runde kreeg het aan de stok met zijn Khmer-partner. Die laatste slaagde erin om hem er uit te werken (zelfs met politie en handboeien schijnt het). Daar gaan je investeringen… “Ja”, zegt Philippe met een angstig samenzweerderig gezicht, “En je moet hier als buitenlander oppassen dat je niet teveel op je strepen gaat staan, want ze doen hier helemaal niet moeilijk over het regelen van een ‘ongelukje’ voor pak ‘m beet honderd dollar”.
Nou, ik ga straks toch maar eens kijken.
Zondag at ik op weer een andere, wat soberder – plek: crab/vegetable soup. Nou, dat is een operatie! Om al die pantsers open te krijgen met een notenkraker. Gelukkig had ik aangenaam gezelschap in de vorm van een Australische wiskunde-/computerleraar, waar ik een geanimeerd gesprek mee had.
Gisteren bleef ik thuis en had een werkzame dag. Programma-opzet af, website en evenementen bijgewerkt, MailChimp bericht verstuurd. Eén van de Franse gasten, Jean-Louis, kwam licht gehavend terug. Hij had zich even laten afleiden op zijn motor en werd prompt door een andere motor aangereden. Hij kwam er vanaf met wat schaafwonden en blauwe plekken. De reparatie van de motor kostte hem € 50,-.
Hoewel ik wel schrik van zo’n akkefietje en me nog eens extra realiseer dat je niet voorzichtig genoeg kunt zijn op zo’n motor of scooter, ga ik vanmiddag toch nog maar een eindje rijden, want er is niet ver van hier nog een ander resort, ‘Au bout du Monde’, vanwaar je een prachtig uitzicht hebt. Dan kan ik meteen mijn wasje afgeven bij de wasserij schuin aan de overkant.
‘Atonement’ zag ik gisterennacht. Een trieste film over hoe een moment van oneerlijkheid hele persoonlijke levens kan verwoesten. En de oorlog hele volksstammen.
Maar dan zijn er altijd weer nieuwe kinderen, die met laaiend enthousiasme het leven instappen – en alles weer opbouwen….
… of afbreken!
In de namiddag breng ik mijn was naar een NGO schuin aan de overkant. Een non-profit organisatie diet een school runt waar o.a. door de leerlingen allerlei faciliteiten worden aangeboden. Zo is er een naaiatelier en ook een wasserij. Ik moet nog even wachten bij de poort, want de hekken zijn gesloten vanwege het dagafsluitings-ritueel, waarbij alle leerlingen vijf minuten roerloos in het gelid staan.
Dan ga ik bij Samanea aan de overkant, om te kijken of ik donderdag een dagje/nachtje in dit prachtige oord kan verblijven. Kong Du en zijn vrouw herkennen me meteen van een paar dagen terug en begroeten me enthousiast. En ja hoor, er is nog een bungalow voor het laagste tarief van € 84,- inclusief ontbijt. Nou, deze luxe ga ik me dan voor een keertje permitteren. Ik doe een aanbetaling van € 20,- en dan is het geregeld. Nee, Euro’s kunnen ze hier niet wisselen. De munt is te instabiel.
Tegen vijven tuf ik op mijn scootertje in een kwartier naar het befaamde resort Au Bout du Monde (mij aangeraden door Jean-Louis, de ‘verongelukte’ medegast), dat hoog tegen de berghelling ligt in een botanische tuin. Ik parkeer mijn scooter op de binnenplaats en begin aan een flinke klim langs allerlei trappetjes, exotische planten en allegorische beelden. Uiteindelijk kom ik aan in een klein houten restaurantje met een prachtig uitzicht over de tropische jungle en daarachter de zee. Er zit niemand.
Twee allerliefste meisjes bedienen me en met een gin-tonic en een pancake vegetables/chedder/scrambled egg geniet ik van een prachtige zonsondergang.
Na afloop loodst één van de meisjes mij in de schemering langs het doolhof van trappetjes naar beneden, zodat ik behouden weer bij mijn scootertje aanland. Dan is het nog voorzichtig in het donker manoevreren om heelhuids de met stenen bezaaide gravelhelling af te komen. Het gaat goed!
Op de terugweg stop ik bij het stalletje naast Botanica en koop voor € 0,80 twee 1,5-literflessen water, waar ik in Botanica € 1,25 per stuk voor betaal…
Thuis neem ik nog een ijsje en een biertje in het restaurant, waar nog wat mensen zitten te eten en te laptoppen, en maak nog een praatje met Philippe. Dan, na een lekkere warme douche ga ik heerlijk twee uur onder zeil, alvorens tot half twee nog wat aan mijn blog te werken.
WOENSDAG 18 MAART
Om acht uur word ik wakker. Even wat snuffelen in Messenger, op Facebook en in de Flowering WhatsApp (Arjan heeft daar een leuke variant op Descartes’ “Cogito ergo sum” (“Ik denk dus ik besta”) ingebracht: “Appo ergo sum”. Dan importeer ik de laatste foto’s en plak ze in mijn blog. Zo. Dan is het alweer tien uur… Plasje doen, zwemmen, douchen en ontbijten: de dag roept! Mijn laatste dag in Botanica…
En de eerste dat het internet het af en toe laat afweten. Het plaatsen van de laatste series ontbrekende foto’s in mijn blog komt er dus maar gedeeltelijk van. En ook het zoeken naar een geschikte plek in Thailand gaat met horten en stoten. Tegen vieren geef ik het op en ga wandelend mijn was ophalen. € 3,75 voor twee volle tassen…
Bij het stalletje voor de NGO-school bestel ik een stokbroodje met kip, komkommer en koriander. Met tomaten- en sojasaus. Lekker! En lachjes uitwisselen met de lieve mensen die ik tegenkom.
Daarna thuis een kokosmilkshake, afkoelen in het zwembad, een praatje met deze en gene. Jean-Louis heeft waarachtig een plaatje kunnen schieten van een tokèh op de muur van zijn bungalow. Die gaat hij naar mij opsturen.
Zo, nu weer aan het werk. Het blijft behelpen met de wifi.
Om half negen is het tijd voor mijn laatste diner hier. Biertje vooraf. Dan garnalen geflambeerd met whisky. En een pina colada cocktail toe! Die neem ik mee naar mijn kamer en dan schrijf ik toch nog maar – offline – wat mailtjes die dezer dagen de deur uit moeten….
OK, half één: tijd om te gaan slapen want morgen moet ik vóór twaalf uur gepakt en gezakt zijn om naar de overkant te vertrekken!
DONDERDAG 19 MAART
Om acht uur ben ik al wakker. Ik begin de dag met yoyo-yoga. En dan heb ik nog alle tijd om wat baantjes te trekken, rustig te ontbijten en mijn koffers te pakken.
Bij het afrekenen moet ik – voor het eerst deze reis – de pincode van mijn mastercard intoetsen. Die weet ik niet uit mijn hoofd, maar ergens onderweg heb ik hem opgezocht in Codes en Nummers en in het notitieblokje van mijn Galaxy gezet. Daar ben ik nu blij mee!
Mijn koffers worden keurig naar Samanea aan de overkant gebracht en zelf word ik met alle égards op de oprit al ontvangen door een slanke jongeman, Vuthi, die zich voorstelt als mijn ‘personal butler’, die zich tot taak stelt om mijn verblijf hier zo aangenaam mogelijk te maken.
Bij de receptie krijg ik een koud handdoekje (het is heet en ik zweet!) en een frisse limoen dronk. Daarna word ik door de prachtige tuinen naar mijn appartement gebracht en ik kijk mijn ogen uit. Een overdekt terras met comfortabele rieten stoelen en een hangmat; binnen een ruime zithoek, mooie schrijftafel, king-size bed met baldakijn en prachtige tot zwaan gevouwen handdoeken en een superdeluxe badkamer met een buitenbad in het groen, van waaruit je ’s nachts naar de sterren kunt kijken – en overal bloesems.
Ik neem ruim de tijd om al die stijlvolle weelde op me in te laten werken. Dan wandel ik op blote voeten over de gazons naar de karpervijver met daarachter het grote zilte ‘overloop/infinity’zwembad aan zee – waar niemand is – en verdwijn een half uur lang in de gewichtloze extase van lauwwarm water en blauwe lucht.
Dan lees ik – eerst in de hangmat, dan in de terrasstoel – een tijdje in mijn nieuwe Osho-boek. Waarna ik me installeer in de zithoek, met mijn benen languit, voor ‘some serious work’. Mijn plezier wordt even overschaduwd door een mailtje van Incassonet met een bezwaarschrift van St.-Janskerk-debiteur Hans de Kluiver, die dreigt met een schadeclaim en rechtszaak (wegens het afbladderen van een deel van de muurschildering) als ik niet uiterlijk 25 april akkoord ga met € 2.000,- minder dan was afgesproken. Maar aangezien ik daar op dit moment niets concreets aan kan doen omdat ik eerst informatie en advies moet inwinnen voordat ik een beslissing kan nemen, besluit ik om dit maar even los te laten.
In het elegante (lege) restaurant – waar ik intussen de nodige bevriende stafleden heb, neem ik een snackje en en ‘mocktail’ en maak een praatje met Robbie, een Amerikaan uit Portland, Oregon – die ik al eerder had waargenomen toen hij de afgelopen week een keer bij Botanica kwam eten. We spreken af om het gesprek voort te zetten tijdens het avondmaal, want ik wil vóór zonsondergang nog één ritje maken op mijn scooter. Nabij het witte strandje heb ik de vorige keer in een flits een kolonie Gibbon-apen langs de kant van de weg gezien en die wil ik nog graag van dichtbij bekijken.
En ja hoor, ze zijn er nog. Ik heb een stukje stokbrood van mijn snack bij me en in kleine stukjes wordt het dankbaar in ontvangst genomen door kleine handjes. Het mannetje is eerst aan bod, daarna mogen de zogende vrouwtjes ook. Op het allerlaatst maakt het mannetje een paar keer dreigende bewegingen. Indachtig verhalen over apenbeten en rabies trek ik mij toch maar voorzichtig terug.
Dan – nu ik toch bij het witte, vrijwel verlaten strandje ben, ga ik nog even pootjebaden. En dan is het terug naar Botanica, om de scooter af te geven. Daar drink ik als afscheid een pastis – hij wordt me van het huis aangeboden door Philippe – en dan wandel ik weer naar de overkant.
Ik laat het ronde buitenbadje vollopen en spoel het rode stof van de rit van me af. Daarna bestel ik in het restaurant een pompoen-crèmesoep en vegetable-fried-rice. Even later voegt Robbie zich bij me en dan krijg ik vanuit het gezichtspunt van een Portland Oregone Yank – die lange tijd een goed lopende business had voor jacuzzi’s en zwembaden voordat hij de wijde wereld introk – te horen hoe het was dat daar begin tachtiger jaren een goeroe uit India neerstreek met een hele zwerm sannyasins.
Hij op zijn beurt wil graag van mij horen wat dat dan was, die Rajneesh. En hij hangt aan mijn lippen als ik vertel hoe ik bij Osho terecht kwam en wat mijn ontmoeting met hem voor invloed heeft gehad op mijn leven. Dan hebben we het over de exoterische en esoterische kant van de wereldreligies – en we blijken meer op één lijn te zitten dan zich aanvankelijk liet aanzien.
Tegen elven zien we de jongens van de bediening vermoeid achter de counter hangen. Zo laat maken de gasten het doorgaans niet. En ze moeten morgen weer om zes uur op… Tijd dus om af te knocken. We wisselen e-mailadressen uit en ik beloof Robbie dat ik hem het Engelse manuscript van mijn boek zal toesturen.
Om toch ook nog even gebruik te maken van het grote TV-ledscherm, gun ik mezelf een half uurtje zappen. De veelheid van reclames voor dure auto’s en andere welzijnsartikelen op de nationale zenders bevestigt dat de Cambodjanen hunkeren naar een stukje van de materiële welvaart van het rijke Westen. En verder is het ook hier vooral sex (met wat meer fluweelzachte romantiek dan bij ons) – en strijd (maar dan vooral met zwaarden, messen en pijl-en-boog).
In de kussens met mijn blog en WordFeud wordt het vervolgens toch nog twee uur voordat ik het licht uitdoe en me uitspreid in het grote bed.
VRIJDAG 20 MAART
Mijn appetijtelijk ogende ontbijt (vers fruit en gepocheerde eieren met getoaste baguette) wordt in mijn kamer geserveerd. Daarna nog een laatste plons in het zwembad en een douche in mijn tuintje – en dan is het pakken geblazen want om elf uur wacht aan de overkant bij Botanica een taxi op me.
Vuthi komt zijn hulp aanbieden voor het naar de overkant brengen van de koffers en we maken nog een praatje. Hij blijkt goede ervaringen te hebben met Nederlandse gasten. Zo was er een advocaat uit Nederland waar hij goede gesprekken mee heeft gevoerd. Hij heeft, vertelt hij met eerbied in zijn stem, in Phnom Penh een hoge positie bij de Rode Khmer.
Ah, dus de Rode Khmer bestaat hier nog – en Vuthi (alsmede waarschijnlijk het hele resort) is kennelijk een devote aanhanger van deze partij. De gruwelijke verhalen die ik (geïndoctrineerd als ik ben door de westerse propaganda) sporen helemaal niet met de vriendelijke mensen en de schoonheid die ik hier ontmoet…
Om kwart voor elf ga ik uitchecken bij de receptie. Daar wacht me een verrassing, want ik blijk niet met mijn creditcard te kunnen betalen (de machine doet het niet, zeggen ze). Wat nu? Ik heb bij lange na niet genoeg cash om de rekening te betalen.
Misschien wilt u even naar Kep gaan, daar is een ATM-machine?
Ja, maar het is tien voor elf…
Dus, eerst maar naar de overkant om te vertellen dat het iets later wordt.
Vuthi biedt aan om mij achterop zijn motorbike naar Kep te rijden. Slippend scheuren we door de losse gravel van de oprit, terwijl ik mijn armen stevig om zijn tengere lijf sla.
De taxichauffeur blijkt aan de overkant al een uur klaar te staan. Hij wil nog wel wat langer wacht en alvast de koffers ophalen die nog bij de receptie van Samanea staan terwijl wij naar Kep crossen. Maar ik heb een beter idee: we rijden met de taxi naar Kep, in plaats van op Vuthi’s motorbike.
Ah, daar waren beiden nog niet op gekomen. Gedrieën rijden we in tien minuten naar de ATM-machine. Nu moet die het wel doen, want een Bank is hier niet.
En ja hoor, diepe zucht, hij doet het….
Zo kan ik toch nog afronden bij Samanea en afscheid nemen van alle lieve mensen daar. Ook in Botanica wil ik nog even gedag zeggen. En daar komt Philippe op de valreep nog met een extra rekening: volgens de verhuurder heb ik de scooter zeven dagen gehad in plaats van zes. Dus of ik nog maar zeven dollar wil bijbetalen. We komen er niet uit of ik nou op 12 of 13 maart hier ben aangekomen. Maar op het boekingsformulier van Agoda staat 12 maart, dus ik zal mij wel vergist hebben met de data. OK, ik betaal de zeven dollar en dan is het nogmaals thankx – en goodbye!
Eenmaal onderweg vraagt de taxichauffeur Moe me of ik het OK vind als er een familielid van hem uit Kampot (een half uur verderop richting Sihanoukville Airport) meerijdt. Die heeft daar vanavond namelijk een bruiloftsfeest. Ik vind het prima en nestel me met mijn kussen achterin de airconditioned auto om lekker soezend bij te komen van de commotie van deze ochtend. Op de achtergrond hoor ik af en toe de conversatie van de beide mannen.
Na tweeëneenhalf uur (met halverwege een plaspauze) word ik keurig bij het vliegveld afgezet. Het is kwart over twee en de vlucht naar Seam Reap (waar ik over moet stappen op een ander vliegtuig naar Bangkok) is om vijf over vier. Dus ik ben ruimschoots op tijd.
Het (propellor!)vliegtuig vertrekt prompt om vijf over vier. En arriveert nog geen uur later in Seam Reap. Ik moet mijn bagage ophalen en opnieuw inchecken. Dat kan ik op mijn dooie akertje doen, want de vlucht naar Bangkok vertrekt pas om half acht – en heeft naar later blijkt ook nog een vertraging van anderhalf uur. Ik ben blij met mijn iPad en mijn nieuwe Osho e-books…
Bij de paspoortcontrole is het eindeloos wachten, want van iedere uit Cambodja vertrekkende buitenlander moet een foto, een handafdruk en een duimafdruk worden gemaakt. En ze hebben geen haast.
Als ik bijna aan de beurt ben wordt ik op de schouder getikt door een airport official. “Kan het zijn dat u een verkeerde boarding card heeft gekregen?” vraagt hij. Ik vis hem op, en inderdaad staat daar een andere naam op dan de mijne. Hij vraagt mijn paspoort en verdwijnt, met de mededeling dat hij zo terugkomt.
Moet ik nu weer helemaal achteraan die lange lange rijd gaan staan? Dat ben ik niet van plan. Ik blijf vooraan staan en zeg tegen alle passanten die ik vóór laat gaan dat ik zó een andere boarding pass krijg.
Het duurt toch nog tien (lange) minuten voordat de official weer terugkomt. Nu met de goede boarding card. Er probeert nog een Chinese vlug vóór mij te glippen, maar gedecideerd zeg ik dat ik nú aan de beurt ben. Dat helpt.
De man achter de hoge counter neemt mijn foto en is dan schier eindeloos bezig met het bestuderen van mijn paspoort en zijn computerscherm. Ik stuur liefdesenergie naar deze streng kijkende en vermoeid ogende official met deze vreselijke job.
Dan geeft hij mij mijn paspoort terug en knikt mij toe. Ik kan gaan. “Geen hand- en duimafdruk?”. Nee, niet nodig. Ik snap er niks van maar ben blij dat deze lange sta-tijd voorbij is en met een zucht van verlichting stap ik de blijde wereld van de glitterende tax-free shops en de eetgelegenheden in.
Dan hoor ik de naam ‘Elisabeth’ omgeroepen. Ik draai mij weer om naar de official. Toch weer trammelant met die boarding card? Hij trekt zijn wenkbrauwen en schouders op. Moet ik weer terug naar de andere kant? Ik besluit van niet. Knik hem geruststellend toe en verdwijn in de winkelende massa. Straks bij het boarden zien we wel verder. Eerst maar lekker even wat eten, en dan een voetmassage.
Zonder verdere kleerscheuren beland ik op mijn plaats in het vliegtuig. Dat uiteindelijk pas om half tien vertrekt. Dat wordt een latertje in Bangkok…
Inderdaad komen we pas tegen elven in Bangkok aan. Maar gelukkig, anders dan ik verwacht had, hoef ik niet weer een hele immigratieprocedure voor een visa-on-arrival te doorlopen ‘met aantoonbaar vertrek uit het land binnen 30 dagen’. Ik krijg zomaar een stempel in mijn paspoort en mag door!
Ik zie geen bordje met ‘The Cottage’ en ‘Elisabeth’. Maar ja, ze weten daar ook niet precies met welke vlucht is aankom (pas later verneem ik dat het het hotel op de 2e verdieping van het vliegveld tussen uitgang 3 en 4 een permanente eigen pendeldienst heeft die ieder half uur vertrekt). Dan dus maar de taximeter. De taxi weet zowaar binnen tien minuten mijn hotelletje te vinden en zo ben ik toch nog vóór middernacht in The Cottage, waar mijn reis eind januari begon.
De receptioniste Yo, die het hele drama met mijn in het vliegtuig achtergelaten laptop toen heeft meegemaakt, blijkt er niet meer te werken. Jammer, want ik had haar graag willen vertellen dat uiteindelijk alles toch weer goed is gekomen
Hoewel ik moe ben van een lange reisdag kan ik nog niet gaan slapen, want ik moet nog beslissen waar ik morgen heen ga. Naar Krabi? Koh Lanta? Koh Chang? Koh Tao? Of toch maar weer naar het Noorden, naar Chiang Mai?
Na een uurtje surfen besluit ik dat het toch het duik- en snorkelparadijs Koh Tao wordt, een klein eilandje boven Koh Samui en Koh Phangan, twee eilanden die ik al ken. Nok Air heeft morgenavond een vlucht naar Chumphon, op het vasteland aan de oostkust, ten westen van Koh Tao. Een vlucht van plusminus een uur. Van daaruit is het twee uur varen met een snelle catamaran.
OK, ik boek de vlucht. En op de bonnefooi ook maar een hotelletje in Chumphon. 16 Km van het vliegveld.
Dan val ik in een diepe droomloze slaap, totdat zes uur later om half tien de wekker gaat.
ZATERDAG 21 MAART
De eerste lentedag in Nederland… Daarginds is het nu 11 graden met zon. Hier is het 32 graden met zon.
Eerst moet ik de receptie laten weten dat ik niet om half één naar de internationale luchthaven Savarnabhumi ga (zoals ik gisteravond nog van plan was, om daar een vlucht uit te zoeken), maar om drie uur. Dan kan ik van daaruit op vertoon van mijn ticket naar Chumphon gratis met de shuttle-bus naar Don Muang, het domestic airport van Bangkok (een reis van een uur) en ben dan op tijd voor mijn vlucht van 19.30 uur. Ik mail mijn e-ticket naar de receptie en die draaien het uit, evenals de bevestiging van mijn hotelboeking.
Na het ontbijt herpak ik mijn koffers: ik mag bij Nok-Air maar 15 kg meenemen en ik heb 20 kg bagage. Maar veel daarvan zijn warme kleren en laarzen – die ik nodig had in Bhutan maar zeker niet hier!. Ik besluit dus gebruik te maken van de mogelijkheid om voor € 11,- mijn kleine koffertje en een tweetal tassen hier in bewaring te geven. 31 Maart en 1 april kom ik namelijk weer hier overnachten (ik heb een kleine marge genomen ingeval er iets mis zou gaan met de boot- en vliegreis van Koh Tao naar Bangkok.
Voordat ik om twaalf uur uitcheck heb ik net nog een kwartiertje voor een frissen duik in het zwembad – dat ook hier weer door niemand gebruikt wordt.
De drie uur die ik moet wachten voordat ik naar het vliegveld word gebracht breng ik door in de lobby, waar ik me voornamelijk bezighoud met bekijken en vergelijken van hotelletjes en guesthouses op Koh Tao, onder het genot van koffie en ijs. Ik wist wel dat dit een prijzig weekje zou worden, maar schrik toch wel van de tarieven. Onder de tachtig Euro per nacht (zonder ontbijt!) heb je niets wat in de buurt van de stranden en baaien ligt. En om nou alleen maar in een zwembadje in de bergen rond te zwemmen terwijl ik juist die blauwe zee zo aanbid is geen aantrekkelijk idee.
Als ik alle opties van Agoda heb bekeken is het tijd om te vertrekken. Dus besluit ik om vanavond in mijn hotelletje in Chumphon de aanbiedingen van Booking.com nog even na te lopen alvorens een keuze te maken: die zijn vaak nog net iets goedkoper.
In tien minuten ben ik weer op Suvarnabhumi. Intussen ben ik enigszins vertrouwd met wat waar is op de vier verdiepingen van dit giga-vliegveld. Ik vind de shuttle-bus op de 2e verdieping en die blijkt om het half uur te gaan. In de eerstvolgende blijken geen zitplaatsen meer te zijn, dus wacht ik op de volgende. Die vertrekt om half vier en komt inderdaad tegen half vijf aan op Don Muang.
Don Muang.
Weer drie uur wachten hier. Maar er is genoeg te zien. Hier komen veel meer locals en het is leuk om al die families, koppels en singles gade te slaan. En ik heb ook tijd om nog een hapje te eten.
De vlucht vertrekt een half uur later dan gepland. En zo arriveer ik tegen negenen op het vliegveldje van Chumphon. Als ik van de w.c. kom en mijn koffer oppik van de bagageband is de hal al uitgestorven. Bussen zijn hier niet en bij het taxiloket is ook niemand aanwezig. Waar is iedereen zo snel gebleven?
Na even heen en weer lopen in de hal ontdek ik nog één meisje achter een informatiebalie. Ik laat haar het adres van mijn hotelletje zien. Hoe kom ik daar? Ze kijkt twijfelachtig om zich heen. Engels spreekt ze ook nauwelijks.
“One moment”, zegt ze en verdwijnt naar het eind van de hal waar het taxiloket is. Dan loopt ze naar buiten. En even later komt ze terug met een jonge vrouw waarvan de linkerhelft van het gezicht grijsblauw is. Een soort wijnvlek. Zij spreekt helemaal geen Engels. Maar ze blijkt nog wel een taxi te kunnen regelen. Alleen gaat dat wel 800 Baht kosten… (€ 22).
k heb weinig keus. Ze gebaart me te gaan zitten. Het kan even duren.
Na zo’n tien minuten wenkt ze me. Buiten staat een pick-up, met achter het stuur een jongeman die haar vriend lijkt te zijn. Ik neem plaats naast hem, terwijl zij achterin gaat zitten.
We rijden in een pittig tempo langs smalle, rustige kronkelwegen in de donkere nacht. De rit duurt zo’n 35 minuten en tegen het eind moeten ze nog even zoeken. Maar dan staan we toch voor Talay Sai, het adres van mijn boekingsbevestiging. Weer een etappe afgelegd!
Er is geen lift en mijn kamer is op de derde verdieping. Maar gelukkig is er een jongeman, James, die mijn koffer naar boven brengt.
Het vrouwtje aan de Bali, Leh, spreekt een beetje Engels. Het ontbijt is niet inbegrepen, zegt ze, maar ik kan aan de overkant van de straat eten. Ja, ze kan voor de volgende dag een bootticket voor de catamaran van 13.00 uur regelen. En ook voor taxivervoer daar naartoe zorgen. Maar ik moet dan wel om 11.00 uur vertrekken. Dat lijkt me wat vroeg: we moeten hier toch ergens in de buurt van de Lomprayah Pier zitten… tenzij het hotel 16,5 km aan de andere kant van het vliegveld ligt ten opzichte van de Pier.
Maar OK, nu kan ik weer even relaxen. De kamer is simpel maar schoon en ruim. Het bed zacht. En de badkamer licht, met een goede warme douche.
Als ik me heb opgefrist ga ik nog even in mijn nakie buiten op het grote balkon staan en doe de deur achter me dicht voor de muggen (waarvan er overigens tijdens mijn hele reis maar weinig zijn geweest). Mijn zwembroekje en topje hang ik over het wasrekje dat daar staat: die zijn nog nat van het zwemmen in The Cottage van vanochtend. Zojuist is er een stortbui gevallen en ik snuif diep de zware tropische aardegeur in.
Als ik weer naar binnen wil, blijkt dat er aan de buitenkant van de deur geen knop zit. Beveiliging…? Een golf van paniek slaat door me heen. Ik heb mezelf buitengesloten!
Daar sta ik dan in het donker. Als ik naar beneden kijk zie ik geen mens. Golfplaten daken en schuren. Ik roep een paar keer hallo, maar krijg geen reactie. Jeetje, dat wordt in mijn nakie – of in mijn natte zwemtenue – op het balkon slapen. En dan hopen dat er morgenochtend mensen langskomen.
Nog één keer loop ik naar de deur. Nee, nergens een knop of handgreep. Dan ga ik met mijn nagels langs een spleet aan de bovenkant – en waarachtig, er zit beweging in: de deur is dus niet in het slot gevallen!
Ach, wat kan een mens binnen een paar minuten toch van de grootste wanhoop in de grootste dankbaarheid terechtkomen… (en omgekeerd!)
Zo zit ik dus even later weer rechtop in de kussens, ijverig zoekend naar de geschikte locatie op Koh Tao. Tenslotte vind ik op Booking.com een guesthouse aan zee, voor € 73,- per nacht, dat er met een gemiddelde waardering van 8,4 gunstig uitspringt. ‘Een rustige plek, en toch dicht bij winkeltjes en eethuisjes’. De doorslag geeft, dat het – anders dan de meeste accommodaties die ik bekeken heb – een stabiele wifi-verbinding schijnt te hebben. Die heb ik nodig voor de diverse werkzaamheden die ik hier wil verrichten. God zegene de greep: ik boek meteen voor acht nachten.
Nu kan ik rustig slapen – al word ik wel af en toe even wakker door weer een kletterende regenbui op het dak. Mmmm, mooi geluid!
Wat een eerste lentedag!
ZONDAG 22 MAART
De volgende dag ben ik bijtijds beneden, gepakt en gezakt. Het strand aan de overkant van de straat laat ik maar even voor wat het is. Leh is nergens te bekennen en James ook niet. Er zijn twee meisjes in de receptie aanwezig, maar die spreken beiden geen woord Engels en begrijpen dus ook niets van mijn vragen omtrent het ontbijt – aan de overkant van de straat – en het vervoer naar de Pier.
Ze gebaren me om even te gaan zitten.
Twintig minuten later komt James binnen. Hoewel die slechts een paar woorden Engels spreekt, lijkt hij te weten van de afspraak die ik gisteren met Leh heb gemaakt. Ook hij vraagt me even te wachten. Maar tien minuten later staat er een pick-up voor en James kruipt zelf achter het stuur. Het is half elf. De rit duurt een uur – ik zat dus toch aan de ‘verkeerde kant’ van het vliegveld. Maar voor deze rit rekent het hotel slechts 300 Baht (minder dan de helft van wat ik gisterenavond voor een half uur betaalde!). Hij geeft me ook het ticket voor de boottocht: 600 Baht, voor ruim twee uur.
Bij de pier is nog nog niemand te bekennen. Wel is er een Seven/Eleven winkel met airco (waar ik een aantal keren binnenwip om af te koelen en wat dingetjes te kopen, o.a. een bruine zonnehoed met brede rand, een paar bruine teenslippers, een Chang biertje, wat noten en chips) – en een restaurantje.
Nadat ik heb ingecheckt en een sticker op mijn borst heb gekregen, bestel ik een tuna sandwich en een kop thee. En later nog een banana shake.
Dan komen er een paar grote tourbussen aan en het restaurant stroomt vol. Veel Chinezen, ook hier. Op mijn tellen passen, dus!
Weldra kunnen we aan boord. De boot ligt aan het eind van een lange pier en heeft een indoor passagiersdek, een half open middendek en een bovendek. Ik vind een plekje aan het raam en nestel me met mijn kussen in het hoekje. Als ik net zo’n beetje wegdroom, gaat er ineens een schok door me heen: mijn nieuwe hoed! Die hangt nog aan de stoel in het restaurant!
Oeps…! Ik ga op zoek naar de eerste de beste stewardess. “Over hoeveel tijd vertrekken we”? “Over ongeveer tien minuten”, zegt ze. Ik vertel haar van de hoed. Ze pakt haar walkie-talkie en spreekt met de wal. “Ze gaan kijken of ze hem kunnen vinden”, zegt ze. “Gaat u maar zitten, ik houd u op de hoogte”. Ik dank haar hartelijk. Even later komt ze breed lachend naar me toe. “Hij is gevonden en wordt hierheen gebracht”. Wonderbaarlijk…
Het is een voorspoedige reis over een kalme zee, die ik deels lezend, deels sluimerend doorbreng. Ook ga ik nog een kijkje nemen op het bovendek, maar daar waai je bijna vanaf door de speed van de boot.
Met een tussenstop op een klein eilandje komen we tegen vieren aan op Koh Tao. Met mijn hoed op mijn hoofd loop ik de houten pier af, die hier een stuk korter is dan in Chumphon, en beland in een leuk klein winkelstraatje langs de kust
Mijn hotelletje (drie verdiepingen met in totaal twaalf kamers) blijkt nog geen tien minuten verderop in dit straatje te liggen, daar waar de drukte ophoudt. Gelukkig, geen taxi nodig (die schijnen hier exorbitant duur te zijn).
Een houten huisje aan de straat is de receptie. Daar tref ik Mr. Sai aan, die hier een soort manusje-van-alles is. Hij straalt rust uit en heeft een vriendelijke grijns met bruinomrande tanden. Eerst moet ik met mijn creditcard de helft van de verblijfkosten betalen. Maar het machientje pakt hem niet. Na ettelijke pogingen, resetten en friemelen met de contactjes lukt het uiteindelijk toch. Inmiddels druppelt het zweet in mijn nek, langs mijn borst en in mijn ogen.
Sai brengt me naar een pijpenla met koele roodbruine tegels op de begane grond. Basic. Geen decoraties, toeters en bellen. Maar wel een zithoek met TV en fan, een aanrecht met magnetron en koelkast, een extra bedframe en een afsluitbare airco slaapkamer met kingsize bed… vanwaar je zo het zandzonneterras instapt en over een laag wit hekje het strand op – en de zee in – loopt!
Er dobberen wat (taxi-)bootjes aan de kust en rechts zie je twee pieren waar af en toe wat grotere boten aanmeren. Aaaah… dit is het. Nog mooier dan ik me had voorgesteld.
Ik pak mijn koffer gedeeltelijk uit, trek mijn zwem-outfit aan en begroet de zee. Het water is glashelder en lauwwarm. Het strand loopt steil genoeg af om snel te kunnen zwemmen en drijven. Als ik mij heb verzadigd aan het baarmoedergevoel neem ik een douche (die het goed doet en warm is) en ga een uurtje liggen – innig gelukkig.
Dan wandel ik het intussen fleurig verlichte straatje door en bekijk wat de diverse eethuisjes te bieden hebben. Er is keuze genoeg. Thais, Europees, Amerikaans. En overal stalletjes met verse fruitshakes. Veel massagesalons. En natuurlijk worden ook hier motorbikes in alle kleuren en maten in grote hoeveelheden te huur aangeboden. Verder tel ik zeker vier duikscholen, waar je als beginner terecht kunt, en zes reisbureautjes die snorkeltours aanbieden .
Ik bestel een simpele Khao Pad – vegetables fried rice – met een mango shake. Heerlijk.
De rest van de avond heb ik mijn computer en mijn iPad op schoot. De wifi doet het hier inderdaad goed. Maar het duurt niet lang voordat de slaap mij overmant. Zonder protesteren geef ik toe.
MAANDAG 23 MAART
Wat een weelde… zonder wekker wakker worden en zo uit bed het zilte nat in. Het prikt wel aan mijn huid, vooral op mijn rug (ik denk zelfs even dat ik langs een kwal ben gestreken – maar er zijn hier geloof ik geen kwallen). Daarna afspoelen onder de douche en brunchen aan de overkant. Een sandwich met rauwkost, gesmolten Goudse (!) kaas en gesmoorde champignons. En natuurlijk een mango shake. Ik ben de enige gast. De twee jonge vrouwen die bedienen gaan intussen gewoon door met hun eigen leventje, met drie kinderen, twee honden en een kat. Een huishouden van Jan Steen.
Na een schrijfsessie van twee uur en een kleine siësta mag ik mezelf tracteren op een pedicure-/manicure behandeling. Bijna twee uur wordt er aan mij gefrummeld en getutteld. En met goed verzorgde handen en voeten (nagellak hoeft van mij niet) vervolg ik mijn weg.
In de namiddag is er toch wat storing in de wifi. En Sai is nergens te bekennen. Vervelend. Dan maar offline verder met mijn blog. Terwijl ik manoevreer tussen mijn laptop en mijn iPad gebeurt er nog een klein ongelukje: mijn iPad schuif ik iets te ver terzijde, waardoor hij van het bed afglijdt. Ik hoor een droge tik. Getver… Een ster in de rechter bovenhoek en een haarscheurtje aan de bovenkant van het scherm over de hele breedte. Daar moet ik even van balen en om rouwen. Gelukkig blijken alle functies het nog te doen. Nu moet ik dus verder helaas met een niet-meer-volmaakte tablet.
In het begin van de avond zie ik Sai weer en als hij de router gereset heeft, doet de wifi het gelukkig weer.
Voor mijn avondmaaltje (champignon-crèmesoep) beland ik bij Bro & Sis, een ‘zwarte’ tent met happy hour (ik doe me tegoed aan maar liefst twee pina colada’s) en een live zangeres met gitaar, die veel songs uit de zestiger jaren op haar repertoire heeft. Bij één nummer kan ik niet blijven zitten en leef me uit op de lege dansvloer. Heerlijk! Omdat de wifi het hier doet kan ik ook weer even mijn WordFeud beurten afmaken. En op mijn Galaxy verplaats ik de meest recente foto’s naar een album, dat ik dan later via een kabeltje gemakklelijk op mijn laptop kan zetten om te verkleinen en toe te voegen aan mijn blog. Er heerst hier een prettige relaxte sfeer. Aan de zeekant op een muurtje zitten jonge mensen lekker te chillen.
Chillen
Tegen tienen ben ik weer thuis (rond deze tijd gaat hier alles ook zo’n beetje dicht). Als ik me uitkleed en in de spiegel naar mijn jeukende rug kijk, schrik ik me een hoedje: ik zit onder de uitslag! Toch langs een kwal gezwommen? Of is het van het zand (ik zwom op mijn rug terug naar de kust totdat ik over het zand schoof)?
Ik chat erover met broer Jack tijdens onze WordFeud sessie. “Bedbugs?” suggereert hij nuchter. Ach nee, dat kan niet. Dan had ik de uitslag ook op mijn zij en mijn armen moeten hebben. Maar het zaad van de twijfel is gezaaid (ooit heb ik in Wiltshire UK tijdens de Crop Circle Conference in een herberg te maken gehad met bedbugs – en de uitslag die ik heb lijkt er verdacht veel op) en ik lig niet meer lekker. Omdat ik niet kan slapen ga ik maar weer verder met mailtjes, blog, lezen en WordFeud. Pas tegen vieren na twee keer klaarkomen val ik in een onrustige sluimer, waaruit ik rond acht uur weer ontwaak.
DINSDAG 24 MAART
Meteen ga ik naar de badkamer – en ja, nu heb ik de uitslag ook op mijn zijkanten en binnen-achterkant van mijn armen. Ik neem een kijkje op Google en ga naar de afbeeldingen van bedbug bites. Geen twijfel mogelijk. Nu ga ik dus niet meer dat bed in! Ik kijk onder het hoeslaken en molton. De boxspring matras ziet er uit als nieuw. Ik kan geen larven of uitwerpselen van bugs ontdekken. Maar ja, die beestjes schijnen zich overdag goed in de matras te kunnen verstoppen.
Sai is niet in de receptie, maar er zit een jongen gehurkt naast het huisje. Die spreekt Engels. Ik leg hem mijn situatie uit en hij zal de manager verwittigen. Die is er na een half uur nog niet. Nog maar weer eens naar de receptie. Daar zit nu een dame. Terwijl ik mijn verhaal doe, komt ook Sai net aanlopen. Hm, hij snapt het niet. Ze hebben hier sinds kort nieuwe anti-bug matrassen, dus het zou niet moeten kunnen. Trouwens, er hebben voor mij in die kamer mensen gelogeerd die wel drie weken zijn gebleven – en nergens last van hadden.
(Het komt nu bij me op dat mijn bug bites misschien wel afkomstig zijn van het Talay Sai hotel in Chumphon. Die beestjes kunnen ook mee op reis, via kleding of in koffers. Het is zelfs niet ondenkbaar dat ze zich genesteld hebben in mijn dierbare hoofdkussen! Ik ril bij de gedachte.).
Niettemin biedt Sai onmiddellijk aan dat ik verhuis naar één van de vier andere kames op de begane grond. Er is er één vrijgekomen, identiek aan mijn appartement, en die is net schoongemaakt. Maar als zich daar hetzelfde voordoet, weet hij ook niet hoe het verder moet.
OK, we gaan het zien en beleven. Binnen een kwartier heb ik alles ingepakt en is mijn koffer verhuisd. Het is tien uur. Nu eerst maar eens een hapje eten. Ditmaal in de Tattoo bar rechts van Coral View (ik kan bij wijze van spreken over het hekje stappen op hun buitenterras). Moeder met aandacht vragende kleuter. Toast met spiegeleieren en yoghurt met vers fruit. Lipton tea erbij. Genieten. De jeuk op mijn rug is meteen een stuk minder.
Tattoo bar, links op de voorgrond
Thuis in mijn nieuwe kamer pak ik de koffer weer uit voor zover nodig. En dan ga ik toch eerst maar weer even zwemmen. Dat is vast goed voor de uitslag. En om alles weer even los te laten. Als ik terug ben en wil gaan douchen klopt de manager aan. Ook hij verzekert me dat de matrassen die ze hebben bug-proof zijn (hij laat mij het foldertje zien). En dat hij dus niet begrijpt hoe dit kan (weer realiseer ik mij beschaamd dat ik wellicht al bij Talay Sai besmet ben geraakt – en ik vertel hem dat dit ook een mogelijkheid is). Hij vraagt of ik tevreden ben met mijn nieuwe kamer en we spreken beiden de hoop uit dat het nu goed zal gaan. Ik wijs hem meteen op een bedlampje dat het niet doet en hij komt snel met een nieuw peertje. Nu nog een verlengsnoer, want aan die kant van het bed blijkt geen stopcontact te zijn. Ook daar gaat hij voor zorgen.
Intussen is het half twaalf. Nu merk ik pas dat ik maar weinig heb geslapen en ik besluit eerst maar eens een dutje te doen in mijn nieuwe brandschoon ogende bed. Binnen de kortste keren ben ik onder zeil. Als ik om half twee weer opduik heb ik zomaar weer zin om verder te werken aan mijn blog.
Dat gaat met vallen en opstaan, vanwege de onstabiele internetverbinding. Maar ik zet stug door.
Om zeven uur ga ik een hapje eten in een Italiaans restaurant. Rijst met een groenten-cashewnoten schotel. En om acht uur ga ik weer slapen, met het plan om rond twaalf uur weer wat te werken. Maar als om twaalf uur de wekker gaat, heb ik meer zin om mij nog eens om te draaien en dat doe ik dus.
WOENSDAG 25 MAART
Pas om zes uur word ik weer wakker. Ja, nu heb ik zin! Ik chat en scrabble wat met Jack en schrijf een brief aan een aanbidder uit Amerika – die mij via Facebook heeft gevonden en kennelijk dringend verlegen zit om een partner. Hij is spontaan verliefd geworden op mijn foto en heeft mij al ten huwelijk gevraagd en uitgenodigd voor een honeymoon op de Bahama’s. Ik wil hem – zonder hem te kwetsen – duidelijk maken dat ik niet beschikbaar ben voor een één-/één relatie. Dat lukt denk ik aardig, maar als ik de mail wil versturen (met het manuscript van mijn boek) blijkt de wifi-verbinding weer verbroken. Balen.
OK, het is acht uur en nog te vroeg om te gaan ontbijten. Dus keer ik me weer om en slaap tot… 12 uur! Zo, dat is veertien uur in totaal. Mijn linkeroog zit dichtgeplakt, ik heb een vieze smaak in mijn kurkdroge mond en een humeur om op te schieten. Dat stomme internet! En dat belachelijke idee-fixe dat ik hier in die paar dagen met zo’n krakkemikkige wifiverbinding én de lay-out van mijn boek, én de hypnoseprotocollen, én de Daily-Om-course én alle achterstallige blogfoto’s rond moet krijgen – en dan ook nog een snorkel-tour en een scuba dive gedaan moet hebben… Hoezoe relaxen? Wat een ge-MOET! Wat een onverzadigbare prestatiedrang! Wat een baarlijke onzin! Ik geef mij een tijdje ongebreideld over aan vernietigende zelfveroordeling en zwartgallige gedachten.
Dan loop ik toch maar even de zee in. Kijk, dat helpt! Even gewichtloos dobberen in die wijde plas, een koesterende zon op je gezicht… en alle depressieve gedachten glijden van me af. Na de douche doe ik een verkorte yoyo-yoga versie en dan check ik toch maar weer eens het internet. Nee hoor, niks. Tot twee keer toe start ik de computer opnieuw op en verdomd: hij doet het weer!
Nu kan ik mijn brief aan Clement versturen (ik krijg meteen een lief bedankje en een rode roos teruggestuurd). En nog even de nieuwste e-mailtjes beantwoorden.
Dan is het twee uur en tijd voor een brunch nextdoor, kijkend naar de boten die af- en aanvaren en bij de pier een nieuwe berg bezoekers lozen. Ditmaal scrambled eggs on toast en een pancake met fresh fruit. Met natuurlijk zo’n heerlijke Lipton tea.
Als ik terug ben kom ik na enig morrelen weer online en kan ik mijn MailChimp-bericht aan de prospects opstellen en versturen. En ook een persbericht naar de media.
Tegen zessen zet ik het lijf maar weer eens in beweging: ik ga een snorkeltje huren – en als dat bevalt misschien ook aanschaffen. Even kijken wat er bij de rotsen linksvoor te ontdekken valt.
Maar nee, het wordt geen snorkeltje. Want naast die winkel is een Kinnaree massagesalon en ineens lijkt het me heerlijk om weer even op z’n Thais gladgestreken te worden. Dus boek ik een uur voor € 9,- en ga heerlijk opgefrist nog wat Messenger chats beantwoorden (eindelijk bericht van ‘mijn’ meisjes uit Bhutan, die gelukkig nog alle vier bij Tashi Namgay zijn) en vervolgens mijn avondmaaltje nuttigen bij Whitenings – één van de betere eethuisjes hier. Een heerlijke Pad Thai met een martini-gin-tonic.
Thuis tegen half elf installeer ik me met een instant mocca-koffie voor de buis om een uurtje te zappen. En daarna doet tot mijn vreugde het internet het net lang genoeg om alle nieuwe e-mailtjes te beantwoorden. Als ik dan ook nog wat foto’s aan mijn blog wil toevoegen laat de wifi het echter weer afweten. Tijd om te gaan slapen? Het is intussen kwart over één dus ik kan een poging wagen – al voel ik me (pas op sinds twaalf uur vanmiddag) nog niet echt moe. Misschien eerst nog een potje WordFeuden – als de wifi het op de iPad tenminste wél doet, wat vaak het geval is. En anders nog een paar regeltjes Osho lezen uit ‘Mindfulness in the Modern World’.
DONDERDAG 26 MAART
En toen werd het toch weer half vijf voordat de slaap wilde komen. Intussen hield ik mij niet onplezierig bezig met kijken naar mijn gedachten, chatten met broerlief en Osho absorberen.
Om half twaalf begint voor mij de nieuwe dag. Ik voel me rustig en goed.
Eerst douchen, mailtjes beantwoorden en op Youtube een paar filmpjes van Oprah Winfrey bekijken. Ik heb nog steeds het gevoel dat ik graag zoiets zou willen doen als zij – vooral in de Super Soul Sundays – in Nederland. Maar hoe daarmee te beginnen? Misschien maar eens contact opnemen met Rinus van Warven, die mij al vaak heeft geïnterviewd voor Radio Gelderland.
Dan, als de maag begint te knorren, een heerlijke eiersalade hiernaast bij Tattoo.
Rond drie uur naar de flappentap want I am running out of cash. En aan de overkant een snorkel huren.
Hoewel Sai vertelde dat er aan deze kant van het eiland weinig te beleven valt onder water, kom ik tot mijn verrukking aan het eind van de baai bij de rotsen toch schitterende roodbruine koraalformaties tegen met kleine en af en toe een grote vis die zich snel of traag door die wonderschone architectuur bewegen.
Als ik mij heb verzadigd aan de onderwaterwereld ga ik weer even verder met het bekijken van de Super Soul Sunday filmpjes. Vooral het interview met die neurologe die een stroke kreeg en daarvan herstelde boeit me mateloos.
Tegen het eind van de middag besluit ik bij Sai een snorkeltour te gaan boeken voor morgen. Dan ga je een hele dag (voor 18 Euro, lunch inbegrepen) met een boot het eiland rond en word je op verschillende interessante plekken te water gelaten.
Dan ga ik aan het strand bij het barretje een pilsje halen en in een schommelstoel kijken naar de zonsondergang en de wolkenformaties. De zwaluwen scheren laag over het water op muggenvangst. Honden stoeien in het zand. Lovers zitten innig verstrengeld of dagen elkaar uit. Daar hoor ik warempel de tokèh weer. En het uwuuw-vogeltje, dat zich waar ik ook ben in de avond en ochtend laat horen. De maan is wassende. Anders dan bij ons is hier het sikkeltje een kommetje.
Als de kleurenpracht vervaagt in het donker ga ik weer naar binnen, beantwoord nog wat mailtjes en doe een paar WordFeud zetten. Ik ben goed op dreef!
Dan, omdat de wifi het op mijn laptop niet doet, schrijf ik deze blog-update offline, wachtend op betere tijden.
Voor ik het weet is het half negen en de hoogste tijd om een hapje te scoren. Om negen uur / half tien gaat bij de meeste eettentjes de keuken dicht. Even in beweging komen, dus…
Bij Whitening, met mijn voeten in het zand, een wit leren kussen in de rug en uitzicht op de lichtjes in de baai bestel ik een Hairy Monkey cocktail, een portie frieten en een viertal viskoekjes. De frieten zijn goed, lekker bruin gebakken en met mayonaise – maar van de viskoekjes moet ik na één hap afzien. Véél te spicy! In plaats daarvan krijg ik vegetarische loempiaatjes aangeboden – de viskoekjes worden niet in rekening gebracht.
Tja, nu is het natuurlijk verstandig om bijtijds te gaan slapen, omdat ik morgen voor de snorkettrip vroeg op moet, maar het wordt toch weer kwart voor twee voordat Morpheus me meeneemt… Nou, ja, zes uur slaap moet voldoende zijn na zo’n lange vorige nacht!
VRIJDAG 27 MAART
Om kwart voor acht gaat de wekker en om half negen sta ik klaar om opgehaald te worden.
Misverstand. Ik word pas om half tien opgehaald…
Dus maar weer terug in bed om nog even mijn mails te bekijken en mijn WordFeud beurten te doen.
Een tenger meiske haalt me om tien voor tien op met de motorbike. Het heeft geregend, het is bewolkt en het waait flink. Zou dat wel goed gaan met dat gesnorkel?
Bij de pier is het nog tot half elf wachten tot alle passagiers zijn gearriveerd. 20 Stuks in totaal.
Ik neem maar een kopje Americano koffie. Intussen krijgen we te horen dat er inderdaad teveel wind staat om het hele eiland rond te varen. We zullen dus aan de westkust blijven (teleurstelling, de mooiste koralen en vissen zijn te vinden aan de oostelijke rotskust), waar toch ook een paar mooie snorkelplekken blijken zijn. Als compensatie bezoeken we dan het befaamde Nanggyuang, dat bestaat uit twee kleine eilandjes die door een landtong – of liever: strandtong – met elkaar zijn verbonden. Daar moeten we dan wel allemaal 100 Baht extra voor betalen, want het is een privé-eiland.
OK, ik vind het allang heerlijk om met de wind in de haren over het water te scheren.
En… het wordt toch nog een fantastische snorkeldag. Op drie plekken worden we te water gelaten en ik kijk mijn ogen uit in de wonderbaarlijke onderwaterwereld. Een heel universum opent zich. Met de meest schitterende formaties, groeisels, doorkijkjes en vissen in onbeschrijflijke kleuren- en vormencombinaties.
We krijgen koffie, thee, vers tropisch fruit en een warme lunch aan boord en er is een leuke gangmaker met een roze pruik op: handig om de boot terug te vinden als er meerdere boten voor anker liggen.
Na de derde ronde worden we ruim twee uur uitgelaten op Nanggyuand, de twee eilandjes die door een ‘strandtong’ met elkaar zijn verbonden. Daar doe ik onder een rotsblok een klein tukje in de schaduw en wandel en poedel nog wat rond voordat we terugkeren naar ‘onze’ baai.
’s Avonds na een hapje bij Bro & Sis zit ik rozig voor de buis. En om half twee klap ik mijn laptop dicht aan het eind van een heerlijke dag.
ZATERDAG 28 MAART
Om kwart over acht ben ik alweer wakker en klaar voor een nieuwe dag. Na een kwartiertje mijn gedachten te hebben bekeken (voornamelijk working-mind) begin ik maar eens met yoyo-yoga. Dan douchen en ingekomen berichten checken.
Vandaag is het wasdag. Dus tegen half twaalf doe ik mijn laatste schone setje aan en vul mijn kussensloop met de weinige kleren die ik mee hier naartoe heb genomen. 2,5 Kg. Voor 130 Baht (€ 3,70) kan ik morgen alles schoon komen ophalen.
Dan ga ik op weg naar het winkeltje aan het eind van het winkelstraatje, waar ik gisteren – terug van de snorkeltrip – een leuk bruin jurkje heb zien hangen, waarvoor ik toen niet genoeg geld bij me had (650 Baht). Maar ik kom bij een ander propvol kledingzaakje terecht, waar ik na enig rondsnuffelen drie leuke items scoor – en ook nog wat korting krijg van het vriendelijke tanige mannetje. € 20,50 in totaal.
Daarna besluit ik om iets verderop alvast mijn ticket voor overmorgen te kopen voor de Lompraya speed-catamaran. Die vertrekt maandag om 14.45 uur en is om 16.10 uur in Chumphon. Mooi op tijd om voor het donker bij ‘Clean Wave’, mijn guesthouse-voor-één-nacht – ook aan zee – , aan te komen. Ik kan daar woensdag nog een deel van de dag nog gezellig blijven luieren/werken, want mijn vliegtuig naar Bangkok vertrekt pas om 20.40 uur.
Maar als ik wil betalen (600 Baht) blijk ik niet genoeg geld bij me te hebben. Da’s gek: ik had twee briefjes van duizend in mijn paspoorttasje gedaan. Oh, maar wacht eens even, toen ik zojuist in het kledingzaakje het derde item kocht (na de eerste twee al betaald te hebben) zag ik een duizendje op de toonbank liggen, waarvan ik dacht dat dat nog van mijn eerste betaling was. Maar kennelijk niet dus.
Ik vraag de jongen (die er uitziet als een meisje, met borstjes en oorbellen – travestieten zijn hier volledig geïntegreerd) om mijn ticket even te bewaren en snel terug naar het winkeltje. De shopkkeeper is in geen velden of wegen te bekennen. Zag hij mij aankomen en heeft hij zich schielijk even verstopt (dat zou ik waarschijnlijk gedaan hebben als ik het was)?
Na een tijdje wachten besluit ik toch maar even terug naar huis te lopen en mijn laatste twee duizendjes uit het kluisje te halen (ik ben blij dat ik mijn zonnehoed op heb want het is heet – 32 graden!). Nu kan ik in elk geval mijn ticket ophalen en betalen.En ook dat jurkje passen waar ik in eerste instantie op uit was. Het past en staat goed, dus nu ben ik maar liefst vier kledingstukken rijker!
Nu nog eens poging om die duizend Baht bij het andere winkeltje terug te krijgen. Ah, daar is de winkelier. Hij zit op zijn stoeltje naast het kassatafeltje. Ik vertel hem van mijn vermoeden. En hij gaat even kijken naar zijn cash-flow van vanmorgen. Al gauw komt hij terug. Ja, daar zitten twee een briefjes van duizend bij en dat kan niet, want zoveel heeft hij vandaag nog niet verkocht. Dus ik krijg mijn duizendje terug en steek mijn blijdschap niet onder stoelen of banken. Maar een fooi wil hij niet hebben: het gebeurt vaker dat buitenlanders zich vergissen met de Thaise bankbiljetten.
Opgeruimd loop ik het straatje weer door richting huis. Tijd voor een lekkere brunch Halverwege wip ik binnen bij het eethuisje Paprika – dat ik tot nu toe gemeden heb omdat ik niet zo’n paprikaliefhebber ben. Maar ik zie dat ze ook van alles zónder paprika hebben. En het terrasje met uitzicht op het strandje tussen twee pieren ziet er plezierig uit. Ook de bediening voelt goed, Drie, vier spontane meisjes die elkaar plagen en veel lachen. Ik word naar een tafeltje geleid en wil mijn hoed afzetten. Maar die blijkt niet op mijn hoofd te zitten. Hè, heb ik die in mijn enthousiasme over de herwonnen pecunieën weer in het kledingzaakje laten liggen…
“Ik kom zo terug”, meld ik de meisjes, “Even mijn hoed ophalen”. Gelukkig is alles hier dicht bij elkaar.
Inderdaad ligt mijn mooie grote hoed nog op het kassatafeltje. De shopkeeper zit er naast maar had hem nog niet eens opgemerkt. Alles hangt en ligt hier ook zo vol…
Ik groet hem weer vriendelijk en wandel terug naar Paprika. Daar geniet ik in alle rust van Lipton Tea, spiegeleieren met toast, yoghurt met vers tropisch fruit en de kwinkslagen van de meisjes.
Tegen dat ik weer thuis ben is het half twee. Om drie uur moet ik mijn gehuurde snorkel weer inleveren. Laat ik nu ‘voor de deur; ook nog eens kijken of er onder water iets te beleven valt.
Het strand glooit zachtjes naar beneden. In eerste instantie zie ik alleen maar zand. Maar al gauw kom ik bij wat er vanaf het strand uitziet als wat donkerder plekken in het turquoise water. En oh, wat een verrassing! Hele rotstuintjes van koraal tref ik daar aan, in de prachtigste architectonische formaties – met veel ronde vormen en kringstructuren. En met nog flink wat vissen, groot en klein, wit, roze/groen/violet, gestreept met een rode borst of elektrisch blauw. Ook hele dorpen van – ja, wat zijn het: zeeanemonen?
Nee, die zijn anders. Oranjeachtig zijn ze, ze zien er uit als de geschubde onderkant van paddestoelen, maar dan bol.
Als ik onder water mijn hart heb opgehaald neem ik een douche en dan inventariseer ik tot bij drieën, comfortabel genesteld in de kussens, wat ik vandaag met of zonder het gammele internet nog van mijn to-do-lijst kan aanvatten.
En daar ga ik mee aan de gang als ik mijn snorkel heb teruggebracht naar de winkel.
Heerlijk zoals de dagen hier in een organisch ritme voorbijglijden. De relaxte en simpele leefstijl van deze contreien is een verademing. Waar ik ook zo blij mee ben is de bidet-douche (waarmee je na het poepen of plassen je kruis wast) die hier in het Oosten vrijwel overal naast de toiletten hangt en die ik thuis in mijn badkamer ook heb laten installeren. Ik vind het verbluffend dat dit hygiënische apparaatje in het ‘beschaafde’ westen nog vrijwel nergens het w.c.-papier heeft vervangen, zodat we allemaal een groot deel van de dag met stinkende bekkenbodems rondlopen.
Om half zes heb ik lang genoeg gewerkt en wandel ik naar de massagesalon waar ik een paar dagen geleden mijn nagels heb laten verzorgen. Ik vraag om een zachte Thaise massage, maar als het meisje mijn door bugs geteisterde en roodverbrande (nog van de snorkeldag) rug en schouders ziet heeft ze een beter idee. Een aloë vera massage.
Dat blijkt een godsgeschenk. Zachtjes en langzaam wrijft ze laag na laag van verkoelende balsem in mijn huid. Ik voel me gezalfd en gezegend.
Na afloop krijg ik een kopje jasmijnthee en kroel nog even de de poes die naast mij op het krukje ligt opgekruld. Ze blijkt vorige week te zijn aangereden door een motor en haar rechter achterpoot doet ’t niet meer… Maar spinnen gaat nog goed!
In de roze avondschemering zit ik nog even op mijn balkon, kijkend naar de donkerende silhouetten van de ranke bootjes en luisterend naar het krekelkoor, het u-wuuw vogeltje en de kabbelende golfslag van de branding.
Voor mijn avondmaal kies ik weer voor Paprika, waar ik een eenvoudige vegetables/fried rice bestel – en een goede internetverbinding heb, zodat ik weer wat dingetjes kan doen die in mijn kamer niet lukken.
Thuis kwijt ik me van mijn WordFeud-plicht (en verlies grandioos van Joke) en chat nog wat met broerlief, die ziek en zielig is. Om half één leg ik mij neer voor de nachtelijke oefenexpeditie voor de reis back to n0where.
ZONDAG 29 MAART
Om acht uur word ik monter wakker. De wereld achter de gordijnen blijkt zonnig, wit en blauw(groen) en nog rustig. Meteen maar even te water dus. Op mijn rug, om niet nog meer zonnebrand aan mijn achterkant op te lopen. Aaah,de zee is koel om deze tijd van de dag!
Om half negen neem ik mijn mail door en om kwart over tien wandel ik met laptop weer naar Paprika.
Daar stuit ik aanvankelijk (ook weer!) op wifi-problemen, maar via een ander netwerk helpen ze me toch online. Met een orange juice en een veggie-breakfast verdeel ik mijn aandacht tussen mijn blog, het uitzicht (de bootinhouden voyerend met mijn verrekijker) en de heerlijkheden op mijn bord. Het leven is goed!
Op de terugweg pik ik mijn was op – zo heb ik lekker wat schone kleren voor de reis. En thuis tref ik Sai – die op de valreep laat weten dat hij Nai heet en niet Sai 🙂 – die bezig is om mijn lakens nog een keer te verschonen en mijn kamer een laatste goeie beurt te geven.
We maken een praatje. Hij is 42. Meestal werkt hij hier alleen. Als manusje van alles: receptionist, kamermeisje, boodschappenjongen, klusser, poes- en hondverzorger enzovoort. Alleen als het erg druk is heeft hij hulp van een meisje, of zijn vrouw springt bij. Hij heeft twee kinderen (een jongen van 16 en een meisje van 10), maar die zitten beiden in Yangon (Myanmar), waar hij vandaan komt en waar ook zijn moeder, vier broers/zussen wonen. Over ruim twee maanden gaat hij voor het eerst in twee jaar weer een vakantie daar doorbrengen. Maar over het geheel genomen vindt hij Thailand toch een prettiger land dan zijn geboorteland…
Mr. Sai – eh, pardon: Mr. Nai
En dan stort ik me op een klus die ik al een tijdje voor me uit heb geschoven: het nakijken en verbeteren van de Standard Operational Procedures voor de Spa in Tashi Namgay. Een document van 25 A4-tjes. De eerste drie bladzijden had nog in Bhutan gedaan. En ik had Karma beloofd dat ik het onderweg of thuis verder zou afmaken.
Tegen half zes ben ik zo ongeveer aan het eind. Dat vraagt om een traktatie. Aan het andere eind van het straatje weet ik een ijssalon met zelfgemaakt ijs.
Daar wandel ik heen. Onderweg komt ik een amechtig hondje tegen dat zich vlak voor een ventilator heeft geposteerd. Ja, het is ook knap warm. En de Nederlandse lente lijkt me zo zoetjesaan een aantrekkelijk vooruitzicht.
Hoezo, warm?
Het ijsje (chocolate mint en vanille) is heerlijk, maar het druipt zo ongeveer onder mijn handen weg…
Druiper – keep calm!
Nog net op tijd ben ik terug voor de sunset. Onderweg heb ik een Heineken gescoord en ik heb thuis nog éénderde zak chips van de heenreis. Dus installeer ik me op het terras om de laatste zonsondergang hier op gepaste wijze te vieren.
Als het donker is geworden neem ik nog één keer het hele SOP-document door en ga dan met mijn laptop onder de arm naar Paprika, om het te kunnen versturen en mijn laatste avondmaaltijd op Koh Tao te nuttigen.
Daar zit ik nu, en na een gin-tonic neem ik een champignonroomsoep. De SOP is de ether in, heerlijke opluchting. Wachtend op een mixed vegetable salad ga ik toch nog even een paar foto’s in dit blog plakken…
Zo, dat ik gelukt, En het groenvoer (voornamelijk kropsla met wat komkommer en geraspte worten en veel rauwe ui) heb ik naar binnen gewerkt. met uitzondering van de ui. Nu afrekenen (de meisjes en jongens zijn klaar met opruimen en ik zie dat ze zo zoetjesaan naar bed willen). Ik ben de laatst overgebleven gast…
Thuis bekijk ik eindelijk de film die ik van Karma Jigme heb gekregen, ‘Perfect Girl’. Daarin speelt zijn vrouw een prostituée die na veel ontberingen gered wordt door een oprecht liefhebbende jongeman. Een echte Bollywood soap – waarin overigens geen kusje te zien is – , maar leuk om te zien hoe ze in Bhutan met het thema prostitutie omgaan.
Het is al tegen half één als ik me ineens realiseer dat vandaag de deadline is voor de Koorddanser agenda. Tja, zo langzamerhand is het zaak om weer terug te keren in de tijdsdimensie… Hoewel ik al best slaperig ben, hijs ik me toch nog even overeind en doe mijn huiswerk. Ik krijg de agenda alleen niet weg, omdat het internet het nog steeds niet doet. Dan morgen maar, als ik gepakt en gezakt bij Paprika mijn laatste brunch ga nuttigen.
Na flink wat gewoel en gedraai en een bevrijdende climax geef ik tegen half twee de geest.
DINSDAG 30 MAART 2015
Als ik om half negen wakker word ben ik eerst een half uurtje toeschouwer van de gedachten die meteen weer binnenstormen en de gevoelens en lichamelijke gewaarwordingen die ze teweeg brengen.
De St. Janskerk affaire – angst en frustratie: maagkrampen. De komende reis terug naar huis – opwinding: hartkloppingen. Mijn ouder wordende lijf met brandende rug, pukkels en wratjes – verzet, afkeer, machteloosheid: buikkrampen. Mijn meer of minder geslaagde pogingen om in dit leven tot mijzelf te komen en bruggen te slaan tussen schijnbaar onverzoenbare tegendelen – weemoed: zwaarte in mijn lijf, dat alleen maar wil blijven liggen en niets meer doen. De wereld met alle conflicten en misverstanden op macro- en microniveau – verdriet: tranen die ergens ver weg achter mijn ogen en in mijn hart opwellen, maar er niet uitkomen.
Dan besluit ik toch maar op te staan en een laatste keer de zee in te gaan.
Eén van de longtailbootjes heeft zijn motor aanstaan en de stank van dieselolie zweeft over het water. Ik raak af en toe verward in allerlei touwen in het water, waarmee de bootjes vastzitten aan de boeien en aan elkaar.
Een roofvogel zweeft hoog in de lucht eindeloos op één vleugelslag. De witte wolken zijn mijn gedachten – het blauwe uitspansel is waar ze in verschijnen en verdwijnen. De transparante zee omhult mijn lijf.
Daar roept het uwuuw-vogeltje weer. Terugzwemmend naar het strand zie ik de deinende bootjes, de baai met palmen en de tropisch-groene bergtoppen daarachter.
Terwijl ik douche realiseer ik mij dat ik hier op Koh Tao acht dagen heb gezeten en niet meer heb gezien dan dit strandje, het kleine winkelstraatje en een deel van de westkust tijdens de snorkeltour. Ik heb ook helemaal geen behoefte gevoeld om ergens heen te gaan. Geen scootertje gehuurd. Geen mensen gesproken en dat ook niet gemist. Genoeg aan mijzelf, mijn digitale outpourings en connecties en de simpele dagelijkse dingen.
Ik zet een kopje Lipton-thee voor mijzelf en haal het laatste stuk pure chocola uit de koelkast. Dat heeft de hele reis sinds eind januari overleefd en is weliswaar wat wit uitgeslagen maar smaakt nog goed.
Daarna toch ook nog maar een stoelgang-thee. Mijn aambei is flink geslonken en bloedt niet meer, maar het is wel zaak om de ontlasting smeuïg te houden.
Op mijn iPad (die wél internetverbinding heeft) lees ik de laatste kwinkslagen van mijn broer en neem de mail door. Om half twaalf ga ik pakken en om twaalf uur neem ik hartelijk en weemoedig afscheid van Mr. Nai en zijn vrouw. Hij zal straks mijn koffer op zijn motor naar Paprika brengen (dat is al dicht bij de Pier), zodat ik hem niet hoef te duwen.
Bij Paprika is de baai rustig. De lege bootjes wachten op de volgende lading toeristen die tegen tweeën zal aankomen. Het leuke meisje So, dat mij hier steeds bedient, blijkt ook uit Myanmar afkomstig. Dit restaurant wordt gerund door haar ouders, haar broer en zijzelf. Haar droom is om over vier jaar genoeg geld te hebben gespaard om terug te kunnen keren naar haar geboorteland.
So uit Myanmar
Genietend van het kabbelende geluid van de branding naast mij en een fruit & yoghurt stuur ik de Koorddanseragenda weg en werk mijn blog verder bij. Dan besluit ik toch maar weer voor de spiegeleieren met toast – met wat Chedder kaas erbij. En dan ga ik kijken hoeveel foto’s ik nog geplaatst kan krijgen voordat ik mijn koffer – die keurig op tijd door Mr. Nai is afgeleverd – naar de Lomprayah pier rol.
Nou, dat zijn er toch nog een stuk of vijf. Om kwart over twee neem ik afscheid en loop een paar deurtjes verder naar de Lomprayah ‘vertrekhal’. Een doorgang, met aan de ene kant het straatje, aan de andere kant de pier. Houten banken. Veel ventilators (gelukkig). Nog niet zoveel mensen en de boot nog nergens te bespeuren. Twee loketjes met daarboven borden met bestemmingen. Ik vraag wanneer we aan boord gaan voor Chumphon. Dat zullen ze omroepen.
Ik installeer me op één van de houten banken, met de touwen van de afscheiding tussen hal en kledingzaakje in de rug als steun. Langzaam wordt het voller. Het verbaast me dat veel mensen al in de gang onder het afdakje boven de pier gaan staan, terwijl de boot er nog niet is. Ik blijf zo lang mogelijk op mijn bankje onder de ventilator zitten – en lees intussen Osho op mijn iPad
Om kwart voor drie komt de boot aan. En het duurt tot kwart over drie voordat alle bagage en passagiers van boord zijn. Intussen legt er nog een boot aan aan de andere kant van de pier. De lange rij in de linkergang komt in beweging. De rechtergang, waar successievelijk alle arriveerders van ‘mijn’ boot uit zijn verdwenen, is ongeveer leeg.
Daar is de final call voor Chumpong: volgens mij is het de eerste! Ik pak mijn spullen bij elkaar en wandel naar de pier. Daar laat ik mijn kaartje zien aan de controleur. Back, back! Roept hij. Check in! En wijst naar de loketjes. Hè? Ik heb toch al een kaartje…?!
Voor ‘mijn’ loket staan intussen vijf mensen te wachten. Dat wordt lastig, want ik vermoed dat er nu haast in het spel is. Intussen heb ik ook gezien dat ik niet mijn kaartje heb getoond, maar per ongeluk de sleuteldeposit kwitantie van Coral View (die ik niet hoefde te laten zien aan Nai om mijn 1000 Baht terug te krijgen). Ah, dat zal het misverstand zijn.
Met het goeie kaartje loop ik nogmaals naar de entree van de pier. Nu kijkt een ander mannetje ernaar. Come, come! Quick! roept hij, You late! Hij stormt voor mij uit naar het kantoortje en de personeelsingang in. Bij het linker loketje krijg ik een sticker en een stempel op mijn ticket (Oh, dus dat was de bedoeling! Waarom ze dat bij mijn eerste melding bij aankomst niet hebben gedaan snap ik niet). Dan draven we langs de lege rechtergang van de pier – mijn redder heeft de koffer – en nog juist voordat de laatste tros wordt losgegooid spring ik aan boord en gooit mijn beschermengel de koffer over de reling. Ik zwaai hem dankbaar vaarwel terwijl de boot zich in beweging zet.
Tsjonge, dat was een narrow escape! Anders had ik nog een dag op het eiland gezeten en voor niks een kamer aan de wal geboekt…
Maar gelukkig heb ik niet in de rij hoeven staan zweten onder dat hete afdak.
Ik heb ruim de tijd om bij te komen. De passagiersruimte is koel. Ik heb water bij me, zoete pindakoekjes en zoute chips. Zo komen we die anderhalf uur wel door. De catamaran stampt en trilt dat het een lieve lust is en laat een breed onstuimig schuimspoor achter zich. Tegen dat we het vasteland naderen ga ik nog even op het bovendek in de wind staan en snuif de zilte zeelucht op.
Wat een mazzel: de Lomprayah company heeft mini-vans die passagiers naar hun hotels brengen. Dat kost maar 200 baht, terwijl je voor een taxi toch gauw tussen de 300 en 800 baht kwijt bent.
Ik ben in ‘mijn’ busje de enige passagier. Onderweg stoppen we twee keer om nog een medewerkster op te pikken. Het is een heerlijke rit, langs smalle rustige wegen met veel groen aan weerszijden. Hier en daar wat bedrijvigheid, maar niets van de armoede die in Cambodja zo het beeld bepaalt. Hier onderweg slechts één zwarte en één witte koe gezien. Na drie kwartier zijn we tegen de schemering – bij het Clean Wave bungalow resort. De receptie en de overdekte eetzaal liggen aan de kustzijde van de weg, de keurige, nieuwe – zij het ietwat steriel aandoende – bungalows ruim verspreid aan de andere kant.
Ook hier is Engels schaars. Het duurt even voor de meiskes die op de stoep zittene snappen dat ik een kamer heb geboekt. Maar als ik het toverwoord ‘Agoda’ uitspreek komt alles goed. Er wordt een jonge vrouw bij gehaald (de eigenaresse/manager?) die me welkom heet, mijn gegevens erbij haalt, de wifi-code overhandigt, een taxi voor me bestelt voor morgenavond, bevestigt dat ik hier kan eten en per creditcard kan betalen – en iemand meestuurt naar de overkant om mijn koffer naar mijn bungalow te brengen en mij mimisch uitleg te geven over de airco, douche en TV (die het overigens niet doet; daar komt later iemand voor, waarna ik vervolgens slechts één – Thaise – zender kan ontvangen die me niet boeit).
Ik werp mijn kleren uit en geniet van de goed werkende douche. Daarna installeer ik mijn stekkerdoos en leg mijn apparatuur aan de tiet. Dan wandel ik naar de ‘lounge’ en installeer me aan één van de tafels daar, waar ik me te goed doe aan een gin-tonic en de vertrouwde – steeds weer verrukkelijke – Pad Thai (vegetables/fried rice). Het uwuuw-vogeltje en de tokèh – die kennelijk zonder dat ik het wist met me mee zijn gereisd – geven me meteen een thuisgevoel.
Terug in mijn – intussen aangenaam koele – kamer maak ik het niet laat. Tegen half tien spreid ik mij dankbaar uit in de kussens en tussen de frisse lakens van mijn driepersoonsbed. Het duurt niet lang voordat ik wegglijd in zoete vergetelheid…
DINSDAG 31 MAART
Om half acht kom ik weer terug op aarde, maar ik vind het nog een beetje te vroeg. Ik zet de wekker op negen uur, maar mijn gedachten verhinderen me om terug te keren naar het niets. Dan maar weer even observeren. Gelukkig niet zulke kramp veroorzakende scenario’s – het is meer de working mind die plannen wil uitzetten voor de komende tijd in Nederland. Wil ik dat? Hmmm…. Nog ff niet. Laat ik eerst mijn lijf maar eens even uit de nachtelijke kreukels halen met wat yoyo-yoga. En dan eens kijken hoe de zee aan de oostkust er uitziet en voelt.
Mijn nog natte zwemkleren had ik gisteren in de badkamer opgehangen en die zijn intussen kurkdroog (alles droogt hier supersnel). Jurkje er overheen, handdoekje mee en oversteken. Ik kom niemand tegen, ook niet in de receptie. Zijn hier geen gasten?
Op Koh Tao aan de westkust ging de zon in zee onder. Aan deze kant komt de zon uit zee op. Het zand is hier nog witter en fijner dan op Koh Tao. Het brandschone strand is maagdelijk leeg, evenals de zee, zover ik links en rechts kan zien. Hier geen bootjes en geen guesthouses.
De zee is even transparant, maar iets levendiger dan op Koh Tao. Door de golven met witte schuimkoppen heen werp ik mij in de eindeloze deinende plas en drijvend op mijn rug in het lauwwarme water los ik weer op…
Als ik terugloop door de receptie is daar het Engels sprekende vrouwtje. Hoe laat moet ik uitchecken? vraag ik – wetend dat het standaard 12 uur is in de meeste hotels. Ze glimlacht. I give you two hours extra, zegt ze. Oh, wat lief… dan kan ik nog wat langer in mijn koele kamer werken.
Na het douchen ga ik – knus in de kussens – eerst mij dagelijkse klusjes weer doen: mail, WordFeud, blog. Hoewel de wifi het hier beter doet dan in Coral View, krijg ik niet direct plaatjes ge-upload. Hm, intussen is het kwart over twaalf en ik heb wel trek in iets. Even loslaten dus en weer naar de receptie.
Op de bank bij de ingang tref ik drie meisjes aan. Eén wakker, twee slapend, gedrapeerd over elkaar. Tja, er is hier ook niet veel te doen, qua gasten…
Als ik bij de balie vraag of ik wat kan eten, worden de arme schapen meteen wakker geschud: actie!
Ik positioneer me in het midden van de grote lege overdekte eetzaal op één van de ‘rechtvaardige’ stoelen. Geen ventilators hier (ook niet in de ‘lounge’), maar hier is tenminste een zeebriesje dat door de open ruimte speelt.
Onder het ruisen van de branding doe ik de brunch van potje thee, scrambled eggs met vers fruit, toast en marmelade alle eer aan: het is mijn laatste maaltijd aan zee voor waarschijnlijk een lange tijd.
Dan ga ik in de koelte van mijn kamer nog tien minuten breeduit op het bed liggen alvorens mijn koffer weer in te pakken. Dat is in tien minuten gepiept.
Om vijf over twee sta ik bij de balie om uit te checken. Ik hoop inderdaad dat ik met mijn MasterCard kan betalen, want de taxi kost 400 Baht en dan heb ik nog 600 Baht cash over.
En ja, gelukkig, het kan.
Nou, dan bestel ik voor de rest van de middag die ik hier nog door moet brengen:
– voor nu een orange juice
– voor half vier een mango shake
– voor vijf uur een Heineken bier (ja, ik vind het best leuk dat de bierbrouwerij waar mijn grootvader in het oude Nederlands-Indië voor werkte nog steeds wereldwijd scoort!)
– voor zes uur een gin-tonic
Met mijn gin-tonic en avondmaal van gisteren en de brunch van daarnet is de totale rekening 590 baht oftewel € 16,80.
En zo breng ik in alle rust werkend aan mijn blog de middag door in het restaurant. Af en toe zie ik toch nog een paar mensen langskomen en op een zeker moment tel ik wel tien figuurtjes op het strand en in de zee!
Als onderbreking ga ik onder een palmboom nog een klein half uurtje onder zeil op de smalle strook gras tussen het restaurant en het strand. Noek, de Engelssprekende manager (het blijkt dat het resort van haar familie is en al 45 jaar bestaat; zij zelf werkt er al zo’n 20 jaar – van kinds af aan, zeg maar; vorig jaar hebben ze een algehele renovatie doorgevoerd) is verontwaardigd dat ik niet heb aangegeven dat ik even wilde liggen: dan had ze een comfortabel rustbed voor me gemaakt. Maar ik vond het heerlijk, liggen op de aarde met boven mij het spel van de wiegende palmbladeren en daarachter de blauwe lucht.
Ik neem nog een paar foto’s – en dan schuif ik voor de laatste tien minuutjes toch nog maar even een ligstoel naar de stoep vóór de receptie, waar de hele familie zit, voor een praatje en mijn laatste slokjes gintonic. Prompt om zeven uur rijdt de (mooie witte) taxi voor. Nog een knuffel en een kushand en dan wordt mijn bagage ingeladen en ik uitgezwaaid.
De chauffeur spreekt geen woord Engels, dus da’s lekker rustig. Langs goed geasfalteerde wegen met weinig verkeer rijden we in een half uur naar het vliegveld. De chauffeur brengt mijn koffer meteen naar de check-in en negeert de security-check (daarvoor moet ik later nog even terug). De sfeer is gemoedelijk, er is geen wachtrij en alles wordt soepel geregeld. Ik geef de chauffeur 20 baht fooi, waar hij blij mee is, en heb er nu zelf nog 100. Daar kun je niet veel mee doen, dus ik zal in Bangkok toch nog wat dollars moeten wisselen of een paar flappen tappen.
En dan zitten we met zo’n 28 man/vrouw in de departure hal rond de TV. Het vliegtuig zou om 20.40 vertrekken, maar om 21.00 uur is nog nergens een vliegtuig of airport crew te bekennen. Dat wordt een latertje straks, want vanaf Bangkok Domestic moet ik zeker nog een uur rijden met de taxi naar mijn hotel (als ze dat weten te vinden) – of met de airport shuttle naar Suvarnabhumi International Airport, vanwaar mijn hotel een 24-uurs pick-up service heeft.
Dan komt het bericht: het vliegtuig heeft een uur vertraging. We krijgen allemaal een voucher van 100 baht voor een consumptie. Een restaurant is er niet, dus het wordt een gedrang bij het enige kleine winkeltje waar ze snacks verkopen. Ik wacht tot de ergste drukte voorbij is en dan helpt het goedgemutste verkoopstertje mij toch nog aan een kleine portie (koude) rijst met groenten, een kaastosti en een orangina.
Tegen dat ik dat allemaal naar binnen heb gewerkt is het vliegtuig gearriveerd en kunnen we aan boord. Brrr, het is weer zo’n propellervliegtuig, laag op de poten en met twee voorwieltjes dicht naast elkaar niet groter dan die van een scooter. Maar goed, iedereen doet alsof dit heel normaal is en dus geef ik me maar weer over, innerlijk geruststellend pratend tegen mijn lijf dat steeds de neiging heeft om zich schrap te zetten. Ik heb mijn kussen uit de koffer gehaald en nestel me in het hoekje bij het raam. Door een prettig toeval heb ik een plekje gekregen zonder passagier in de stoel naast me, dus ik heb alle ruimte.
Het is een voorspoedige vlucht met een zachte landing. Tegen elven zijn we in de aankomsthal. Als ik mijn koffer heb opgepikt en wat dollars heb gewisseld ga ik eerst informeren of ik met de (gratis) shuttlebus naar Suvarnabhumi kan. Maar dat blijkt alleen te kunnen als je een aansluitende internationale vlucht hebt. Dat ik daar een pick-up heb naar mijn hotel geldt niet.
Dus dat wordt toch een taxi. Daarvoor moet ik naar uitgang nummer 7 (ik ben bij 5). Oef, daar staan vier compacte rijen mensen te wachten op taxivervoer. OK, aanschuiven dus. Het gaat toch vlotter dan ik dacht en om tien over half twaalf stap ik in de auto bij een mooie rijzige man met een paardenstaart. Hij ziet er uit als die Indiaan uit One flew over the Cuckoo’s nest en ik voel me meteen in goede handen. Hij vraagt of het OK is als we de tolwegen gebruiken (die moet de passagier extra betalen bij drie posten en dat komt in totaal op € 4,30 extra). Ik vind het prima.
We suizen over de voor een groot deel lege tolwegen. Isaak, zo heet de ‘Indiaan’ heeft een prettige en bekwame rijstijl. Dankzij deze schortcuts duurt de reis geen uur maar veertig minuten. Om twintig over twaalf word ik voor de deur van The Cottage afgezet. Kosten: 400 baht. Ik geef hem nog 20 extra – en een big grateful smile.
Bij het inchecken (welcome back!) koop ik voor € 4,50 meteen maar 12 uur wifi-verbinding (hier is dat niet gratis – een uitzondering in Thailand!). En dan is het: kleren uit, douchen en bedje toe. De wifi krijg ik vooralsnog niet aan de praat. Maar omdat ik toch niet veel puf heb om nog te internetten, stel ik dat maar uit tot morgen.
WOENSDAG 1 APRIL
Om nog op tijd bij het ontbijt te zijn heb ik de wekker om 9 uur gezet. Maar ik ben al eerder wakker en geniet nog even van de ochtendsluimer tussen waken en slapen. Dan spoel ik onder de douche de nacht van mijn af, hang het bordje ‘kamer opmaken’ aan de deurknop en ga naar beneden.
De meisjes die in de eetzaal bedienen zijn ronduit ongeïnteresseerd. Het theewater is koud, de plateau’s worden niet aangevuld en er is geen yoghurt. Het ontbijt kost € 7,15 en ik besluit voor dat bedrag mijn eigen feestje te bouwen. Ik laat heet water aanrukken en componeer een bordje met gesmoorde bloemkool/wortel, komkommersla, twee spiegeleieren en een zelf (lekker bruin) getoast boterhammetje. Orangeade uit de (bijna lege) dispenser erbij en als afronding nog een halve pancake met marmelade. De koffie neem ik mee naar de lobby.
Daarna vraag ik hulp voor de internetverbinding. Een jongen wordt erbij gehaald en na enig geworstel komt het toch voor elkaar. Althans: in de lobby. Nu nog kijken of ik boven in mijn kamer de laptop ook online krijg. Hm, mijn kamer is nog niet opgemaakt. En de wifi doet het hier niet. Nou dan eerst maar weer naar beneden en in de lobby werken. Gelukkig hebben ze daar lekkere zachte banken en fauteuils. En het is er redelijk koel.
Om mijn lijf weer even te bewegen ga ik tegen half twee in het (lege) zwembad een paar baantjes trekken – nu de zon daar nog schijnt. Tijdens het aankleden daarna bedenk ik dat het een goed idee is om eerst de gestalde bagage maar eens op te halen en in alle rust de koffers opnieuw in te pakken. Met de cadeautjes die ik in Bhutan heb gekregen en de uitbreiding van mijn garderobe op Koh Tao heb ik intussen meer gewicht bij me dan toen ik vertrok. Om met de grote koffer onder de 20 kg te blijven moet ik daarom alles wat zwaar is in het cabinekoffertje kwijt zien te raken. Ik begin dus met wat er nu in de grote koffer zit op mijn bed uit te spreiden en te sorteren.
Dan ga ik op weg naar beneden om het cabinekoffertje en de twee tassen op te halen die ik hier heb geparkeerd toen ik naar Koh Tao ging. Maar in de gang word ik onderschept door één van de kamermeisjes: of ze mijn kamer op mag maken. Shit, nu liggen net al die spullen op mijn bed. Kan het niet later? Moeilijk, moeilijk… OK, just a moment. Ik smijt alles weer terug in de koffer en neem mijn laptop mee naar beneden. Eerst maar wat e-mailen in de lobby dan.
Er is een appje van Jeanette van Amerongen, met wie ik vorige winter door Laos ben gereisd en die ook heeft meegedaan met een deel van de Bali-workshop. Zij werkt op de intensive care van een ziekenhuis in Utrecht. Vorige week had ze me laten weten dat de pijn in haar bovenrug waar ze al een tijdje last van had veroorzaakt blijkt te worden door een (naar het zich liet aanzien goedaardige) tumor aan de binnenkant van haar ruggengraat. Nu liet ze weten dat het gezwel toch kwaadaardig lijkt te zijn en dat ze vandaag geopereerd gaat worden. Gedver. Tussen acht en elf. Ik reken even om naar de tijd in Thailand. Dat is over een kwartier! Ik app dus terug dat ik aan haar zal denken en wens haar overgave en vertrouwen.
Vervolgens stuur ik het nieuws door naar de Nederlandse Bali-deelnemers met de suggestie om haar wat bemoedigende en helende energie te sturen.
Dan is Willem (Gosselt) online die opmerkt dat mijn reizen voortaan toch wat anders verdeeld moeten worden, want deze is echt te lang. Ik glimlach om dit indirecte blijk van genegenheid en voel een warme gloed rond mijn hart. We maken een lunchafspraak voor Goede Vrijdag.
Vaag dringt het tot met door dat er al die tijd om me heen een colere-herrie is geweest van een kudde Chinezen die in de lobby is neergestreken. Nauwelijks iets van gemerkt… Leve de singlepointedness!
Inmiddels is mijn kamer vast wel klaar, dus ik haal bij de receptie de gestalde bagage op en ga aan de slag met het herpakken. Na anderhalf uur ben ik tevreden met het resultaat: de grote koffer weegt 19,9 kg en de kleine 8 (5 is geloof ik het maximaum, maar de handbagage wordt doorgaans niet gewogen.
Met een Heineken installeer ik mij nu weer gezellig in de lobby (die nu leeg is), ditmaal om mijn blog bij te werken en nog wat plaatjes te uploaden. En tegen half zeven bestel ik in de kantine mijn vertrouwde Kaw Pad, rijst met groenten. Die is hier heel lekker, moet ik zeggen.
De rest van de avond ben ik verzonken in geschrijf. Nog even is er een onderbreking van een familie die zit te wachten op Opa, die elk moment kan aankomen. Het is een Engelsman die in Australië woont met zijn Thaise vrouw, die al twee kinderen had en nu nog een kleintje van een jaar of twee erbij heeft van hen beiden. Opa, die kersvers uit England aankomt, heeft dit kleinkind nog nooit gezien, dus dat is spannend! Morgen gaan ze met de hele bubs naar de ouders van de vrouw hier in Thailand.
Het jongetje is druk en doodmoe en jengelig. Maar hij moet natuurlijk nog even opblijven totdat Opa hem heeft gezien… Dus Pa houdt hem manmoedig bezig en droogt zijn tranen als hij zich heeft gestoten en een keel opzet. Moeders ziet er uit of ze het wel een beetje gehad heeft en laat het allemaal maar over zich heenkomen.
Na het weerzien bij de receptie verdwijnen ze allemaal naar hun kamers en keert de rust in de lobby weer. Ik bestel nog een orange juice (die hebben ze hier niet vers maar uit pakken, barstensvol met suiker, maar hij smaakt me prima) en ben dan nog tot half twaalf verdiept in mijn schrijfsels. Ik zeg de mensen achter de balie gedag en maak mij op voor (voorlopig) een laatste nacht met airco.
De wekker zet ik op acht uur. Dan heb ik nog tijd om rustig te douchen, te ontbijten en een laatste blik op mijn mail te werpen.
Eenmaal in bed tussen alle kussens verdeel ik zo’n twee uur lang mijn aandacht tussen de film van mijn gedachten, mijn nog steeds jeukende rug (lekker krabben, maar niet te hard) en het besef van lekker liggen – totdat de slaap het overneemt.
DONDERDAG 2 APRIL
Om kwart voor acht word ik wakker. Hm, nog even tijd dus voor wat yoyo-yoga om het stijve lijf wat te versoepelen. Straks in het vliegtuig zit ik 13 uur gekluisterd aan mijn stoel.
In de kantine is het druk. De meisjes zien er nog steeds ongeïnteresseerd uit, maar zijn nu wel wat actiever en de plateaus worden regelmatig aangevuld. Ineens realiseer ik me weer dat wat ik waarneem niet los staat van mijzelf: ik ben het die geen interesse toont in de meisjes. Die hier toch maar dag in dag uit van zes tot tien en dan daarna weer vanaf 11 uur stand-by moeten zijn voor die doorlopende stroom vretende mensen die alleen maar eisen stellen of wat te mekkeren hebben en ze verder niet zien staan.
Met een goed geslaagd spiegelei op mijn bord tik ik op de glaswand die de kantine van de keuken scheidt. Een vrouwtje schuift het raam open en kijkt me vragend aan. Ik steek mijn duim op, wijs naar het spiegelei en zeg: ‘Very good!’ Ineens verandert de sfeer. De vrouw glimlacht breed en de rest van de bediening – die dit kennelijk heeft meegekregen – knikt me vriendelijk toe. En als ik even later vertrek en mijn hoofd nog even om de hoek van de keuken steek, zwaaien ze me allemaal na.
Ik haal mijn koffers op en ga in de lobby nog een half uurtje online, totdat om iets voor tien de minibus klaarstaat.
Behalve ik zit er nog één man in. Die had was me in de kantine al opgevallen, omdat hij nogal lang was en wat moeilijk liep. Ik ga naast hem zitten en stel me voor. Hij blijkt Edward te heten en blijkt een Nederlander te zijn. Maar hij woont en werkt in Maleisië. Nu gaat hij de Paasdagen bij zijn kleinkinderen in Gouda doorbrengen. Zijn vrouw is daar al en zij zingt morgen in de Mattheus Passion, waar hij zich op verheugt.
Ik vraag hem hoe hij zo in Maleisië terecht is gekomen. Nou dat is een heel verhaal, maar het komt er op neer dat hij indertijd nadat Pim Fortuin wat vermoord een tijdje minister was. En de politieke sfeer in Nederland was in die tijd zó gespannen en vijandig, dat hij zich daar niet meer lekker voelde. En gelukkig wilde zijn vrouw wel mee-emigreren.
Dan zijn we al bij Suvarnabhumi airport aangekomen. We wisselen visitekaartjes uit en dan gaat hij naar de KLM- en ik naar de Eva Airlines-balie om in te checken. Dat gaat vlot, evenals de security check. De lange rijen komen pas in zicht bij de paspoortcontrole. Ik haal mijn iPad met Osho maar eens uit mijn schoudertas en zo verdwijnt de wachttijd.
Mijn laatste Bahts spendeer ik bij een gezellig zitje aan een Heineken en een Thaise Papaya-salade – die ik niet echt lekker vind en dus maar voor de helft opeet. En dan koop ik nog wat wierook en zeep, die ik met mijn laatste dollars kan betalen.
Het boarden gaat ook soepel en met slechts een kwartier vertraging gaan we met de grote Thaiwanese kist van Eva Air de lucht in. Drie keer drie stoelen op een rij. Hoewel ik een raamplaats heb, zie ik weinig want ik zit boven de brede vleugel. Naast me zit een Thaise vrouw met haar zoon van 14. Drie maanden nadat hij geboren was kwam haar man om bij een motorongeluk. Dat zette haar hele wereld op z’n kop. Vijf jaar geleden ontmoette ze een Nederlander, met wie ze nu in Amsterdam woont en een dochtertje heeft. Haar zoon woont nog in Thailand, maar komt nu voor het eerst met haar mee naar Nederland.
Al gauw komen we in een heftige turbulentie terecht. En dat blijft zo ongeveer de eerste vijf uur zo. Als het schudden erg is hoor ik onder mij (bij de ingetrokken wielen?) af en toe klonk-klonk, wat het nog enger maakt. Ik heb dus flink wat werk aan het toespreken van mijn lijf, dat vrijwel voortdurend de neiging heeft om in angstkrampen te schieten, die uiteraard nergens toe dienen.
Er is een groot aanbod van muziek en films. Ik kijk een stukje naar ‘Catch me if you can’ en een sprookjesmusical film met Meryl Streep, maar beide kunnen me niet boeien. Na een dutje en wat werken aan deze blogtekst probeer ik de Pinguins van Madagascar. Supersnel maar wel leuk en mooi gemaakt. Dus die zie ik tot het eind.
Inmiddels is het vijf over vier in Nederland en we komen om 20.40 aan op Schiphol. Dus nog viereneenhalf uur te gaan. We zitten ergens boven het Midden-Oosten, Bagdad ligt net achter ons, Amman komt eraan.
Ik heb een extra dekentje gevraagd want ik heb koude voeten. Dat wordt straks thuis met een kruikje naar bed…. Het regent in Nederland en de temperatuur is 9 graden overdag en ’s nachts kan het 2 graden vriezen. Wat een overgang…
Toch is het fijn om weer naar huis te gaan en het leven daar weer op te pakken. Zeker met het vooruitzicht dat ik in augustus weer ga reizen. Ditmaal naar naar Canada: twee weken geleden kreeg ik van Eline Kirova, één van de deelneemsters aan de Bali-workshop, een uitnodiging om in Montreal een paar workshops en wat sessies te komen geven.
De laatste twee uur vliegen voorbij dankzij een film die ik vind over mensen in en om het Cirque dus Soleil: ‘Grazing the Sky’. Prachtig en fascinerend.
Met twintig minuten vertraging komen we aan op Schiphol. Henk had aangeboden om mij te komen ophalen, maar ik geef er de voorkeur aan om in mijn eigen tempo de koffer op te halen, warme kleren aan te doen en de trein naar Arnhem te pakken. Dus nu komt hij mij van het hoofdstation oppikken. Ik moet dan wel even een telefooncel opzoeken of iemand zijn mobieltje lenen om de aankomsttijd door te bellen: mijn eigen Samsung is immers niet te gebruiken vanwege de zoekgeraakte SIM-kaart…
Er is geen rechtstreekse trein naar Arnhem, dus ik moet in Utrecht overstappen. Op het eerste traject heb ik een leuk gesprek met twee medereizigers, Adriaan en Mark, over Bhutan. Adriaan is een beetje aangeschoten en verontschuldigt zich herhaaldelijk over het feit dat hij een paar biertjes op heeft. Tja, het is Witte Donderdag en er komen een paar vrije dagen aan…
Op het tweede traject zit ik naast een meisje dat mij wel even haar mobiele telefoon wil lenen. Net heb ik Henk mijn aankomsttijd doorgebeld als de trein – even na Ede/Wageningen – stil staat. Er wordt omgeroepen dat we ergens tegenaan zijn gereden en dat de machinist op onderzoek gaat. Oh nee toch… Ooit heb ik meegemaakt dat de trein waarin ik zat over iemand heen reed die zich ervoor had geworpen (een akelig geluid van een lichaam dat door de kiezelstenen rond de rails wordt gesleurd – dit geluid hoorde ik overigens nu niet). Het duurde wel twee uur voordat de politie alle resten had verzameld in plastic zakken en we weer verder konden rijden.
Ik maak dus nog een keer gebruik van het mobieltje van mijn buurvrouw om Henk te zeggen dat ik geen idee heb wanneer we aankomen. Maar een paar minuten laten komt het bericht dat alles in orde is en we weer verder kunnen rijden. Weer bel ik Henk en dan duurt het geen tien minuten meer voordat wij elkaar iets over elven kunnen omarmen op Arnhem Centraal.
We rijden naar zijn huis, waar het houtkacheltje brandt (heerlijk, want het is hier erg koud vergeleken bij Thailand) en we tot half twee bijpraten onder het genot van een rood wijntje. Dan brengt hij mij naar huis en helpt me met de bagage.
Oh… wat is het fijn om weer thuis te komen… en wat ziet het huis er schoon en opgeruimd uit… Frouke – die ik niet meer zie omdat ze al bij haar schoonouders in Amerongen zit en morgen naar Frankrijk rijdt) heeft zelfs mijn bed opgemaakt. In de huiskamer vind ik een paar kindertekeningen van Samuel.
En op de tafel staat een bos rode rozen van Sangito.
De post is keurig gesorteerd – en in de Arnhemse Koerier van deze week staat warempel een stukje over de Flowering introductie-avond van a.s. woensdag. Dan heeft mijn persbericht vanuit Thailand toch gewerkt!
Ik pak mijn koffers voor een deel uit en neem een hete douche. Dan kijk ik in mijn knusse bedje nog even naar mijn e-mail en laat mijn WordFeud tegenspelers weten dat ik goed ben aangekomen. Zo wordt het toch nog kwart voor vier voordat ik de wekker zet (op tien uur, want om elf uur komt mijn schoonmaakster Marieke mij helpen met uitpakken en ‘landen’) en onder zeil ga. Ik slaap als een roos.
GOEDE VRIJDAG 3 APRIL
Met Marieke ga ik naar ‘Goed’ voor een koffie met gebak, voordat we aan de slag gaan met uitpakken en opruimen.
En om kwart over één komt Willem mij ophalen voor een heerlijke lunch bij Caspar. Daarna doe ik wat telefoontjes (onder andere spreek ik af met Rinus van Warven, die mij uitnodigt voor een interview a.s. woensdagochtend, waarna we het meteen kunnen hebben over mijn talkshow plannen). En dan is het de hoogste tijd voor een jetlag dutje. Tegen half acht ben ik weer wakker en stap ik op mijn fietsje om te kijken of ik bij de Mediamarkt een nieuwe witte draadloze telefoon voor mijn vaste lijn kan vinden. Een half jaar geleden heb ik een goedkoop setje gekocht bij de KPN-winkel, maar dat was zwart – en de tekst in het display bleek vrijwel onleesbaar. Ik kwam er dan ook steeds maar niet toe om de telefoonnummers in te voeren. Rigoureus besluit ik nu om deze set af te schrijven. En waarachtig: Bij de Mediamarkt vind ik een (goed leesbaar en zeer betaalbaar) wit exemplaar helemaal naar mijn zin. Deze telefoon kan draadloos de ingevoerde nummers overzetten naar de tweede handset.
Tevreden over mijn impulsieve actie fiets ik de Steenstraat in om een hapje te gaan eten bij Kwong Chow, mijn ‘huiskamer-chinees’. Maar die blijkt dicht te zijn op Goede Vrijdag. Dan maar naar Metropole aan de overkant. Om ter afronding van mijn (voornamelijk vegetarische) reis mijn carnivoor maar weer eens uit te laten: ik trakteer mezelf op een lekkere Bavette (lendenbiefstuk) met aubergine-puree, sperzieboontjes, peultjes en goed bruin gebakken frieten. Het is druk en gezellig daar en ik geniet op mijn gemak van weer in Arnhem te zijn.
Thuis wil ik nog even naar het nieuws van tien uur kijken om te zien hoe het met de wereld is, maar ik kom terecht in een programma met ‘Popie-Jopie’ André Rieux in Wenen en laat me graag meeslepen door zijn aanstekelijke enthousiasme. Dan wordt het dus het nieuws van twaalf uur, dat weinig verheffends heeft te melden.
Lekker slapen dus. Maar eerst pak ik mijn nieuwe telefoon-set uit, plaats de batterijen, bevestig de snoeren en sluit hem aan op het net. Dan kan ik morgen meteen beginnen met het invoeren van de telefoonnummers…
ZATERDAG 4 APRIL
Om half zeven ben ik alweer wakker. Het is nog schemerig en het regent. Ik wil meteen aan de slag met de telefoon. Maar de A5- handleiding heeft hele kleine lettertjes en zelfs met een leesbrilletje kan ik de 23-pagina tekst nauwelijks lezen. Dus doe ik mijn ochtendjas aan en ga naar boven naar het kantoortje. Kijk, ik heb nog een all-in-one printer/copier! Ruim een uur ben ik bezig met het vergroten van alle pagina’s naar A4 en het maken van een mooie leesbare handleidingmap met plastic hoesjes.
Tevreden ga ik weer naar beneden. Zal ik nog even gaan slapen? Nee, eerst de rozen bijsnijden want een paar dreigen het kopje te laten hangen. Dan douchen en ontbijten. Er zijn nog eieren en boter in de koelkast. In de voorraadkast vind ik rijstwafels, ontbijtkoek en bitterkoekjes. Beschuit is er ook en een cupje aardbeienjam. Evenals English breakfast tea, honing, tahin en coffee creamer. Koffie heb ik nog over van de reis. Straks ga ik wel boodschappen doen (ik krijg morgen op eerste Paasdag een logee), maar voor nu heb ik meer dan genoeg.
Als ik me uitgebreid tegoed heb gedaan aan de overvloed, nestel ik mij weer in bed en begin met het invoeren van de telefoonnummers. Ah, dit display is helder en duidelijk! En wat leuk om te doen! Als de belangrijkste nummers er instaan bel ik een van mijn dierbaren, Aloys, de vader van Willem, om te vragen of hij zin heeft om met Selma en mij naar de film ‘Still Alice’ te gaan in Focus. Een prachtig en aangrijpend document over een vrouwelijke professor in de linguïstiek die Alzheimer krijgt. Ik krijg zijn antwoordapparaat en spreek mijn bericht in.
Dan wijd ik mij aan mijn to-do-lijst. Er staat weer heel wat op het programma en het is zaak om helder te krijgen welke dingen de hoogste prioriteit hebben. Het werkt goed om gewoon alles wat er in mijn hoofd opkomt zonder onderscheid op te schrijven en daarna te rangschikken.
Reacties zijn gesloten.