2018-02-02 Lombok/Bali

VRIJDAG 2 FEBRUARI 2018

 

Vandaag vertrek ik naar Bali. Om 13.00 uur vaar ik met de ‘slow boat’ catamaran (scheelt 6 Euro) in ruim een half uur naar het vasteland van Lombok, waar ‘mijn’ chauffeur Saffrudin me zal opwachten voor de 3-uur rit naar Praya Airport.

’s Morgens om half zeven – ik heb niet veel geslapen – ga ik nog even het water in om afscheid te nemen van de blauwe zee en het witte strand.

In Noord-Bali is ook een heldere zee, maar die oogt grijs vanwege het zwarte (vulkaan)zand. Daarom zijn daar ook minder toeristen…

Er is niemand in het water – alleen de kleurige bootjes dobberen op en neer. Wel is het eb, waardoor er meer stenen en koralen zijn. Omzichtig zoek ik, liggend op mijn buik, met mijn handen de zandplekken op in het lauwe, ondiepe water. Als ik genoeg diepte heb draai ik mij op mijn rug en laat me drijven onder het wijde uitspansel waar de regenwolken van de nacht langzaam plaats maken voor een het ochtendblauw. Dit is voor mij het dichtst bij ‘opgaan in iets wat groter is dan ik…’

Terug bij mijn kamer word ik getroffen door de schoonheid van een witte bloem, zwaar van de regendruppels van de afgelopen nacht…

 

 

 

 

 

Na een laatste warme douche neem ik de tijd om in alle rust mijn koffers te pakken.

Iets vóór tienen ben ik klaar en beloon mezelf met een heerlijk ontbijtje van gepocheerde eieren, toast, thee en een mix van papaya- en ananassap.

Ik heb gisteren al afgerekend, dus ik kan me nu – aan een tafeltje dicht bij het water in de schaduw van de bomenrij nog even wijden aan een paar fimproefjes – in het Nederlands en in het Engels – voor mijn eerste vlog.

Ebbyn van restaurant Karma nodigt mij via Messenger uit voor een laatste koffie en dus wandel ik daarheen.

Hij laat op zich wachten, want ik kom net in zijn ‘break’ aan. Sippend van mijn ice coffee met Baileys gebruik ik de tijd om nog wat verder te werken aan mijn boekvertaling, aan de bar met ook weer uitzicht over de aanrollende golven.

 

 

 

 

 

Na een roerend afscheid van Ebbyn, die net op tijd verschijnt, wandel ik terug naar Nautilus, waar ik ruim op tijd ben om nog vóór het afscheidsritueel aldaar een tweede Engels proeffilmpje te maken.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Dan is het zover. Roerend neem ik bij het restaurant afscheid van de jongens, die blij zijn met hun fooi en een ansichtkaart van mijn schilderij Sharing, dat bij mij in de huiskamer hangt.

Dul, die mij uitzwaait, zorgtvervoor dat mijn bagage droog op de boot komt. Tot mijn verbazing ben ik ook op de publieke slow boat de enige passagier.

Adhiyen is mijn bootsman. Een mooie spontane jongeman met een brede smile.

Onderweg vertelt hij mij over zijn leven. Een half jaar geleden overleed zijn jonge vrouw en liet hem achter met hun 3-jarig kindje. Terwijl hij werkt, zorgt zijn familie voor de kleine.
Als ik medelevend zijn hand druk, zegt hij: “You have nice touch…” Dan nodigt hij mij uit om naast hem op zijn bankje te komen zitten en wij slaan de armen om elkaar heen. Na een tijdje – de kust komt al dichterbij – vraagt hij: “You like to kiss?” Nou eh…, dat gaat mij een beetje te ver. “Why not?” zegt hij met een stralend-witte glimlach? Tja… why not?
Ik kus hem vluchtig op de lippen, maar moet me snel terugtrekken voor zijn gretige respons: ik wil het wel vriendschappelijk houden…

Voor hem is dit vreemd en totdat we aankomen discussiëren wij over onze verschillende standpunten…

Dan nemen we grinnikend afscheid. En daar, op het strandje, staat Saffrudin al op mij te wachten…

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Halverwege de lange rit naar het vliegveld stapt de manager van Nautilus bij ons in: hij heeft een bespreking gehad op het vasteland en moet nu in Praya (dicht bij de airport) zijn zoon van school ophalen.

Er is dan ook geen tijd om nog even wat te drinken. Ik vind het wel prima om bijtijds op de luchthaven te zijn en niet te hoeven haasten.

Na een voorspoedige vlucht van drie kwartier landen we tegen half negen ’s avonds op Denpasar. Daar is het even zoeken naar Dimas, die op een andere verdieping op mij wacht. Gelukkig hebben we elkaars telefoonnummer en zo komen wij toch betrekkelijk snel tot elkaar.

We zijn blij om elkaar na lange tijd weer te zien. Wel even schrikken voor mij: Dimas heeft in vier jaar ruim twee keer zijn toch al stevige postuur gekregen. Als ik in vier uur lange autorit naar Pantai Mas zijn verhalen hoor, snap ik hoe dat komt…

Hij is de rechterhand van een baas die een miljoenenbedrijf runt in bulldozers en ander heavy equipment voor de wegenbouw. De klanten zijn aannemers die voortdurend overhoop liggen met elkaar en de overheidsinstanties over de beschikbare trajecten – en die vaak ook niet hun rekeningen betalen.

Dan moet Dimas dag en nacht standby zijn en in actie komen om – desnoods met geweld – alsnog de achterstallige schulden binnen te krijgen. Een gevaarlijke en zenuwslopende baan, waarin hij een uitsmijterspostuur goed kan gebruiken.

Ook op Pantai Mas zijn het spannende tijden nu zijn vader Evert er niet meer is, die hem altijd met raad en daad bijstond, terwijl de toko toch moet doordraaien. Soms rijdt hij twee tot drie keer per dag op en neer naar Denpasar om nieuwe gasten op te halen. Met de nachtelijke oproepen van zijn baas leidt dat regelmatig tot slaapgebrek. Al met al begrijpelijk dus dat hij een fysieke buffer heeft opgebouwd.

De rit naar Pantai Mas door de bergen in het binnenland vereist al zijn stuurmanskunst, want door het noodweer van de afgelopen dagen zijn gedeeltes van de bergwegen weggeslagen.

Op tweederde van de rit – het is al tegen half twaalf – zijn we dan ook blij dat we nog even terecht kunnen bij zijn ’tweede familie’: een sympathieke Fransman en zijn stille, nuchtere maar humoristische Balinese vrouw (die gewoon doorgaat met haar werk) – beiden bakens van rust.

 

 

 

 

 

 

 

Ze hebben  een gerieflijk huis met een grote woonkeuken, een moestuin en een winkeltje/café hoog in de bergen, waar ze regelmatig gasten krijgen die van noord naar zuid en terug reizen. We genieten van hun warme onthaal, de vers gebrande koffie, de wijn (alleen voor mij) en het stokbrood met Franse kaas. Zowel Marc als ik vinden het fijn om weer eens even Frans te kunnen praten.

Dan gaan we weer verder langs de smalle wegen met de vele steile s-bochten. Tegen enen komen we eindelijk aan. Dimas heeft mij onderweg al verteld dat het momenteel volle bak is op Pantai Mas, vanwege een 80-jarig verjaardagsfeest waar morgen meer dan honderd mensen naartoe komen. De kamer die voor mij was gereserveerd hebben ze voor vannacht moeten weggeven aan een gast bij wie de airco is uitgevallen. De enige plek waar ik nu terecht kan is de slaapkamer van (wijlen) Evert en Dayu en ik krijg het privilege om  – kosteloos – de nacht door te brengen in het echtelijk bed. “Je bent toch niet bang voor geesten?”, grapt Dimas. “Nou eh…” – maar ik besluit dat ik hier prima zal slapen, in de energie van die twee mij dierbare mensen.

En zo gebeurt het.